De Beweging. Jaargang 14(1918)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 439] [p. 439] Dood en leven Door Gerda van Beveren Het getij In 't getij zie ik mijn eigen leven, Eb en vloed in stadige wisseling; 'k Zie de golven naar de kusten streven, 't Lillend schuim hun op de flanken beven, En ik wacht de daden die zij geven In de kracht van hun verovering. Maar vergeefs: zij komen om te keren En onvruchtbaar blijft hun sterke drang. Krachten, die zich in zichzelf verteren, Die hun rijk vermind'ren noch vermeren, En hun onophoudelik begeren Droef of wreed verklanken in hun zang. Zo verspilt in eeuwig gaan en komen Zich de drang van mijn verlangend hart. Onvermogend tot geheel betomen, Durvend niet te zijn als in mijn dromen, Put ik uit het heen en weder stromen Van mijn hartstocht niets dan angst en smart. [pagina 440] [p. 440] En de angst doet mijn verlangen stijgen En 't verlangen jaagt mijn angst gestaag: Drang om eens in liefde neer te zijgen, Mij te geven in 't ontroerde zwijgen, Zonder angsten die mijn ziel bedreigen En die 'k toch niet t' overwinnen waag. Eb en vloed, het spel van heel ons leven, Vreemde drang in ons, die werft en weert, Angst om ons eenmaal geheel te geven En verlangen om als deel te sneven In de eenheid, die ons diepste streven Naar de bronnen van zijn oorsprong keert. Het wonder Bevend schouwen wij de starre trekken Van de Dood, die ons op weg ontmoet, En wij zien er anders niet t' ontdekken Dan dat alle Leven eenmaal sterven moet. En wij slaan de handen voor onz' ogen, Om te dromen dat geen Dood bestaat, Dat de Dood een schijnsel is, een logen Die het warme rode Leven haat. En wij tasten hunk'rend naar het Leven, 't Warme, rode, dat ons lokt en boeit, En wij dansen, en ons dansen is een weven Aan het doodskleed, dat onzichtbaar groeit. [pagina 441] [p. 441] Liefde tot het lijdensvolle Leven, Angst voor Dood die ons bevrijding brengt, Heeft het Leven ons als ziel gegeven, Als de levensdrang die ons verzengt. Daaraan danken wij de droom van 't Wonder, Van het Leven dat niet kàn vergaan, Van een Heiland, die als steen de tonder, Uit de Dood het Leven weet te slaan. Vorige Volgende