De Beweging. Jaargang 11(1915)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 196] [p. 196] De dag Door Albert Verwey I Iedre dag is schoon Als hij, jong, begint - Als in ons de droom Die van nachtdauw druipt Zacht de wieken schudt, Uitspeurt naar de zon. Of die rozig rijst, Kolkt in zilvren gloed, Smoort in vocht gewolk, Altijd is hij nieuw, Zendt, gedempt of klaar, Stralen door 't heelal. Nieuw rijst boven de aard Dan de vogel hoog, Nieuw rijst plant en dier, Nieuw de mensch uit slaap. Hoor, hoe zingt dan hel Iedre stem in ons, Beek gelijk die speelsch - Bron in 't ruig gebergt - Worteltronk en kei [pagina 197] [p. 197] Zilvrig overplast, Dan weer zinkt en zuigt. Doelloos, niet nog vol, Richtingloos in schijn, Reikt en wijkt en draalt Vóór zijn werk en beeld Wie zichzelf geniet: De aanstonds wakkre Wil. Zie, zijn hoofd straalt uit, Zie, zijn taak blinkt scherp, Hand en oog vereend Leidt de onzichtbre geest. II De zon klom hoog, het werk ligt stil. En zooals de opgestuwde vloed Gevangen tusschen sluis en sluis Terugzinkt naar de lage zee Zoodra de deuren opengaan, Zoo zinkt in plant en dier en mensch Het bloed terug uit kroon en hoofd Nu de aarde in 't midden van haar vaart Geen drang meer voelend, op noch neer, In evenwicht en schommelstand Een oogwenk hangt. Bezonken rust Vliet door 't heelal, verzameling Van krachten in het middenpunt Van de gespreide ruimte. Een poos Luiken zich oogen. Tot de bol Zijn loop herneemt, nu neerwaarts. Traag Wenden naar 't werk gedachten zich Die 's morgens scholen, sterk nochtans En helderoogig, kindren van Ontleding, koel de neergang ziend. [pagina 198] [p. 198] III Dan avond. Zooals wolken aan den hemel Maken zich droomen los en vlieden over De ronde ruimte: vormen, kleuren, dragend Van alle beelden die de dag bevolkten. Ons hart wil mee. Waarheen? In zich getogen Heeft het hen alle en koestert ze en beluistert Hun vele stemmen, die het dankend troosten. Zij komen weer? Zij gaan? Zij blijven? - Armen Omvangen in het donker mij, hun droomer. Lieven, vaartwel! De slaap lokt. Zacht geborgen In nacht en stilte rusten we; maar dan ook Niet eenzaam: samen sluimrend tot de morgen. Vorige Volgende