De Beweging. Jaargang 15(1919)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Mistnacht Door W. van Bijgaarden De straten eenzaam en donker; de wijde nacht is diep. Daar boven geen starrengeflonker; de maan of ze rustig sliep. De lucht een bewegende waduw hangt af op gracht en in straat; het land een donkere schaduw, waar alles in onder gaat. Het stadje leeg en verlaten, de huizen wazig omhuld; de bochtige, nauwe straten van nevels en mist vervuld. Het water in loomen luister met een weiflenden glans van satijn; de schepen grooter in 't duister of het dreigende reuzen zijn. De lichtlooze huizen heffen hun daken omhoog in de lucht daarboven, strak en effen, waar wind om de schouwen zucht. [pagina 44] [p. 44] De trage geluiden gleden gedempt door de duisternis heen; de nevels, van menschen gemeden, in de donkere stilte alleen. Lantarens zwak en verglommen doen lichten met matten schijn de lucht en de damp weeromme, of bloemen ontloken zijn. Ze staan in de straten te gloeien; bewegende kringen van licht vlakbij in den donker vervloeien: de nevel is zwaar en dicht. De droomende huizen bezijden de straten zijn ijl en leeg en trage schaduwen glijden in langzaam en vaag beweeg. Gestalten van wind bewogen, die weer in elkander vergaan, tot vormlooze slieren verbogen en nog ze in de nevels bestaan. De schim van een ander leven, dat hier door de duisternis ging, als bleeke droomen, gebleven in daagsche herinnering. Neuzen, 1919. Vorige Volgende