De Beweging. Jaargang 12
(1916)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |||||
BoekbeoordeelingenAlphabetisch Register op het Burgerlijk Wetboek, Het Wetboek van Koophandel, De Faillissementswet, bewerkt door Mr. A.S. van Nierop, uitgave van W.E.J. Tjeenk Willink te Zwolle. Prijs f 3. - geb. f 3.50.Wat heeft de bewerker met dit boekje bedoeld? Ik geef toe: het is niet vriendelijk, wanneer een beoordeelaar begint met het stellen van deze vraag. In deze vraag ligt twijfel aan bruikbaarheid. Toch bedoel ik niet te zeggen, dat het niet bruikbaar zou zijn. Het lijkt mij wel bruikbaar als repetitieboekje voor een gedeelte van het doctoraal-examen in de rechtswetenschap. Zoolang dit examen aan het begin van onze rechtsstudie staat, zal het noodig zijn op een gegeven dag eene zekere hoeveelheid feitenkennis te bezitten. En dan kan dit boekje helpen zoowel als toetssteen als voor een vlugge laatste herhaling. Maar een goede rechtskundige concordantie is het niet. Zelfs niet eene concordantie voor het Privaatrecht. Want eene zoo belangrijke wet als het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is niet verwerkt. Bovendien is het boekje onvolledig en volstrekt niet stelselmatig onvolledig, wat een waardeerbare vorm van volledigheid is. En juist volledigheid is van boeken als deze eene deugd, die een vereischte is. Het blijkt duidelijk, dat het niet door een rechtskundigen significus is bewerkt. Laat mij dit met enkele voorbeelden mogen aantoonen. In de tien laatste jaren heb ik mij beziggehouden met een signifisch onderzoek naar de groep van de woorden: ‘aansprakelijk, verantwoordelijk, toerekeningsvatbaar’. Een volledige concordantie van de Nederlandsche wetten had mij kunnen helpen aan alle plaatsen in Nederlandsche wetten, waar een woord uit die groep | |||||
[pagina 68]
| |||||
voorkomt. Bij gebrek aan concordantie raadpleegde ik Van Nierop. ‘Toerekenen’ met zijne afleidingen ontbreekt, ofschoon het woord in B.W. 1280 voorkomt. De plaatsen met ‘Verantwoordelijk’ worden opgegeven bij ‘Aansprakelijkheid’. De opgave is bovendien onvolledig. Eene bekende vraag is of de Nederlandsche wetgever onderscheid maakt tusschen ‘aansprakelijk’ en ‘verantwoordelijk’. Men zie hierover een twistgeschrijf tusschen Prof. I.J. de Bussy en Mr. I.A. Levy in W. 8026, 8032 en 8034, eene bijdrage van mijne hand ‘Aansprakelijk, Verantwoordelijk, Toerekeningsvatbaar’ in W. 8925 en beschouwingen van Jhr. Mr. De Savornin Lohman in zijne bewerkingen van Prof. Land's ‘Verklaring van het Burgerlijk Wetboek’ op de artikelen 1403-1405. Voor een nader onderzoek zou het zeker gemakkelijk zijn alle plaatsen te hebben, waar deze woorden voorkomen. En in dit opzicht is Van Nierop misleidend door onvolledigheid. Signifisch zeer merkwaardige woorden ontbreken. Ik denk aan een woord als ‘derde’, dat talrijke malen in het B.W. voorkomt en lang niet steeds in denzelfden zin. Ik noem slechts de artikelen B.W. 207, 1910, 1917. Bijzonder in dit laatste artikel is het woord ‘derde’ van belang in verband met ‘vertegenwoordiging’ en ‘rechtverkrijging’. Welnu: noch ‘derde’ noch ‘rechtverkrijgende’, noch ‘vertegenwoordiger’ heb ik in het boekje gevonden, ofschoon vooral de beide eerste woorden in het B.W. talrijke malen voorkomen. Daarentegen zijn talrijke woorden opgenomen, die in de verwerkte wetten een enkele maal voorkomen in een artikel, dat geheel verouderd is en noch in de rechtspraak noch in wetenschappelijke geschriften iemand deert of verheugt. Waarvoor dit boekje kan worden gebruikt heb ik in den beginne gezegd. Eene concordantie voor de drie verwerkte wetten is het niet. J. Is. de H. | |||||
Nederlandsche Volkskunde, door Dr. Jos. Schrijnen. Bijz. Hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Eerste Deel. Zutphen, W.J. Thieme en Co.Niet alle misverstand behoeft met het zwaard te worden opgelost. Trouwens, we spreken ook niet over een misverstand | |||||
[pagina 69]
| |||||
onder de volken. Maar wat wel hinderlik is, dat men over het begrip van wat wij onder de term ‘volk’ hebben te denken, nog niet in het reine kan komen. Natuurlik is het een kollektief. Maar 't komt er juist op aan, welke begrenzing men stelt, en, buiten die begrenzing, welke openbaringen men in het psychies-sociale mensenleven zich 't liefst in zijn gedachten roept. Heel geringschattend lijken ons toe ‘volks’-voorstellingen, ‘volks’-concerten en dergelijke. Hoe langer hoe armoediger wordt een ‘volks’-eethuis. Aan wie de schuld van deze naar kaste-geest riekende terminologie, die in 't ‘volk’ in de eerste plaats misdeelden wenst te zien? Stel daar tegenover de woorden van honderd jaren her: ‘volkslied’, ‘volksvertegenwoordiging’, begrippen zonder naden en scheuren. Maar wie weet....De fabel leert, dat, tegen de roofzucht, zelfs het vee eensgezind de koppen bijeensteekt, om te beter met de achterpoten gezamenlik af te trappen. Doch daargelaten nog, dat in de opvatting van het begrip ‘volk’ bij de meeste onzer overeenstemming mocht bestaan, als zijnde een ongedeelde, histories-economies, sociaal-geografies ineengegroeide mensengroep, dan weer zal men - Dr. Schrijnen leert het ons in zijn woord ‘Ter Inleiding’, - onderling nog afwijken in het bepalen van wat eigenlik ‘volkskunde’ is. Hij voor zich wenst niet mee te gaan met Weinhold, die een bepaalde, door de geschiedenis en door geografiese grenzen afgepaalde bevolkingseenheid in al haar levensuitingen zou willen naspeuren; en nog minder het programma nastreven van de ‘Sächsischer Verein für Volkskunde’, die het terrein der volkenkunde en daarnevens dat der geologie betreedt. Hij zou zich willen beperken tot de ‘systematische, rationeele navorsching van den ondergrond der kultuur’, en in algemeene zin, de ‘volkskunde’ noemen de ethnologie der kultuurvolken, die als onderdeel, een plaats vraagt in de kultuurgeschiedenis der mensheid. Bij de ‘systematische rationeele navorsching’ van deze kultuursubstratus, had de geleerde schrijver, naar onze mening, kunnen opmerken, dat de werkzaamheden van de onderzoeker, in verband met het gebied dat hij wenst te betreden, van zeer verschillende aard kunnen zijn. Het substraat kan, in zede en gewoonte, en recht, onbedekt en zichtbaar op de bodem liggen; het | |||||
[pagina 70]
| |||||
kan ook, in 't gewestelik landrecht opgenomen, door de staat zijn gecodificeerd, en 't zij gewijzigd of ongewijzigd, en door andere rechtstermen gedekt, als onkenbaar zijn vervloeid in van Romeinse-Frankiese bodem overgenomen agrariese wetten. Een uit onvervalste heidense bron ontspruitend bijgeloof, kan zich, verweesd en verworden, uitleven in verlaten oorden. Weer andere voorstellingen en gebruiken uit de voortijd, hebben zich, gereglementeerd, kunnen handhaven onder de beschermende hoede der Kerk, en zijn gemeengoed geworden van de nieuwere kultuurtijd. Ziehier slechts twee voorbeelden. Maar hiermee zijn ook twee wegen gegeven. De wetenschappelike folklorist neemt het samengestelde, en ontwikkelt het in zijn elementen; hij onderscheidt de factoren van de opbouw, zet voorzichtig op zij de heerschappij van de kultuurmachten, dringt terug de vloedgolf van het exotiese, en legt, hoe schamel ook en verborgen, het substraat bloot in zijn zuivere oorspronkelikheid. Of wel, hij snuffelt rond met de gescherpte zintuigen van zijn ras-instinct, bezoekt de haarden der boeren, toeft op de akker, gezelt in de stallen, neemt deel in hun gelagen en aan hun rouw. Hier is de oogst groot; in het grove strooisel schuilen volle aren. De volkskunde is een aantrekkelike, maar een veelomvattende studie. De folklorist moet een man zijn van alle markten thuis; en dan nog heeft hij aan alle kanten helpers nodigGa naar voetnoot1). Komt hij er al in, hij komt er nooit uit. De ruimte voor zijn blik, onafzienbaar, is meer dan een koninkrijk, is een heelal.
Het boek van Dr. Schrijnen is een, door éénheid en veelzijdigheid, aangenaam hand- en leesboek geworden. Het is een legger voor ieder die in deze richting zijn bevindingen wil verzamelen. Het groepeert en rangschikt, en geeft tevens de sleutel ter verklaring van de belangrijkste groepen der verschijnselen | |||||
[pagina 71]
| |||||
aan de hand. Het eerste, tans verschenen deel, bevat de ‘Algemeene beginselen en maatschappelijke instellingen’, de ‘Volksreligie’ en het ‘Privaatleven’. In het twede deel komen de ‘Volkstaal’, de ‘Volkskunst’ en de ‘Volkswetenschap’ aan de orde. J.K. | |||||
Rapport Consulaire sur l'année 1914, par A.G. Kröller, Consul Général de Roumanie à Rotterdam.‘Hoe dikwijls hebben wij in dit tijdschrift ons leedwezen uitgesproken, dat ons Nederlandsch lezend handelspubliek, klein als het zijn moge, zoo moeilijk tot schrijven te bewegen is, dat het ware licht door de tallooze wijzen die aan den weg wonen, angstvallig verborgen wordt voor den eenzaam dolende op den weg. Waarom aan dien toestand geen einde gemaakt. Waarom niet zoowel met de pen zijne meening over handelskwestiën uitgesproken, als men dat immers zoo gaarne en zoo gereedelijk met den mond doet?’ Deze vermaning, uitgesproken in een der eerste afleveringen van den ‘Economist’ (1858), blijkt heden maar al te zeer van noode geweest te zijn. Het is geen geheim, dat onze litteratuur ten aanzien der economische ontwikkeling in Nederland in de vorige eeuw, met name der handelsgeschiedenis, meer dan onvoldoende genoemd mag worden. Terwijl men in Frankrijk, Engeland, Duitschland niet alleen over de geheele ontwikkeling, maar ook over iedere tak van handel en nijverheid in de verschillende landen uitvoerige wetenschappelijke geschriften ter beschikking heeft, bezitten wij niet één werk van dien aard, en wien zijne studiën nopen, uit dit tijdperk - dat immers tot de belangrijkste hoofdstukken van het wereldhuishouden behoort - economische gegevens te verzamelen, is te beklagen. Sinds eenige jaren verschijnen van regeeringswege publicaties, tevens tal van officieele en particuliere verslagen over den economischen toestand. Zoodat wij althans over den allernieuwsten tijd beter ingelicht zijn, en het nageslacht, dat de economische geschiedenis van onzen tijd zal schrijven, mag zich verheugen, in rijke mate over materiaal te kunnen beschikken. Tot de geregeld verschijnende (jaarlijksche) publicaties behooren ook de verslagen van den Consul van Rumenië te Rotterdam. | |||||
[pagina 72]
| |||||
Het jongste ‘Rapport’ van den Heer Kröller volstaat geenszins met de gebruikelijke, min of meer belangrijke mededeelingen van den Consul, die in den vreemde 's lands belangen waarneemt, aan zijn regeering. Het is een breed opgezet werk, bestemd, ook zijnerzijds althans, eenige der bestaande leemten aan te vullen, en een aankondiging in dit tijdschrift dunkt ons zoomede niet misplaatst. ‘L'histoire de 1914 est celle de la guerre. Toutefois nous ne considérerons pas dans les pages suivantes les causes et les péripéties de la conflagration européenne, mais nous nous bornerons aux conséquences économiques qui en résultèrent pour notre pays.’ Tevens echter - en dit geeft aan het werk zijn groote beteekenis - worden uitvoerige statistieken en beschrijvende overzichten verstrekt nopens de verschillende onderdeelen van ons bedrijfsleven, verkeer, handel, nijverheid, landbouw, veeteelt en visscherij, gedurende de laatste 30 jaren, en steeds vergeleken met de gelijktijdige ontwikkeling in de overige landen. De Heer Kröller put daarbij niet alleen uit de bestaande bronnen, de regeeringsstatistieken, de officieele verslagen enz., die, dat is maar al te vaak gebleken, niet steeds betrouwbaar zijn, maar beschikt bijkans voor iedere tak van ons bedrijfsleven over zegslieden, die in de betreffende bedrijven beter thuis zijn en voor wetenschap en praktijk belangrijkere mededeelingen kunnen verstrekken, dan dit door nog zoo nauwkeurige tellingen der regeeringsambtenaren kan geschieden. (Zoo geeft b.v. Mr. Smissaert, de schrijver van het bekende werk ‘Bijdragen tot de Geschiedenis der ontwikkeling v.d. Twentsche Katoennijverheid’ een uitvoerig opstel over ‘L'industrie cotonniere en Twente’.) Het is bekend, dat de statistiek ten onzent zeer stiefmoederlijk behandeld werd, en dat de toestand, met name onzer handelsstatistiek nog steeds gebrekkig is. Herhaaldelijk heeft men dit betoogd, in adviezen, rapporten, bijdragen van het Statistisch Instituut, opstellen, brochures en boeken. Onlangs nog in het zooeven verschenen derde deel van Prof. Verrijn Stuart's voortreffelijk leerboek der StatistiekGa naar voetnoot1). | |||||
[pagina 73]
| |||||
Veel gebaat echter hebben deze betoogen tot nu toe niet. ‘Stelselloosheid, onjuistheid en onvolledigheid’ - dit zijn nog steeds de kenmerken onzer handelsstatistiek, en een ingrijpende verbetering zal eerst intreden, wanneer ook deze tak der statistiek van het Departement van Financiën naar het Centraal Bureau voor de Statistiek overgaat en zoodoende een gecentraliseerde, uniforme bewerking onzer statistiek mogelijk is. De statistiekwet is nog altijd in behandeling bij de Tweede Kamer, en voor zij in werking getreden is, kan van een krachtdadige reorganisatie geen sprake zijn. Zoolang zal ons dus alles, wat van particuliere zijde geschiedt ter aanvulling of wel ter verbetering onzer handelsstatistiek en ter verkrijging van een overzicht onzer economische ontwikkeling welkom zijn, met name wanneer het een onderneming betreft, die over zooveel kennis, zaakkundig beleid en ten aanzien der technische hulpmiddelen over zoo rijke bronnen beschikt als de samenstellers van het rapport in kwestie. Een inleidend hoofdstuk bevat gegevens speciaal omtrent de betrekkingen van Rumenië tot Nederland, beschouwingen die door het bizondere - consulaire - karakter van dit geschrift gemotiveerd zijn. Hieruit blijkt o.a. dat de export van Rumeensche landbouwproducten, waarop wij voor een groot deel zijn aangewezen, door den oorlog aanmerkelijk verminderd is. 1911 leverde ons Rumenië 237.006 tonnen tarwe, 1914 slechts 39.547! Rogge (1911) 153.490 tonnen, (1914) 60.959! Tengevolge der sluiting der Dardanellen werd de Rumeensche zeedienst op Nederland stop gezet. Begin September verliet het laatste Rumeensche schip de haven van Rotterdam. In een zeer uitvoerige beschouwing, de ‘Revue Finançière’ ontwerpt de Heer Kröller een beeld van den huidigen toestand op financieel en economisch gebied achtereenvolgens van Engeland, Frankrijk, Duitschland, Rusland, Rumenië, Amerika en Nederland, geeft tevens een overzicht van de ontwikkeling der voorafgaande jaren en bespreekt ten slotte de gevolgen van den oorlog en de voornaamste maatregelen der verschillende regeeringen ter bestrijding van den financieelen en economischen noodtoestand. - L'année 1914 commenca sous de plus heureux auspices.’ Na 7 maanden echter verandert het | |||||
[pagina 74]
| |||||
beeld! ‘La déclaration de guerre occasionna en quelque sorte une véritable panique. La Banque d'Angleterre dont le taux d'escompte était de 3% depuis le 20 janvier, fut obligée de l'élever, le 30 juillet, soit deux jours après la déclaration de guerre de l'Autriche à la Serbie, à 4% et ceci ne fut qu'une des mesures préliminaires; le lendemain déjà elle doubla son taux d'escompte qui s'éleva jusqu'à 10% le 1 août. Cette escompte ne fut encore atteinte qu'à l'occasion de deux crises précédentes, notamment celle du 9 novembre au 24 décembre 1857 et celle du 12 mai au 16 août de l'année 1866.’ - Bizonder uitvoerig is de beschrijving van den toestand, de gevolgen van den oorlog en de maatregelen der regeering in Nederland, een verzameling van feiten, den lezers van dit tijdschrift grootendeels reeds bekend door de opstellen van Prof. Is. P. de VooysGa naar voetnoot1), bij Kröller echter minder met betrekking speciaal tot de Steunbeweging, dan wel tot den algemeen economischen toestand, en aangevuld met tal van maand-, jaarcijfers en tabellen, die ons verduidelijken b.v. de handelingen der Nederlandsche Bank, de koersschommelingen van bankaandeelen, de veranderingen van den wissel- en prolongatiekoers, de officieele beursnoteeringen, noteeringen van goud, zilver, thee, tabak, suiker, rubber enz. Op dit vergelijkend overzicht volgt de nauwkeurige beschrijving der verschillende onderdeelen in 't bizonder van ons Nederlandsch bedrijfsleven, voorzien van talrijke tabellen, gedeeltelijk in grafische voorstelling; met name deze grafische noteeringen zal men zelden zoo zorgvuldig vervaardigd en in zoo ruimen mate aantreffen als in dit RapportGa naar voetnoot2); zij geven ons, gezamenlijk, een beeld der ontwikkeling van de scheepvaartbewegingen, van handel, nijverheid, landbouw, visscherij en veeteelt ten onzent. | |||||
[pagina 75]
| |||||
Het kan niet doel dezer aankondiging zijn, de beschrijving aller onderdeelen afzonderlijk te bespreken. Slechts eenige gegegevens mogen hier geciteerd worden. Zoo is het interessant, te vernemen, dat, terwijl de maat der in Rotterdam aangekomen schepen 967.710 tonnen in 1850, 9.450.710 tonnen in 1900, 18.197.783 tonnen in 1913 bedroeg, deze maat in 1914, dus na slechts 5 oorlogsmaanden, zonk op 13.540.051 tonnen. Ook de Rijnvaart had in het eerste jaar reeds ruimschoots de gevolgen van den oorlog te verduren. In het jaar 1910 passeerden Lobith 85.372 booten, in 't jaar 1913 steeg dit getal tot 96.768, in 't volgende jaar echter kon men slechts 51.915 booten noteeren. Aan de Inleiding van het hoofdstuk ‘Handel’ ontleenen wij: ‘L'année qui nous occupe marquera dans les annales de l'histoire. C'est en effet une année de bouleversement. Un coup d'oeil rapide jeté sur les statistiques font voir tout de suite que de graves événements ont dû se produire, car leurs chiffres comparés à ceux de l'année précédente montrent des variations tellement importantes qu'elles ne peuvent pas être attribuées à des fluctuations du marché’. En dan komt weer de oude klacht: ‘La tâche du statisticien n'est pas facile, vu que beaucoup de données manquent’Ga naar voetnoot1). Omtrent onze zoo belangrijke diamantnijverheid en industrie in goud- en zilverwerken worden o.m. volgende gegevens verstrekt: ‘Dès le commencement de la guerre l'industrie diamantaire chôma entièrement. A Amsterdam ainsi qu'à Anvers, le chiffre des chômeurs involontaires attcignit 97%. - L'orfèvrie qui florissait dans notre pays fut cruellement éprouvée par la guerre européenne. Furent imposés de moins qu'en 1913:
La restitution des taxes payées pour les articles imposés s'est | |||||
[pagina 76]
| |||||
élevée, en 1914, à fl. 15.739.79½ soit une diminuation de fl. 2.038.20 ½ en compareison avec 1913.’ De beschouwingen worden voltooid door het straks reeds vermelde opstel van jnr. Mr. Smissaert, L'industrie cotonnière en Twente.’ Het geheel, van veel belang en lezenswaard, schijnt ons zoomede een dubbele taak te vervullen: ten eerste vult het bestaande leemten aan in de litteratuur onzer economische ontwikkeling, ten tweede helpt het voorbereiden een zorgvuldige kennis van het tijdvak, waarin wij thans leven - waarschijnlijk economisch het allerbelangrijkste sinds vele jaren. Paul Cronheim. | |||||
De Nederlandsche Overzeetrust maatschappij, Haar oorsprong en haar werkwijze, beschreven door Mr. G. Keller met inleidend woord door C.J.K. van Aalst.‘Het boekje is ook bestemd voor het publiek, dat dagelijks hoort spreken en....mopperen over de N.O.T., doch van den aard der instelling dikwijls slechts vage noties heeft, waarschijnlijk niet begrijpt de hoogst gewichtige rol, welke zij in deze ontzettende dagen vervult, ten bate van het economische leven van ons vaderland; waarschijnlijk niet inziet dat zonder de N.O.T. handel en nijverheid ten onzent plat- en lamgeslagen ter neder zouden liggen’. Aldus de inleider aan 't begin. En de schrijver zegt aan het slot, nadat hij geschreven heeft hoe pas later vollediger uiteengezet kan worden ‘van welk een weldadige beteekenis de N.O.T. voor den nationalen handel is geweest, voor welke lastige vraagstukken men heeft gestaan, en op welke wijze de mannen, die aan 't roer van de N.O.T. stonden, zich door de moeilijkheden hebben weten heen te slaan’: ‘Wij zijn overtuigd, dat dit een der schitterendste bladzijden in de geschiedenis van den Nederlandschen handel zal vormen.’ Na deze aanhalingen tot lof, doen wij enkele andere grepen, die den aard van de instelling kenmerken. Op 21 September 1914 constitueerde zich de uit vijf leden bestaande commissie voor den Nederlandschen Handel. ‘In den boesem der Commisie werd toen het plan geboren, eene Naamlooze Vennootschap op te richten, waaraan de handel zijn | |||||
[pagina 77]
| |||||
importartikelen zou kunnen consigneeren en die aan de buitenlandsche regeeringen een zoo vertrouwbaren waarborg zou geven, dat het aangevoerde niet aan den vijand ten goede zou komen, dat zij geen bezwaar zouden hebben, de aldus geadresseerde goederen door te laten.’ ‘Zij riep vertegenwoordigers van de voornaamste banken en stoomvaartmaatschappijen....bijeen en....een combinatie kwam tot stand.’ (24 November) ‘een bloemlezing uit de eerste ondernemingen op het gebied van financiewezen en scheepvaart’. Het doel van de N.O.T. was oorspronkelijk: ‘het verleenen van tusschenkomst ter verzekering van den ongestoorden aanvoer van overzeesche artikelen, welke door oorlogvoerende mogendheden tot absolute dan wel tot conditioneele contrabande zijn verklaard of daartoe alsnog verklaard zouden kunnen worden.’ Om ‘redenen van practijk’ werd deze vrijwillig aangeboden tusschenkomst uitgebreid tot alles, ‘ten einde ondanks den bestaanden oorlogstoestand den ongestoorden aanvoer en uitvoer van goederen zooveel mogelijk te verzekeren’. Zooals bekend is, werd - om redenen van practijk - de aangeboden gelegenheid tot een onvermijdelijke verplichting. ‘Dat de oorlogvoerende partijen - in de eerste plaats Engeland - het werk van de N.O.T. hebben geëerbiedigd, het mogelijk hebben laten zijn, dat Nederland aangevoerd kreeg, wat het noodig had, danken wij dus in het bijzonder aan de honorabiliteit en integriteit van hen, die haar oprichtten en thans besturen.’ ‘Met de regeeringen, die den economischen oorlog hadden aangebonden, werd verbinding gezocht en nadat dit was gelukt, werd contractueel vastgelegd de erkenning van de N.O.T., als tusschenpersoon.’ ‘Men slaagde er dus in, den respectieven regeeringen vertrouwen in te boezemen in de nieuwe onderneming en haar onder zekere voorwaarde de waarborgen te doen aanvaarden, welke de N.O.T. meende te kunnen geven.’ ‘Dat de taak, welke op de schouders dezer commissie (de uitvoerende commissie der N.O.T.) rust, hoogst verantwoordelijk, zeer moeilijk en ook dikwijls heel ondankbaar is, zal een ieder, die ook maar eenigszins op de hoogte is van het werk der N.O.T., onmiddellijk begrijpen.’ | |||||
[pagina 78]
| |||||
‘Het werk nu, dat de Uitvoerende Commissie der N.O.T.....vrijwillig en geheel belangeloos op zich genomen heeft, bestaat, voor zoover eenigszins in haar vermogen, in het uit den weg ruimen der moeilijkheden, welker geheele omvang alleen door ingewijden kan begrepen worden’. De gemakkelijkheid, waarmede ‘het boekje’ geschreven werd, en de lof, die voortdurend aan de mannen van de N.O.T. wordt gebracht, zouden den argloozen lezer bijna doen vergeten, dat Nederland ook nog een regeering had, die de belangen van den handel en die van de al evenmin vermelde nijverheid kan verdedigen en behartigen, en dat toch zeker ook zou hebben gedaan, wanneer niet de N.O.T. deze taak op haar manier en voor haar verantwoording had overgenomen. Van rechten der neutralen in oorlog, wordt in dit boekje, dat ook in zijn geheele schrijfwijze een zeldzaam vermogen van aanpassing toont, niet al te veel geschreven. Is. P.d.V. | |||||
Officieele Publicatie der Engelsche Regeering, van de door haar met den gezant der Vereenigde Staten, in zake de Terechtstelling van Miss Cavell te Brussel, gevoerde Correspondentie.Ik heb dit dunne boekje in zijn roode omslag niet bij de andere oorlogsgeschriften op een hoop kunnen werpen. Ik bewaar het bij mijn meer menschelijke memorabilia. De geruchtmakende gerechtelijke moord komt niet veelvuldig voor. Wij Nederlanders herinneren ons altijd die op Barnevelt. Voor eenige jaren was het Ferrer, aan wie hij voltrokken werd, verleden jaar Fourie, nu Miss Cavell. Deze laatste de gruwelijkste, omdat hij een vrouw betrof. Bovendien waren in dit geval de rechters geen bevoegde overheid. Zelf in België tengevolge van rechtsbreuk, hadden zij moeten bedenken, dat ook hun geringste rechtsoefening in dat land op geweld berust en alleen kan worden goedgemaakt door een nauwgezetter naleven van het ongeschreven recht. Wat hun wetboek zegt, is in België ongeldig: luider dan ergens spreekt daar het geweten, ook hun geweten. Inplaats van daarnaar te luisteren, deden zij alles om te voorkomen dat deze engelsche liefdezuster - verpleegster ook van | |||||
[pagina 79]
| |||||
duitsche soldaten - gered werd. Zij spraken over haar misdrijf - over de grens helpen van Belgen - het oordeel uit, dat zij alleen konden uitspreken tengevolge van haar eigen getuigenis. Zij verheimelijkten het vonnis en het uur van de terechtstelling. Zij haastten zich. Gerechtelijk. En toch een moord. En een lafhartige. | |||||
Gedenkboek der Wereldbibliotheek 1905-1915.Het bestaan van de Wereldbibliotheek is een feit van buitengewone maatschappelijke beteekenis. Stellen we ons een oogenblik voor, dat zij morgen verdwenen was, dat haar voorraad werd ingehouden, dat de uitgevers die haar voorbeeld volgden hun goedkoope uitgaven uit den handel terugtrokken, dat, in één woord, de toestand op de boeken-markt weer werd zooals hij tien jaar geleden was. Geen twijfel of tienduizenden zouden het laatste decennium als een geestelijk eldorado beschouwen en zijn verdwijnen gewaar worden als een onrecht en een onduldbaarheid. Een dergelijke onderneming, zou men zeggen, die de stroom van veelvoudig geestesvoedsel aanwakkert, leidt en toegankelijk voor velen maakt, behoort door de samenleving te worden in stand gehouden als een orgaan dat onmisbaar is, en gebeurt het niet door een enkeling, dan moet het de Gemeenschap doen. Onweersprekelijk waren er, en zijn er voortdurend, uitgevers die van hun beroep een hoog denkbeeld hebben, en deze, in verband met de Boekhandel, zijn zulk een orgaan, in mogelijkheid en soms ook in werking. Nochtans valt het niet te ontkennen dat de samenwerkende kracht van boekhandel en uitgevers te kort schoot tegenover de behoeften van de bevolking, en dat wanneer wij hun gezamenlijk gild als één lichaam beschouwen, dit zich niet allereerst kennen liet als een orgaan dat een maatschappelijke functie had. Het besef dit te zijn, toonde van den beginne af de Wereldbibliotheek, die dientengevolge ontvangen werd als een indringster - en het ook inderdaad was, want ieder gemeenschappelijk belang, als het krachtdadig optreedt, bedreigt de belangen van bizondere groepen en personen - maar die weldra bewees dat het voldoen aan een gerechtvaardigde behoefte van het geheel, op den duur de deelen niet tot nadeel strekt. | |||||
[pagina 80]
| |||||
Op dit oogenblik - welke persoonlijke bezwaren uitgevers, lezers of schrijvers ook tegen deze krachtig en dus niet onfeilbaar geleide onderneming mogen laten gelden - is de Wereldbibliotheek zooiets als een erkende maatschappelijke instelling, die niemand missen wil en die, zelf vatbaar voor ontwikkeling, ook de ontwikkeling van uitgeverswezen en boekhandel in Nederland nog gunstig zal kunnen beïnvloeden. A.V. | |||||
Perk en GreebeNaar aanleiding mijner bespreking van zijn boek over Jacques Perk, schrijft de heer Greebe dat hij, in tegenoverstelling tot Kloos, juist niet een oudere, maar een jongere Perk als de ware verdedigd heeft. Idien dit zoo is, hetgeen ik op dit oogenblik helaas niet controleeren kan, maar gaarne aanneem, spijt het mij natuurlijk, dat ik eenige maanden na lezing van het boek mijne beoordeeling neerschrijvend, door te groot vertrouwen op mijn geheugen gedupeerd, een vergissing beging. Ik merk hierbij evenwel op, dat mijn kritiek tot stand kwam, niet op grond van de opzettelijk terzijde gelaten facta, die het boek mededeelde, maar op grond van de tekortkomingen als geleerde en als kenner van dichtkunst die zijn schrijver er in aan den dag legde. Zoodat het oordeel zelf, ondanks de hierbij ter sprake gebrachte fout, in zijn vollen omvang gehandhaafd blijft. Florence, 1 Dec. '15. P.N.v.E. |
|