Biekorf. Jaargang 2
(1891)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
hebben om het verzanden te beletten van ‘den vlaamschen stroom,’ het Zwin. Heeft Brugge zijn verband met de zee verloren en met eenen de bloeiende welvaart die er uit voortkwam, vaste blijft het nochtans dat wij onze voorouders dienaangaande niets te verwijten en hebben. Het stuk dat wij hieronder mededeelen zal eens te meer bewijzen wat de Wethouders in 't bijzonder genegen waren te doen om hunne dierbare haven open te houden. 't Is een verzoek van wege het Stadsbestier naar 't capittel van Sint-Donaas gezonden om hulpe en bijstand te bekomen. Het stuk is onuitgegeven en staat te lezen in de Acta capitularia van Sint-Donaas te Brugge. Hier volgt het van woorde te woorde, uitgeweerd de spellinge: | |
Eerweerdige heeren Deken ende capittel van de collegiale kerke van Sint-Donaas in Brugge,Mijnheeren vander wet van deze tijd ende hunlieder voorzaten, Wethouders dezer stede van Brugge, geroerd wezende deur een gemeen woord, dat men dagelijks hoort de goede gehertege lieden jammeren ende, met geweldige deernisse ende medelijden, roepen uit: O Brugge, Brugge, Brugge waar zijdij bevaren, als of zij zeggen willen: O Brugge, Brugge, gij hebt geweest eene van de vermaardste steden, bekend alle de wereld deure, vul mogendheden, eere ende rijkdommen, bevolkt, beweund ende bezocht van alle volkeren; maar die blomme is nu om zoo te zeggen verdwenen, ende zijt gekommen tot verminderinge, ja gevallen in verlatenheid, uw volk is vertrokken, de koophandel van u vervreemd, vele huizen zijn ingevallen ende onbewoond, een ontallijke menigte vernield, ende zijt ten upziene van den voorleden tijden, als of gij niet en waart; hebben heurlieder uiterste beste gedaan omme te zoeken ende te grondeerene de voornaamste reden en oorzake van dezen, ende die wetende, dezelve stede (zooverre als in hemlieden es) van haar verval ende ziekte te doen opstaan ende genezen ende tot haar eerste gezondheid ende voorspoed te herstellen. Ende bevinden dat 't watere es de voornaamste reden | |
[pagina 26]
| |
ende oorzake van alle dezen, want als 't Zween ter Sluis es geweest van goeder diepte ende breedde, bekwaam omme t'onvangene alle schepen van wat quartieren ende uit wat landen dat die kwamen ter zee aanlanden ter Sluis, ende van daar de koopmanschepe uit den grooten schepen ontladen zijnde, gerieflijke met mindere schepen gebrocht worden binnen deze voornoemde stede van Brugge, zonder belemmerdheden van dooden stroomen, was doens dezelve stede in voorspoedigheid. Nemaar, zooverre als 't voorzeide Zween aangaat, es (Gode zij dank ende lof) gekomen tot redelijke beteringe, ende staat langs om meer om beter te wordene, bij der grooter menigte van den zeewater vallende deur 't nieuwe canaal uit den Zuidenquartiere van IJsendijke ende andere gewesten, ende met den werke dat men daar es voortdoende, ende es te hopene ontwijfelijke dat 't voorzeide Zween ter Sluis zal worden de beste havene van allen den lande van harrewaards overe. Zoo dat niet over en blijft dan te helpen ten dooden stroomen tusschen Sluis ende Damme, ende maken tusschen tween eene goede vaart, daar inne dat niet van noode wezen zal te verbeidene naar den windgetije ofte stroom, 't welke doenelijk es, mids delvende eene varsche vaart van Damme tot ter Sluis, immers alzoo naar Sluis als meugelijk zal zijn te beleedene. Dezelve varsche vaart afgescheiden aan de Noordzijde van der zoute, ende niet min dezelve zoute vaart altijds blijvende, maar nochtans die men beteren zal bij rechtinge ende legghen van hoofden, zo dat men hem altijds zal mogen behelpen ter vaart zoo wel met der zoute als met der varsche. Ende 't ende van de voorzeide varsche, zoude men maken een groot sas ofte schuilplaatse met sterke rebatten omtrent der Sluis, jegens der zee, omme met den hoogen watere de schepen uit 't zelve sas ofte schuilplaats te ontvangene, ende alzoo van daar onbelemmerd, deur de varsche vaart, voorbij Damme te bringene tot voor deze stede van Brugge. 't Welke werk alzoo gebrocht tot voleindinge, en es | |
[pagina 27]
| |
niet te twijfelen, de koopman, die vertrokken ende vervreemd es van dezer stede, zal daar wederkeeren tot zijne oude verblijfplaatse: deze stede zal wederomme worden bezocht, de handel ende neringe zullen daar weêr verschijnen ende vermenigvuldigen; men zal de oude huizen herstellen, de ingevallen herbouwen; ende zal worden Brugge wederopgerecht tot haar eerste mogendheid, eere ende rijkdommen; zal den dienst Gods worden vermeerderd, de gebouwen versierd, ende dagelijks nieuwe goddelijke diensten gefondeerd. Nemaar, tot het uitvoeren van dezen, zijn behoevende zoo veel overgroote kosten, als dat mijnheeren vander wet onmogelijke es, uit der beurze van dezer voornoemde stede, die te konnen nemen; zoo daaromme van noode es in te roepen hulpe ende bijstand van haren goeden vrienden ende goedjonstigen. Ende niet min meer doende dan haar mogendheid verdragen mag, heeft deze stede haar wel willen belasten ten dezen ende, met twee honderd ponden grooten 's jaars onder erfelijke losrenten den penning 16, lijfrenten 't eenen lijve den penning achte, en van tween lijve den penning tiene.
Brugge, den 23 januari 1547.
Aug. Van Speybrouck |
|