Bladzijde uit een Duitsch geschiedverhaal
‘...Daarom, omdat wij wel wisten dat wij niet in staat zouden zijn de zee te beheerschen en alle verkeer van de onzijdige volken met onze vijanden onmogelijk te maken, besloten wij te trachten datgene door schrikaanjaging te bereiken wat wij door onze macht niet konden. Schrikaanjaging was ons ook in België al eens een goed middel gebleken. Wij hadden begrepen dat onze overval in dat land, tegen de verdragen in, de verontwaardiging en woede van de geheele bevolking zou moeten opwekken en wij vreesden het verzet dat ons dientengevolge zou kunnen belemmeren. Wij bevalen derhalve, dadelijk, onder ieder mogelijk voorwendsel, dorpen te verbranden, hun bewoners uittemoorden, het persoonlijk vermogen niet te eerbiedigen, steden te doen boeten voor de vergrijpen van enkelen, en door deze middelen te voorkomen dat ons telkens grootere bezwaren zouden worden in den weg gelegd. Wij hadden ook niet geschroomd, toen onze eigen bevolking niet langer toereikte, de bewoners van België en Noord-Frankrijk als slaven te behandelen en naar onze mijnen en fabrieken te doen overbrengen, alles in de vaderlandslievende overtuiging dat geen enkele wet, 't zij ingeboren of bezworen, tegen de nood - namelijk onze nood - mocht standhouden. In deze zelfde overtuiging besloten wij dan nu, daar wij de zee niet konden beheerschen, onze duikbooten in hinderlaag te leggen op sommige punten en daar zonder waarschuwing de schepen die langs hen kwamen in de grond te boren. Ten einde de schijn te redden, zeiden wij vooraf dat wij dit doen zouden en noemden dat “waarschuwen”, hoewel het natuurlijk niet de waarschuwing was die ons door vroegere overeenkomsten was opgelegd. Het middel werkte in sommige gevallen prachtig. Bij één gelegenheid werden zes nederlandsche schepen vernietigd. Wij wisten wel dat deze niet voor onze vijanden voeren, integendeel alleen de Nederlanders met levensmiddelen verzorgden, ook hadden wij door een geruststellende verzekering
zelf die schepen genoopt uitteloopen, maar hun plotselinge vernietiging wekte daardoor destemeer ontsteltenis en kon ertoe bijdragen de onzijdigen van de zeevaart terugtehouden. Ze droeg er natuurlijk ook toe bij dat wij gehaat werden, en....’
* * *