moet, waarmee hij op andere wijs heeft afterekenen, dan zijn medemenschen het tegenover en met de macht doen, als welke het leven hún verschijnt. Voor sommigen is die macht een weldadige, voor sommigen een onbarmhartige, voor dezen een onberekenbare, voor die een wetmatige. Voor Nijhoff is ze een angstwekkende, een ontzettende, wezenlijk hard, te harder naarmate men meer behoefte aan zachtheid heeft.
De laatste reeks van zijn gedichten heet Het zachte leven. Maar zie die gedichten eens. Ieder ervan is een vlucht: uit de wereld van het verstand, uit die van de werkelijkheid, naar die van de waanzin, de droom, de verbeelding, de extase, - naar de dood zelfs. Lees verder de verzen van de eerste reeks, de eigenlijke van De Wandelaar: het woord ‘hard’ zult ge er in 't oogvallend vaak vinden.
Tusschen deze twee zijn de reeksen Scherzo - mijn hemel! welk een schrijnend scherzo zijn bijna al deze gedichten - en, somberst en gruwelijkst van al: De Vervloekte.
Ik geef misschien aanleiding tot de vraag of de eigenaardigheid van het gevoel op zichzelf dan lof verdient. Neen, in het minst niet. Alleen voor zoover het uitdrukking werd: toon- en beeldvolle uitdrukking. En dat werd het. Die uitdrukking ligt dan zelfs volstrekt niet enkel, zelfs niet het meest misschien, waar - zooals dikwijls - de woorden ‘waanzin’ en ‘wanhoop’ worden uitgesproken, of waar, zooals in de verzen van De Vervloekte, de dichter zich door zijn gevoel het onmiddelijkst heeft benauwd gevoeld, of waar hij grijpt naar rake, snijdende, naar huiveringwekkende beelden om zijn siddering te verzichtbaren: ze kan volkomen zijn in een stil eenvoudig versje dat niets dan de weergave van een oud schilderij gelijkt, ze kan het grootst en onvergetelijkst worden in een gedicht dat als weemoed aandoet.
Ergheid in de uiting is vaak een teeken van jeugd. Maar waar het gevoel zoo echt en innig is, zal het hoe langer hoe meer zonder zichzelf te noemen, zonder zich met effekt te verbeelden, zich als verscholen ziel in de gewoonste vormen weten te doen gelden.
Ik twijfel niet of dit is de richting waarin Nijhoff zich bewegen zal. Zijn bundel heet De Wandelaar, en zoo heet de eerste reeks, en in het eerste gedicht daarvan geeft hij te kennen met