nieuwen herder tot wijd buiten de parochie gaan afhalen. Soms zijn ze ook met smakken of zweepen gewapend, banen den doortocht en maken een helsch lawijd tot in de kerk toe. 't Is zeker 't heidendom dat den waren Godsdienst ontvangt?
Een zwarte, die volgens de overlevering vast en zeker het heidendom verbeeldt, zal voor de kerkzulle gaan liggen en de pastoor zal hem vertreden, eer hij 't Godshuis binnenstapt.
Gewoonlijk ook nog ligt aan de kerkdeur, in eenen krocht, de duivel verscholen. Hij zal den nieuwen herder niet binnenlaten vooraleer deze de muil met een geldstuk gestopt heeft.
Een kind biedt den heer pastoor een schaapken aan met eene zilveren mák, die als een vlaaienschupken later dienst kan doen.’
(Getrokken uit ‘'t Daghet in den Oosten,’ 1889, 3de afl.)
OP den 23sten april van 't jaar 1843 was de zeer eerweerde Heer Jacob De Haene, zaliger, overste van 't kleen seminarie van Haesebrouck in Fransch Vlanderen, te Roomen, bij cardinaal Mezzofante, den vermaarden taalkundige.
‘Uit welk bisdom zijt gij? Vroeg de cardinaal eerst, in 't Fransch.
‘Uit het aartsbisdom van Kamerijk,’ antwoordde ik.
‘Spreekt men daar geen andere talen als de Fransche?
‘Toch wel, uwe Hoogheid: Vlaamsch.’
Van nu voort en sprak de cardinaal niets anders meer als Vlaamsch, rechts als of hij een geboren Vlaming geweest ware, ievers van 't Kortrijksche; en zonder eenen enkelen keer te haperen.
Zelfs gaf zijne Hoogheid mij nog eene lesse toe.
Ik had immers, 'k en weet niet meer op welke vrage, geantwoord:
‘Ellijtje.’
Cardinaal Mezzofante onderbrak mij:
‘Dat woord en versta ik niet,’ zei hij, in mijne oogen kijkende.
‘Inderdaad,’ antwoorde ik, na wat nadenkens: ‘Ellijtje, dat zegt het volk, maar het rechte woord is een weinig.’
‘Ja zoo, een weinig,’ zei de cardinaal, en hij eindigde 't gesprek met ons te laten weten dat hij al zijne talen geleerd hadde als hij, te Bolonja, boekwaarder was van de Hoogeschole en aldaar lesse gaf in de Oostersche spraken.
Uit het werk van den eerweerden Heer J. Lemire, leeraar in 't kleen seminarie tot Haesebrouck: L'Abbé De Haene et la Flandre. Lille, F. Deman, 69, rue Esquermoise, 1891, bl. 162.