| |
| |
Handspreuken
EERTIJDS waren de boeken aanzien als erfdommen en schatten, die met eerbied behandeld, met zorge bewaard, en eindelijk bij uitersten wille plechtiglijk gelaten wierden aan kinders, vrienden en kennissen.
Hedendaags zijn de boeken van min- of van geender weerden geworden; ja beter verdaan en gebrand sommige, als bewaard en achtergelaten.
Veel gelukkige bezitters van boeken, of van eenen boek, unius libri, voorziende, overmits het kloek papier, den sterken band, den schoonen helderen druk, en bezonderlijk den heilzamen inhoud, dat hunne geliefkoosde schatten na hunne dood in eerbiedige en zorgvuldige handen gingen komen, hebben ze doen dienen om iets wegens hunnen ouden Meester aan de jongere nakomelingschap te vermanen en over te leveren.
Som schrijven hunnen name op 't eerste blad van den boek, en hoeveel hij gekost heeft.
Som weten den toekomenden lezer eene nuttige lesse te spellen.
Som spreken met de hand en de penne iets uit, dat hun als bijzonderlijk waar en schoone plag in het hoofd te spelen, of van de lippen te vloeien.
Som zijn spokens- en lachensgezind, en het schijnt of ze, al monkelen, de leute aanschouwden van die, mis- | |
| |
schien 100, 200 jaar nadien, hunne handspreuke zullen vinden en lezen.
Som treuren, som bidden, som wenschen en zoeken, als ze in de eeuwigheid zullen zijn, om eenen meêbidder eenen meêklager, eenen meêwenscher onder de levenden te verwekken.
De handspreuken gelijken die grijze, grauwe en alderleiverwige teterplaten, die langs het bul van de oude boomen groeien, en die hun, ten boschewaard, dat eerbiedweerdig uitzien geven dat iedereen bekend is.
Ware 't geen schoon werk, en geen goed misschien, uit vele van die oude boeken; die, in 't korte morituri; die versleten, vermooscht, veracht, verwaarloosd; die verkocht als vrachtpapier; die, tot lijm gekookt of voor schoezolen misbruikt, zullen ten niete gaan, de handspreuken te verzamelen waarmeê ze versierd, en waarmeê ze om zoo te zeggen geheiligd zijn?
Heeren van Biekorf wat dunkt u?
Gij zijt altemale beter in state tot zulk werk als ik, ingezien het aanmerkelijk getal boeken die tot Brugge iedereen ten dienste staan; maar, om met eene oude spreuke te beginnen: Principium finis qui bene cepit habet.
Wel begost
is half gedaan,
in 't Vlaamsch gezeid; en:
Een goed begin
is een goed behagen.
***
Een boeksken dat mij bezonderlijk dierbaar is, en moet zijn, heet:
Geestelijke oeffeningen, getrocken uyt de Oeffeningen van den H. Ignatius Loyola... Door P. Franciscus Bauters Priester der Societeit Jesu. Tot Brugge, By Andreas Wydts, Stads-druker in de Breydelstraet in S. Antonius. 1740.
Het staat alzoo, Stads-druker, met ééne k.
Van binnen, op de voorenste spasie van dat boekske, vinde ik geschreven:
| |
| |
Men moet god bovenal beminnen met Wille Verstand memorie en zinnen ook moet men onzen heven naesten beminnen om hierdoor semels kroon te Winnen.
petrus Joannes Gezelle.
Van binnen, op de achterste spasie, staat er:
Deezen boek behoort toe aen petrus joannes Gezelle gebortig van heule anna mûrisse filius petrus gezelle Actum dezen 6 december 1818 dat dezen boek konde spreken gy en zoudt hem in uwen zak niet steken hy zoude zeggen Hoe hoe Hoe ik behoore aen uw niet toe.
De woorden en zoudt hebbe ik erbij gedicht: ze waren in Vaders penne gebleven zaliger.
Anna Murise, Morisse, of zoo ze 't nu schrijven Meurisse, was die Anne, die vermeld staat op bladzijde 159-161 van Gedichten Gezangen en Gebeden... Brugge Edw. Gailliard, 1862.
Bij heur eierlied, dat aldaar te vinden is, voege nu ik heure beschrijvinge van 't huwelijk:
Zij hadde ook eenen aardigen tafelzegen gedicht, die luidt als volgt:
Gods benedictie over den disch,
laat ons eten binst dat 't er is,
want, dat de Fransche kwamen
En eene dankzegginge:
God zij gedankt voor dezen,
ten naaste' keer moge't beter wezen,
en als 't niet beter wezen en mag,
dat 't weze lijk op dezen dag!
Anna-Theresia Meurisse, dochter van Jan en van Anna-Maria Muylle, wierd geboren tot Heule op den 2en van Oest 1762, en zij overleed aldaar op den 21sten van Lauwe 1821.
***
Op eene... Historie van Pius V......, 't andere is afgescheurd, of afgeten van de muizen, staat er:
| |
| |
t'voord met onrûste vergaert
en met verdommenisse verlooren.
t' Voord, dat zal immers 't wordt te lezen zijn.
***
Silvester Ghijs moet een Wetheere of een Deelsman geweest hebben, want hij had onder zijn boeken een
Tractaet van den Inbrinck in de sterfhuysen... door Fr. Van Laecke, Brugge, bij P. de Sloovere, gesworen Stadtsdrucker, in de Predikheers-straet, 1759. Met Approbatie. Op het voorblad van dien boek staat er:
Desen boeck behoort toe aen Silvester Ghijs tot Nederbraeckel die den vint ende wederbringt, die sal hebben eenen penninck actum desen 29en Julij 1770. Silvester Ghijs 1770.
Eer Silvesters Tractaet in mijne handen kwam, is het ievers bij eene van Sint-Denijs gerocht, die erop schreef:
Dezen boek behort toe aen Lepoldine forment Senneys 25.
Op welk Senneys woonde Leopoldine: was't op Sint-Denijs, bij Kortrijk; op Sint-Denijs-Westrem; op Sint-Denijs-Boucle; of waar?
Silvester Ghijs zijne handspreuke komt men zeer dikwijls tegen, nu en dan met belofte van eenen zelveren penninck; zij zal eerst in het West-quartier gebloeid hebben, waar de lieden zeggen vingen voor vinden, en vinders voor vingers.
Alzoo rijmt ze immers beter:
zal hebben nen zelveren penning.
Die d-'en vindt of vingt is oud vlaamsch. Men zegt hedendaags nog, b.v.: die d-hem ziet, al die d-heur tegenkomt, hij sloeg h'ne, hij sloechene, of hij sloechen' omverre, smijt 'n buiten, jaagt 'n weg, doet 'n dood, 'k he' d-'n hooren preken, 'k zie d-'n staan.
***
| |
| |
Een kostelijk werk, vol schoone, groote en kleene, geverwde prenten; waarbij men de levenswijze, de kleederdracht, enz. van de jaren 1400 nagaan mag; vol leeringe wegens tale en dichtveerdigheid onzer voorouders, is (ik verfrissche de spellinge):
Dat boek van den leven Ons Heeren Jesu-Christi, anderwerven geprint, gecorrigeerd ende merkelijk verbeterd, met addicien van schoonen moralen ende geestelijken leeringen ende devoten meditatien...
Een zonderling weerdig, precioos ende zeer profitelyk boek, dienende den menschen om zalig te worden ende ten eeuwigen leven te komen...
Toe Zwoll geprint, bij mij Peter os van Breda, mit de zelve litter ende figuren daar zij t'Antwerpen eerst mede geprint zijn geweest etc.
Geëind in 't jaar Ons Heeren 1515, den twintigsten dag in Novembri. Deo Gracias.
Hoe dat werk, in zwaren lederen band gebonden en met koperen sloten voorzien, van Zwolle in Overijssel naar hier gekomen is; en nu, 375 jaar oud, in Biekorf bekend gemaakt wordt, dat zou een lang verhaal zijn om uiteen te doen, ware 't ons bekend.
Het weinige dat ervan te weten is zal ik den boek zelve laten vermonden.
De eerste handspreuke is:
Jacobus feron es possessùer van dit jegenwoordich boùck 1604.
Bidt voor den selven feron die dicwils en grootelijks den Heere heeft mesdaen dat hij 't ellendich vaghevier mach ontgaen en de welverdiende helle niet uytstaen.
Al 't gene hellende gedrukt staat, is heel versleten of weggescheurd: 'k heb het, goed kome 't uit, moeten daarbij doen.
De tweede:
Desen bouck behoort toe Aen Carel Vande Kerckhove gekocht aen dominicus Vander Venne ten jaere 1755.
O heere geeft ons door u Lyden
dat wy hier naer mogen verblyden.
| |
| |
De derde:
Desen bouck behoort toe aen petrus joannes van de Kerckhove gekocht aen Carel vande Kerckhove sijnen vader ten jaere 1766.
De vierde:
Dezen boeck behoort toe aen Xaverius van Den berghe tot thiel bekomen pieter Van de Kerkhove ten den 15 Januarius 1810.
De vijfde:
Ik behoore toe aen J. Verhille gebortig van hardoye maer woonachtig tot thielt in de hoogstraete Deézen 1 mey 1813 -
De zesde:
Ik behoore toe aen Xewir Van Den berghe tot thielt Dézen 9 meij 1813.
Van Den berghe 1814.
De achtste:
Dezen boek behoort toe aen X. Van den berghe te Lendelede gegeven door mijnen oom Joannes Van de Kerkhove ten Jaere 1837 Laus Deo Semper.
In het jaer 1837 den 21 Maerte is eenen cirkel of rijnck aen de zonne geweest als van eenen regenboog daer waeren als twee verscheijde zonnen met elk hunnen cirkel darwas ook eenen regenboog in gedaante van een X die de handere door drong.
Xav. van den berghe is hoog getuyge geweest.
Den 29 juni 1849 heeft het gewater rymt en zeer koud geweest X. Av. van den
X. Averius van den Berghe heeft waarschijnelijk onderbroken en door iemand gestoord geweest terwijlen hij met deze zijne laatste handspreuke bezig was, want hij en heeft zijnen name nooit volschreven; en van Lendeleê is het geweldig onttodderde boekwerk, beduimd en versleten, naar Kortrijk gekomen.
Hoe verschillig van gedachten waren Jacop Feron (1604), die om vergiffenisse bidt; en Xaveer Vandenberghe (1849), die schrijft dat 't... gewaterrijmd heeft! O tempora...!
***
Wie zuster Charlotte Ramires was, dat ware zeker moeielijk te achterhalen:
De geboortename Ramirez, op zijn Vlaamsch gespeld Ramires, is een Spaansche name. Het geslachte Ramirez zal uit Spanjen naar Vlanderen gekomen zijn.
| |
| |
Maar, gelijk de Spaansche namen Rodriguez, Enriquez Gotlandsche, Wandaalsche, alsan Germaansche namen bevatten, die in Vlanderen zoo wel bestaan als in Spanjen, te weten de geboortenamen Roorickx, Hendrickx; zoo kan zuster Ramirez op 't ende ook nog van Germaanschen bloede zijn.
Ragimond, een echt Germaansche name, is in 't Spaansch Ramon geworden. Ragimir (vergelijkt Chlodomir) zou Ramir zijn in 't Spaansch; en Ramirez ware in dat geval Ragimirs, Ramirs (zone).
Ragimirszone wordt Reymerszone of Reymers, evengelijk Raginhardszone, Reynaertszone, Reynaerts wordt.
Zoo laat ons zeggen zuster Charlotte Reymers, of nog nader gevlaamscht, zuster Karlinge Reymers.
Die goede zuster hadde een schoon boeksken, te weten het
Goddelyk leven oft Herbane tot de Volmaecktheyt... t'Antwerpen bij Hendrik Aertssens, 1632.
Weet ge wat handspreuke zuster Charlotte op heur glad, gepergament, oud nunneboekske schreef? Een schoone:
Sr Charlotte Ramires
niet dat op der eerden
Godt alleen is mijn hope.
Ze is zeker al lange in den hemel!
***
Op eenen Theatrum fungorum oft Het tooneel der compernoelien door Franciscus Van Sterbeeck, priester. Antwerpen 1675 staat er, van de eene hand:
Ars longa, vita brevis
De konst is lanck, en het leven kort.
Dat ick was en is niet meer,
Dat ick ben is wonder teer,
Dat ick naermaels wesen sal,
Lieven Godt, dat is het al.
Van eene andere:
Dat ick op de aerde niet anders ben
als stoff en asschen ick beken
en allen mijnen aerrebeijdt
is noch van minder waerdigheijdt.
Geschreven den 13en febrij een duijsent seven hondert 60.
***
| |
| |
Op de Costumen van Korteryck, gedrukt tot Gent, bij Heinric Van den Keere 1588, schreef Berteel de le Trammerie:
Ceste costume appartient à
Bartholomieux de le Trammerie
Lequel immoit mieulx à boyre
Du vyn que de la boulye.
Later, als die Wale Vlaamsch geleerd hadde, schreef hij, geheel veranderd van gemoed:
Die düvel die weerelt ons eyghen vleesch
Als wy dese drye gheven hueren heesch
Soe gaet die Edele ziele verlooren
Die God zoo grootelycx heeft vuytvercooren.
***
Die diergelijke of betere handspreuken vindt gelieve ze nauwkeurig af te schrijven en korvewaards in te zenden.
Guido Gezelle
|
|