Mingelmaren
EEN ambtenaar van Congoland meldt dat de Zwarten van Midden-Congoland tellen gelijk wij, met dit verschil nochtans dat zij, in stede van zeventien, achttien en negentien, altijd zeggen: twintig-min-drie, min twee, min een.
En dat is voor iedereen 't volmaakste!
Zij kennen de getallen, elve, twaalve,... een-en-twintig, maar gebruiken ze zelden. Telkens dat zij in hunne tellinge tot aan het getal tien komen, maken zij met eerde eene schreve op hunnen rechter arm en zij tellen dan de schreven te zamen.
De getallen en kunnen zij niet schrijven; knopen in eene touwe of in eene wisse, kerven in een stuk hout, dat is al dat zij bezitten om geschrevene getallen te verbeelden.
In hun huis hebben zij eene bijzondere plekke voor die knopen en kerven, volgens dat ze betrek hebben op hunne zwijnen, geeten, hennen, schapen, enz.
Hun goed hebben en hunne schulden zijn met bijzondere knopen of kerven aangeteekend.
Die knopen en kerven zijn van dagelijksch gebruik: deze die hem voor 12 maanden verhuurt, maakt eenen knoop bij elke nieuwe mane; een andere die eenen reistocht vergezelt, snijdt alle dage eenen kerf in zijnen gastok.
Ontstaat er twist over eene rekeninge, de knopen en kerven worden voor den dag gebracht en gelden als een onwederleglijk bewijs.
Vermenigvuldigen door 2 kunnen zij als het getal niet te groot en is. Meer en kunnen zij niet. De ambtenaar heeft eens willen