De Beweging. Jaargang 14(1918)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 398] [p. 398] Tijdverzen Door W.L. Penning Jr. Wapenstilstand Nu hoogtij vierend, demp uw Jubellied, o Dag! die zooveel zielen knielen ziet - In rouw verzonken - verre van de graven; Verlaten ginds ligt vriend en vijand saam; Waar blij hun Thuis moest zijn, verzucht hun Naam, En zwijgen heerscht waar ze in 't geweld zich gaven. Als broeders rusten ze in den moederschoot; Dra, afscheidwuivend uit hun vroegen dood, Bloeit kalm het veld waar zij elkaar bestreden - Elkaar niet kennend, voortgezweept, verblind!.... Die treuren moet, treurt broederlijk gezind: Verzoening straalt, verzoend weent saam in Vrede. Het nieuwe Duitschland Achttien honderd achtenveertig Had weldadig licht beloofd; Maar de domper bleef niet achter - Kneevlen zag zich elke wachter, Vrije geest moest uitgedoofd. [pagina 399] [p. 399] Meer dan tienmaal zeven jaren Door aeloude macht gestuit, Bleef de vonk al worstlend broeien - Oorlogsstorm heeft ze op doen gloeien, Eindlijk toch, als Vlam schoot ze uit! Over nederlaag en leegte, Als ik nimmer had beleefd, Straalt het licht. De harten bloeden - Hen kan opbloei nooit vergoeden Wat de storm ontworteld heeft. Maar die tartend hem verwekten, Willekeur ligt meê-geveld; Om in vrede en met vertrouwen Vrucht in 't nieuwe licht te bouwen, Fier geduld! wees gij mijn Held. Smartvol, arm, straks ingekrompen, Zij verméden mijn gebied, Streng in afgezonderd leven Heb ik rekenschap te geven Aan mijzelf - en 'k wanhoop niet. Wat ik bloeiend niet mocht wezen, Bloedend mag 'k mijzelf nu zijn; Zwak, sta 'k nu op vrije voeten; Wát ik ook had in te boeten, Geest- en wilskracht bleven mijn. Achttien honderd acht en veertig Heeft weldadig licht beloofd; Onverwacht is 't licht gekomen; Zal naar 't Hart de weldaad stroomen - Kracht vergaar zich hand en hoofd. [pagina 400] [p. 400] Van de zonen die ik gaan zag - Weinig keerden er, en hoe? Wereldburgers kort te voren, Willen ze enkel mij behooren, Móeder komt hun arbeid toe. Puin rondom. Herbouw, herplanting, Loone 't onversaagd geslacht!... Sterker zal er zich uit beuren - Doch ook 't sterkste mij zien treuren Om al de offers mij gebracht. En naar alle Hemelstreken Wijs ik droef op volk en land Dat vervreemden moest van 't mijne; Wil de zon hierbinnen schijnen, Zien moet ze eerst - de Broederhand! Nu de traan pas vrij mag vloeien, Nu met nauw verbonden wond Alom Droefheid toeft bij dooden Onder onverzorgde zoden Saam in vreemde' of eigen grond - Nu schijnt uur van Alverzoening Hooploos ver; en toch o God - Waren we ooit zoo één in Lijden? Vinden verre en verder tijden Weeker ziel, gedeelder lot? Alom moêgestreden handen, Uwaart strekt mijn hand zich uit, Keert ze onzalig tot mij weder, Niet ontmoedigd valt zij neder - Tijd bracht licht; eens - troostvol teeder Brengt hij 't stemmende geluid. [pagina 401] [p. 401] Een droom? Elks vuistslag naar één schuldig hoofd Heeft oorlogs-wee voor goed gewroken: Ziedaar, o Mars! uw helm gekloofd, 't Zwaard u ontvallen, 't zwaard gebroken. In machteloozen ommekeer Zie Blijheids-vuur, hoor Vrijheids-donder, En zit getroost als wereldwonder Bij de uitgediende goden neêr - De Hemel straalt, úw rijk is onder. November 1918. Vorige Volgende