De noord- en westkant is effen en vlak, terwijl men langs den zuid- en oostkant twee heuvels vindt, waartusschen nog eens meerschen en land.
De bijzonderste meerschen zijn de Casteelmeerschen, de Cauwelijnmeerschen, de Slag- of Slak-, de Belle-, de Keel-, de Casteele-, de plaatsmeerschen, die beginnen aan de dorpplaats en uitstrekken tot aan Coolscamp; de polder-, de Dersch-, de Schrage-, de Paddebroeken, en de Leysafoormeerschen. Men beweert dat het woord Leysafoor niets anders en beduidt als ‘Reservoir.’ De ligginge der meerschen komt met dien uitleg overeen, immers zij liggen allen vele leeger als de stikken lands die er rond zijn. Verders de Krekebeke loopt er nog door, en overstroomt ze somwijlen als het water geheel hooge is.
De Krekebeke, waarvan ik daar sprak, wordt ook Krekelbeke genoemd, en heeft hare bron aan den voet van eenen heuvel ten zuid-oosten. Zij doorspoelt Lichtervelde van den zuid-oosten tot den noord-westen en lost te Dixmuide in den Ysere.
Eene andere beke naamt de Muizelbeke, of de Muiseveldbeke, die Lichtervelde scheidt van Swevezeele, en stroomt in de richting van Brugge. Op het veld waren er overtijd vele vijvers, nu zijn zij meest al opgevuld en met boomen beplant. De eenigste die nog overschieten zijn: de Sasput, die op Thorhout, Swevezeele en Ruddervoorde ligt, de Plataard en de Leege meeuwer.
De wijk daar 't Spoorhuis staat, te Lichtervelde, heet het hol, het konijnenhol of het Boerenhol.