De Beweging. Jaargang 9(1913)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Fluit en rommelpot Door André Jolles I Aan Iwan Fröbe. Blaas op de fluit als de woelige wereld Snort om je kop en je vreugde verbruit, Blaas tot de klank uit het rietpijpje perelt, Jong als een merel, de lente doordwerelt: Blaas op de fluit. Laat de geluiden als gekken en zotjes Stijgen en stoeien; valt een op zijn stuit, Wat zou het schâen voor die oolijke rotjes, Jeugd breekt zoo spoedig geen beenen en botjes: Blaas op de fluit. Zwart zijn de nachten, en zwart de gedachten, Goud is de morgen en wit is de bruid, Rood zijn de sappige lippen die lachten En na je liedje de kussen verwachten: Blaas op de fluit. [pagina 81] [p. 81] Pijpen en zoenen zijn zusjen en broertje, Tegen de dood wies nog nergens een kruid, Komt de zwartgallige sufheid en voert je Ver van de blijdschap, zoo draai haar een loertje, Blaas op de fluit! Blaas op de fluit, tot in koddige rijen Tonen en toontjes en helder getuit Stuivend en wuivend rondom spelemeien, Blaas van de liefde, van vrouwen en vrijen, Blaas op de fluit! II Aan Jan Kalf. Wat helpt het of 'k mijzelf bedot, Ik blijf mijn levensdagen Een nachtegaal met heeschen strot, Dus speel ik op mijn rommelpot, Rommel - bommel - stommelpot - Voor wien het kan behagen. Apollo is een deftig God En zegent de poëten Die dichten naar zijn hoog gebod, Doch ik hoor met mijn rommelpot Rommel - bommel - stommelpot - Maar bij de kale neten. Waarachtig ik ben ook niet zot, Ik noem het een fortuintje Om met Jan Rap en met Piet Snot Te klapren op mijn rommelpot, Rommel - bommel - stommelpot - Als schunnig haveluintje. [pagina 82] [p. 82] En mijn kornuiten zijn per slot Ook van het zelfde slagje; Die spelen ook nog met genot Bijwijlen op hun rommelpot Rommel - bommel - stommelpot - Als gaat het om hun hachje. Wij bakkeleien als het mot Nog met den Duivel zelvers, En Kaffer, Mof en Hottentot, Die slaan wij met den rommelpot, Rommel-bommel-stommelpot - Het bekkeneel aan schelvers. Niemand van ons wil wachten tot Het leven met zijn grillen, Hem oud en dor maakt en kapot En hij den ronden rommelpot Rommel - bommel - stommelpot - Niet langer kan doen drillen. Wij zijn geen stokvisch en geen sprot, Wij willen ons vermaken, En sterven we in het varkenskot, Toch spelen we op den rommelpot Rommel - bommel - stommelpot - Totdat de blaas gaat kraken. Vorige Volgende