Oude Vlaamsche gedaante van 't woord Coyghem
ST Jans Hospitaal te Brugge (1220). - Ic Philips Castelein van Maldeghem make cond hem allen die dese iegewoordighe lettre sullen sien, dat ic ghegheven hebbe Regnoude van Coyenghem minen cnape al die tiende van Sanchmezele de houde ende de nieuwe van mi te leene eeuwelike te houdene ende de voorzeide Regnoud es mi sculdich jaerlyx te ghevene een paer handschoen in kennessen van dese leene. Dit was ghegheven up de brucghe te Visinkes in Karsnachte en dit kennen mine mannen te wetene Dierkin van Maldeghem, min broeder, Heinric van Dirent, Jan Van der Donc, Wouter de Muenc en Boudin de Ketelaere. Ende omme dat blive moete van werden ende ghestade zo hebbic met mine zeghels gheconfirmeert. Ghegheven int jaer ons Heeren M. CC ende twintich. (Jaerboeken van de Emulatie, 1840.)
IN 1666 wierd de troonbeklimminge van Karel II, zoon van Philip V, koning van Spanjen en Heer der Nederlanden, plechtiglijk te Gent gevierd.
Don Francisco de Moura y Contreal, algemeene bestierder der vereenigde Nederlandsche gewesten, moest twee jaren later de reize van Gent naar Brugge ondernemen. Hij koos den waterweg, en toen hij aan Sint-Jooris kwam, vond hij geheel de gemeente in feeste. Het was immers kermisse.
De eerw. heer pastor van Sint-Jooris, Sebastiaan Semyn, bood zijne spaansche hoogheid den wijn van eere aan, en dat in eenen beker versierd met de wapens van het Spaansche Huis.
Na zijnen dienst gedaan te hebben wierd de beker in 't water van de vaart geworpen. Maar, wonder genoeg, in plaats van te zinken, zwom hij boven en dreef recht naar den oever.
Twee gedichtjes wierden gemaakt bij deze gelegenheid, en te Brugge bij Lucas van de Kerkhove in 1668 gedrukt:
't Eerste:
Men had 's konings santé met wijn uit mij gedronken,
En ick en ben daer naer in 't water niet versoncken:
Ick bleef, oock naer den val van ondergang bewaerd;
Het wapen dat ik droeg dat was mijn Sauvegaerd.
Het andere:
Ick swemm', ik drijf, ik zeyl, ick vlot,
Tot winden en tot golven spot:
En in 't gevaar soo vaer ik vrij;
's Konings Fortuin die zeylt in mij.
Vertaald uit het ‘Messager des Sciences Historiques’ jaar 1891, bl. 247.