Dat de man een ware geleerde was en beweren wij niet, maar hij had toch eene zekere beroemdheid verworven, die nochtans niet voldoende en hadde geweest om zijnen name tot het nageslacht over te zetten, ware het niet van ‘Den grooten ende eewigen Almanack voor de stad Brugge,’ dien onze geneesmeester ten jare 1550 liet drukken.
De brave man was geheel en gansch doordrongen van de gedachten die dan in omloop waren over de macht van zonne, van mane en van sterren op de gezondheid der menschen.
Volgens het zeggen der oude grieksche en latijnsche natuurkundigen, moesten zonne, mane en sterren als de eenige ware oorzake aanzien worden van vele dingen die op de wereld geschieden, en onder andere van het groot verschil dat tusschen de menschen hun wezen en hunnen aard bestaat.
Aangezien de menschen op verschillige tijdstippen geboren worden, wanneer de hemel een geheel verschillend uitzicht heeft, wanneer de mane en de zweefsterren op andere plaatsen zitten en in den hemel andere teekenen verbeelden, zoo meenden de ouden daar alleene de reden te moeten zoeken waarom de een mensch lang groeit en de andere kort, de een mager is en de andere vet, de een bleek en de andere rood, enz. enz.
Natuurlijk ook gingen de ouden daar insgelijks de oorzake zoeken, zoo niet van alle, toch van vele ziekten; en onmogelijk was het van sommige dier ziekten te genezen, 't en zij met de meêhelpende kracht van gunstige sterren of teekens.
Niemand en zal het zeker verwonderen dat de mane nogmaals verre de meeste macht had. Maar waarom, meent gij? Omdat, ‘zei men’, de andere hemellichten te hooge en te verre zitten, om rechtuit op de eerde te werken; maar de mane integendeel zit tusschen de twee: al de eigenschappen en de macht van de bovensterren vallen op haar, en zij werkt ze uit op den eerdbol!’
Zoo hadden de ouden geschreven, en in de jaren 1500 warender vele geneesmeesters die hunne werken doorlazen en hunnen raad stiptelijk volgden.