| |
| |
| |
Politieke feiten en richtingen
De naverkiezing in Amsterdam III.
De liberale concentratie heeft een paar eigenaardige antwoorden gegeven op de reeks artikelen in Het Volk, waarmede Mr. Troelstra trachtte aan te geven welke houding van de sociaaldemokraten tegenover het Ministerie Cort van der Linden past.
Die artikelen getuigden van een welwillendheid, niet voortgekomen uit een natuurlijke sympathie, maar uit een zuiver staatkundige overweging. Het extra-parlementair kabinet toch opende de gelegenheid om algemeen kiesrecht te verkrijgen en tevens om het staatspensioen verder te brengen. Die kans gebood den sociaal-demokraten hulp te verleenen, zoover de beginselen het ook maar eenigermate gedoogden. Mits de liberale concentratie en het ministerie de eischen aan de roode kamerfractie niet te hoog stelden, viel er op haar te rekenen, en was het onnoodig een tijdelijke steun van de kerkelijke partijen in te roepen.
Mr. Troelstra deed aldus niet alleen aan de eigen partij, maar ook aan de concentratie een voorstel. In het algemeene begrootingsdebat zou het als een grondslag voor verdere gedachten-ontwikkeling kunnen dienen.
Voor het zoovèr is gekomen, zijn er van uit de concentratie twee antwoorden gegeven. Het eerste door een daad bij de naverkiezing in Amsterdam III; het tweede door Dr. Bos op den partij-dag van den Vrijzinnig-demokratischen Bond.
Beide spraken een vijandschap uit tegen de S.D.A.P., waarvan de politieke beteekenis niet te onderschatten is.
Het roode Amsterdamsche district, dat in Juni met een overgroote meerderheid Mr. Troelstra verkoos, en daarna met een geslonken aantal stemmen H. Polak aanwees, om hem, zooals spoedig bleek, in staat te stellen de Eerste Kamer binnen
| |
| |
te gaan, werd deze maand een terrein van een zoo heftige verkiezingscampagne als in de zomermaand niet eens was vertoond. De politieke beteekenis ervan was deze, dat nu een geheel andere strijd werd gevoerd. Toen ging het tegen het kerkelijke ministerie, en nu regelrecht tegen de sociaal-demokratie. Het waren niet alleen de clericalen, of enkel de concentratiemannen, die de candidatuur van den voorzitter van het N.V.V. bestreden, doch beide groepen vereenigden zich en verkregen zelfs hulp van anarchisten om een zuiver anti-socialistische campagne te voeren. Rood heette het gevaar, dat in den persoon van den leider der spoorwegstaking van 1903 zoo vurig mogelijk werd voorgesteld. Was dit dan niet geoorloofd? zoo vroeg o.a. Dr. Bos. Formeel beschouwd moet het antwoord bevestigend zijn. De sociaal-demokraten hadden een bondgenootschap met de vrijzinnigen afgewezen. De candidatuur Otto was dus stellig geoorloofd. En er is ook niets tegen te zeggen dat bij de herstemming alle krachten werden ingespannen om den liberaal over den socialist te doen zegevieren. Doch terwijl de anti-revolutionnairen en katholieken zich zorgvuldig onthielden van elke verantwoordelijkheid voor den uitslag, en slechts de christelijk-historischen duidelijk de concentratie tot een anti-socialistischen strijd aanmoedigden, is de kans op zetelwinst den liberalen te machtig geweest om af te zien van een strijdwijze, die verre gevolgen moest hebben. Zij hebben niet alleen een anti-socialistische partijgroepeering geduld; zij zijn veel verder gegaan en hebben die op alle mogelijke wijzen aangemoedigd, en over het resultaat ervan onverholen feest gevierd. Nadat in Juni gejubeld was, omdat de clericalen verslagen waren, is de nederlaag der sociaal-democraten in hun eenig vast distrist met even groot gejuich begroet. Van een liberale overwinning kon moeilijk sprake zijn, al werd de zetel ook door een liberaal bezet.
Wat kan dit voor andere beteekenis hebben, dan dat de saamhoorigheid der burgerlijke partijen gesteld wordt boven het doel waarvoor vrijzinnigen en sociaal-demokraten nog zoo kort te voren krachtig gestreden hadden, nl. boven algemeen kiesrecht en staatspensioen waarvoor toch samenwerking geboden is. En dat dit politieke feit werd vertoond niet in een
| |
| |
afgelegen district en onder bijzondere omstandigheden, maar principieel in de hoofdstad onder aller oogen en medewerking, vergroot de uitwerking.
Al zal daarvan niet direct het gevolg zijn, dat de concentratie haar program verandert, zoo moet toch de gewijzigde strijdwijze en partij-groepeering een verderen invloed hebben op de kiezers. En dat beteekent te meer omdat het program van zoo'n aard is, n.l. door een voorstel tot grondwetsherziening, dat een beroep op de kiezers noodzakelijk volgen moet op de parlementaire behandeling.
De vraag rijst dus onmiddellijk of de liberale concentratie inderdaad een richtingverandering in den zin heeft, en die reeds in de naverkiezing voorbereidde. Was dit niet het geval, zoo moet de strijdwijze der concentratie in Amsterdam III een grove tactische fout genoemd worden.
De gevolgen toonen zich zelden onmiddellijk, doch in dit geval is het begin ervan reeds te zien.
De sociaal-demokraten toch, gevoelig getroffen door de nederlaag, hebben snel gezocht naar middelen tot verweer. Niet alleen is het buiten twijfel dat de plannen van Mr. Troelstra om het zittend kabinet te steunen, meer weerstand in zijn partij zullen vinden, dan anders het geval was. Maar bovendien is er onder de sociaal-demokraten en georganiseerde arbeiders op nieuw het besef verlevendigd, dat de geheele burgerij zich aaneengesloten tegen hun streven verzet. Het plan eener kiesrechtdemonstratie voor de Eerste Kamer en de roode propaganda-week zijn er bewijzen van. Waar de hervormingsgezinden uit de burgerij en de socialistische arbeiders elkaar voor vruchtdragende samenwerking naderden, zijn ze thans weer in wantrouwen en strijdlust uiteen gedreven. Dat dit in de parlementaire vertegenwoordiging weerklank zal vinden is buiten twijfel, al heeft dan ook Mr. Troelstra onmiddellijk getracht tot kalmte aan te sporen en toch vooral en liefst alleen door staatkundige bezinning de politieke houding te laten bepalen.
| |
De redevoering van Dr. Bos.
Op den vrijzinnig-demokratischen partij-dag is de schuchtere uiting van angst voor het te loor gaan der radikale beginselen
| |
| |
in het verbond met de conservatieve liberalen, het zwijgen opgelegd, en terug gedrongen door de groote politieke redevoering van Dr. Bos, waarin hij ook het optreden der concentratie in de kabinetscrisis verdedigde, doch vooral de sociaal-demokraten aanviel, en uit de hoogte be- en veroordeelde.
Die redevoering was in twee deelen gesplitst. Elk op zich zelf vormde een gesloten en logisch, maar daarom nog geen juist, betoog. In het eerste toch werd uiteengezet hoe concentratie en sociaal-demokratie te samen in Juni de coalitie overwonnen en wel op een program, dat in hoofdtrekken gelijk was. Daaruit volgde dat het mogelijk was te samen de uitvoering van het program op zich te nemen. Het bekende ‘aanbod’ is dan ook op zich zelf gezien een stukje zakelijke en onbevooroordeelde staatkunde. Slechts dit voorbehoud moet daarbij gelden, dat niets blijkt van eenig inzicht in de moeilijkheden, die het voorstel voor de S.D.A.P. moest opleveren. Evenmin dus van een poging om het aanvaarden van het aanbod te vergemakkelijken door de passende vormen ervoor te kiezen.
De onjuiste veronderstelling aanvaardende, dat de S.D.A.P. een politieke partij was als elke andere, is op het eerste deel van Dr. Bos' rede geen aanmerking te maken.
Het tweede deel is op zich zelf ook een volkomen logisch betoog. De concentratie en de S.D.A.P. hadden elkaar bij de Juni-verkiezing zoo heftig bestreden dat zij niet zoo opeens vertrouwen in elkaar konden stellen. Ten minste niet de liberalen in de sociaal-demokraten. Te veel hadden deze de concentratie als zetbaas bestemd voor de uitvoering van hunne eischen, dan dat thans een concentratie-ministerie de gewillige dienaar zou willen zijn. De S.D.A.P. was overmoedig, stelde de vrijzinnigen altijd voor als onbetrouwbaar, en zou dus ook een concentratieministerie naar haar pijpen willen laten dansen om zelf met de eer van het werk te gaan strijken. De geheele verhouding was na het concentratie-program zoo duidelijk en van zoo'n aard, dat door geen onderhandelingen goed te maken was, wat door de verkiezingscampagne zich in de geesten had vastgezet.
Al kan men ook de houding niet billijken, de argumenten zijn èn eenvoudig èn begrijpelijk.
Het verwonderlijke is echter dat de twee logische deelen van
| |
| |
de redevoering te samen geen logische samenhang hebben.
Wanneer twee partijen, die elkaar heftig bestreden en nog wrok tegen elkaar gevoelen, te samen toch eenzelfde program moeten uitvoeren, dan is een los verbond begrijpelijker en aannemelijker als een ‘bloc’ wat in het ‘aanbod van Dr. Bos’ is voorgesteld. Kunnen de partijen niet samenwerken waar het eigenbelang zulks gebiedt, en ertoe dwingt, hoe is het dan mogelijk om hunne samenwerking veel inniger te verbinden in een regeerings-verantwoordelijkheid. De formeele denkwijze moet al heel sterk zijn, om dat begrijpelijk te maken. Doch deze innerlijke tegenstrijdigheid heeft Dr. Bos volkomen verklaard, door de groote animositeit, die er bestond tegen de S.D.A.P.
Die was een vijand, en moest òf wel gedwongen worden, iets anders te zijn dan zij tot nu toe was, dan wel een geduchtige les ontvangen. M.a.w. de concentratie heeft van de S.D.A.P. willen maken een partij van sociale hervorming op gelijken grondslag als eigenlijk de vrijzinnig-demokratische bond aanvaard had, of wanneer dat niet gelukte, dan moest die partij beschouwd en bestreden worden als een revolutionnaire beweging, vijandig aan de maatschappelijke orde, en dus aan de geheele burgerlijke politiek.
Dit was dus het antwoord, dat ook Dr. Bos na de verkiezings-compagne in Amsterdam III op de leidingsvoorstellen van Mr. Troelstra gaf: wij aanvaarden de S.D.A.P. niet zooals zij is, en wij zullen alles verrichten om haar te dwingen een keus te doen, zij moet of wel met ons meedoen, en zich leeren neerleggen bij de maatschappelijke verhoudingen, dan wel zich getroosten buiten de practische politiek te worden gedrongen.
In 't kort beteekent dit: laat het socialisme varen, en zoo niet, weet dan dat alle burgerlijke partijen vereenigd tegenover u staan.
Blijkt inderdaad, dat Dr. Bos een richting aanwijst, - nìet aan de sociaal-demokratie, die zeker teveel eigen groei vertoont om zichzelf zoo te verloochenen - maar aan de vrijzinnigen om dus vooral de strijd naar het roode front vol te houden, dan moet wel het gemeenschappelijk program op den achtergrond geraken, daar de ijver niet voor de uitvoering ervan maar aan onderlingen wedijver te besteden zal zijn.
| |
| |
| |
De Indische begrooting.
De algemeene beschouwingen over de Indische begrooting ontleenden dit jaar een bijzondere belangrijkheid aan het feit, dat er een groote roering heerscht in de Indische maatschappij.
Indo's en Javanen streven naar gelijkstelling met de Hollanders en naar invloed op de regeering. Dit streven toont zich allereerst in de vraag naar beter onderwijs. Juist op dit gebied had Dr. Kuyper getracht de schoolstrijd zooals die in 't moederland heerscht over te brengen naar de koloniën. En de aanvankelijk bescheiden pogingen naar een christelijk bewind werden in verband gebracht met het sterk mohamedaansch karakter, dat de bekende vereeniging Sarikat Islam had aangenomen. Vooral van christelijk-historische doch ook van antirevolutionaire zijde is getracht dit verband te ontkennen, met een heftigheid over bijzaken die toch tegelijk de algemeenere verklaring insloot dat kerk en zending aan een islamitische bevolking niet opgedrongen mochten worden, ook niet door daarvoor de school te gebruiken. In zoover was de strijd van linker- en rechterzijde er een in de lucht, te meer daar de vrijzinnige minister en de antirevolutionnaire landvoogd het eens schenen geworden te zijn over het te volgen beleid. Hoezeer dat een beleid was van uiterst langzame toename der onderwijsgelegenheid, kwam slechts de sociaal-demokraat betoogen.
Een belangrijke plaats in de discussie verkregen ook de Indische ballingen, bestuurders der Indische partij, die met jeugdige en revolutionnaire heftigheid aangebotst waren tegen een rechtsregeling, die voor moderne staten als een bewijs van achterlijke dwang geldt.
Terwijl de Sarikat Islam, vooral wegens haar groote uitgebreidheid en gevreesde macht, met welwillendheid werd besproken, trok spreker na spreker van leer tegen den jeugdigen overmoed der bannelingen en veroordeelde vooral den leider Douwes Dekker.
Slechts de sociaal-demokraat Vliegen nam het voor hen op, en toonde aan hoe onbillijk en hard de straf was, waar toch het streven der Indische partij tot grooter zelfstandigheid van Indië in de lijn lag eener ontwikkeling die door een groot aantal der Nederlandsche politici wordt voorgestaan. Slechts hun heftigheid
| |
| |
en de toon hunner toespraken en geschriften was het die men zou kunnen veroordeelen, doch waaruit ten onrechte afkeer en het verspreiden van haat tegen 't moederland en de Hollanders werd afgeleid.
In scherpe tegenstelling, zelfs met de vrijzinnigheid waarmee Dr. Bos en Mr. van Deventer de zaak der bannelingen bekeken, maakte Vliegen zich los van gezags-vooroordeelen en gezagsformalisme, om een oordeel te vragen berustende op menschelijkheid en recht.
Zonder overdrijving en zelfs met groote gematigdheid voorgestaan, was deze eisch desondanks toch zeer principieel. Mag op grond van werkelijk of vermeend belang van het gezag of de heerschende orde, de vrijheid niet alleen van een persoon, doch in 't bijzonder van een richting, een nieuw denkbeeld, geheel geknot worden? En zal die dwang in Indië als uitzonderingsrecht blijven bestaan? Daarom gaat het.
Wordt werkelijk de orde verstoord, of worden daden verricht, die tegen wet en recht indruischen, dan betwist niemand het staatsgezag het recht en zelfs de plicht om op te treden. Doch onderdrukking van nieuwe denkbeelden, en van maatschappelijke bewegingen, omdat zij niet door 't gezag of door machthebbers goedgekeurd worden, is een politiek van overheersching en per se ondemokratisch.
Vond Vliegen steun bij dit principieel optreden? Geen andere partij viel hem bij, en zelfs toen de minister in pacificeerende stemming tot clementie geneigd scheen, werd hij van vele zijden gewaarschuwd om toch het beginsel der onderdrukking te handhaven door van de bannelingen onderwerping te vergen.
* * *
Ook voor de Indische bannelingen volgde de sociaal-demokraat een weg, waarlangs voor hen bereikt zou kunnen worden, zooveel als slechts te bereiken viel. Zijn politiek was dus practisch, ondanks hij toch het beginsel geen oogenblik los liet. In tegendeel, zijn kracht lag juist in dat beginsel.
Op grond daarvan kon hij eischen, en daarvoor week het gezagsfanatisme aarzelend een paar passen achteruit.
| |
| |
Op gelijksoortige wijze heeft de sociaal-demokratie op haar eigen terrein, de arbeidersbeweging, de invloed, die haar voortdurend deed groeien en resultaten bereiken.
Zij past zich aan met de daden, doch nooit met de beginselen, aan alle bestaande toestanden van staat, wet, recht, orde en maatschappelijke verhoudingen.
In beginsel staat een socialistische samenleving tegenover dat alles, en op geen anderen grond dan waarop Vliegen de bannelingen verdedigde, nl. van menschelijkheid en recht.
Door echter dat beginsel los te laten, en de toestanden te erkennen, niet alleen als bestaande, wat van zelf spreekt, maar als gerechtigd, zou de S.D.A.P. haar kracht verliezen om aan de burgerlijke politieke partijen haar eischen vóor te houden.
Met daden past echter de sociaal-demokratische politiek zich wel aan, aan alle bestaande pogingen om verbeteringen te brengen, en laat niets ongedaan om hoe weinig dan ook te bereiken.
Was die politiek onbekend? Is die niet reeds jaren lang getoond? En is nu de weigering van 't ‘aanbod Bos’ daarmede in strijd, of ligt die niet juist in dezelfde lijn?
De strijdwijze in Amsterdam III kan misschien een tactische fout genoemd worden, doch het oordeel van Dr. Bos, en waarschijnlijk ook dat der concentratie over de sociaal-demokratische politiek is een misvatting die onbegrijpelijker schijnt in een man, die zich tegenover kritiseerende partijgenooten, juist op zijn rijpe parlementaire ervaring beriep.
Noch de fout, noch de misvatting zullen echter iets kunnen veranderen aan de politiek der S.D.A.P., die door allerlei wendingen en moeilijkheden heen uit haar aard niet anders kan zijn dan practische aandrijving door de kracht van het beginsel.
G. Burger
|
|