't En is geen plat vlaamsch, geen vlaamsch meer, neen't, inderdaad; maar 't is een slag van onverdragelijke kunsttale, of, zoo ze 't heeten durven, wetenschappelijke taal, waarin niemand zijne eigene moedertale herkennen en kan.
De beste Noord-Nederlandsche schrijvers schrijven de zelfste tale die ze spreken; spreken de zelfste tale die ze schrijven; met dat verschil, dat hunne geschrevene tale wat meer op heur beste, op heur zondagsche gekleed, gekuischt en gekamd is.
Waarom en verstaan de Zuid-Nederlandsche schrijvers dat door den band alzoo niet?
Of zijn zij van gedacht dat het genoeg is en voldoende, om hunne wetenschappelijke taal te handhaven, om, zoo zij meenen, Noord-Nederlandsch te schrijven, van parel voor perel, bloempje voor blomken, kast voor kasse, lager voor leeger, vlaamsch kennen voor vlaamsch kunnen te zetten?
Ze zijnder zoete meê!
Waarom en zou men den Limburger, den Westvlaming en den Antwerpenaar niet mogen eenigszins verkennen aan zijne schrijftale, zoowel als aan zijne spreektale?
Ware daar iets bij verloren of bedorven?
Ja, men komt voor den dag en men heeft, zoo 't schijnt, veel gezeid als men gesproken heeft van ‘mengelmoes’, ‘Babeltoren’, ‘Arke van Noë’.
Boven de Arke van Noë spande de regenboge: was hij min prachtig omdat er zeven verwen in schitterden?
Biekorf.