ze hedendaags niet meer. Sommige Vlamingen besluiten daaruit dat het werkwoord kunnen in dergelijke zeggenschappen gouwsprake of slechte tale is, en ze vervangen het, te boeke en ook wel te monde, door het werkwoord kennen, zelfs als ze willen bedieden: eene tale ‘machtig zijn’.
Die Vlamingen hebben groot ongelijk, dat ze alzoo goeds moeds en zonder nood gaan armoede zweren.
De Duitschers spreken wel van ‘deutsch kônnen’ d.i. duitsch kunnen. In 't engelsch is 't nu altijd van to know englisch; voortijds nochtans was 't anders. Dr Karel de Gheldere vertelt, in de voorrede zijner Landliederen, hoe dat de taalgetrouwe Engelschmans, nadat Willem de Veroveraar hun volk verfranscht hadde, den verfranschten edelman uitscholden en zongen van:
French use this gentleman
Maar, om de aanverwante spraken daar te laten en met onze eigene moedertale voort te doene, hier volgen eenige voorbeelden die genoegzaam zullen toogen dat wij hoegenaamd geene redens en hebben om aan bovengemeld onderscheid tusschen kunnen en kennen te verzaken.
In Pitiscus' Lexicon Latino-Belgicum, gedrukt te Rotterdam in 't jaar 1771, staat scit omnes linguas verdietscht door: Hij kan, of, verstaat alle taalen.’
In 't Leven van Sinte Luutgarde, dat ten jare 1885, naar eene oude oorkonde, bij Michiel Ceysens tot Hasselt gedrukt wierd, leest men op bldz. 20: ‘Als sy in de duytsche (dietsche) tale aensprack eenighe persoonen, die de duytsche tale niet en konden, wiert sy van hen mirakeleuselyck verstaen.’
De vertalinge van Q. Curtius, gedrukt tot Antwerpen, by Hieronymus Verdussen ten jare 1699, verdietscht op bldz. 68: peritum Persicae linguae als volgt ‘dewijl hy de Persiaensche taal wel kost.’
Dasypodius' Dictionarium germanico-latinum, gedrukt tot Antwerpen in 't jaar 1556 zegt op 't woord spraecke: ‘Veelderley spraecken cunnen, varias linguas scire.’
Wilt ge nu eenen Hollander hooren van in 't begin der