| |
| |
| |
Politieke feiten en richtingen
Commissie's van Voorbereiding.
Het waren niet alleen buitenstaanders die over den parlementairen arbeid hun ontevredenheid toonden. De Tweede Kamer was het er hartgrondig mede eens. Zij heeft zichzelf of ten minste haar reglement herzien en de commissie's van voorbereiding in 't leven geroepen. En de regeering bevorderde dat streven nog door talrijke staatscommissie's te benoemen, waarin de politici al dan niet door ambtenaren en deskundigen werden gesteund.
Zoo wordt er tegenwoordig heel wat voorbereid. Om te beginnen met de grondwet, zijn talrijke oude en nieuwe wetten in handen van ‘de’ commissie. Er wordt onderzocht, verhoord, bestudeerd, beraadslaagd, hervormd in die vele stille bijeenkomsten. Groote doorwrochte rapporten zullen verschijnen als getuigen van den grooten ijver en de enorme hoeveelheid arbeid en de nog omvangrijker massa tijd die reeds werd besteed.
Is dat alles een bewijs van ernst en beleid? een pogen om de steeds breeder wordende regeeringstaak te houden buiten de politieke stormen van een slecht voorbereide en prikkelbare kameratmosfeer? Of is het soms een teeken dat het in ons land anders gesteld is? Dat n.l. aan staat en regeering een taak van maatschappelijke leiding en hervorming wordt opgedrongen, zoo breed zich uitbreidende en zoo diep doorgaande tot in de sociale verhoudingen, dat de politieke krachten ontbreken om zoo'n taak te vervullen. Er zijn noch weinige, noch zelfs onduidelijke teekenen die het laatste doen vreezen.
| |
| |
Wie de korte persberichten leest over de commissie tot voorbereiding van de sociale verzekering, zal geenszins overtuigd worden van haar doelmatig en ernstig werk. Haar eerste openlijk optreden bij het debat over de zoogenaamde vraagpunten betreffende de ziekteverzekering was een duidelijk fiasco. De zakelijke voorbereiding sloeg onmiddelijk om in een oppervlakkige politieke schermutseling, waardoor nóch de zaak, nóch een heldere en zuivere politiek van groote beginselen gediend was. Daarna is de deur achter de commissie weer dicht gegaan, en leest men van ‘weigering van den minister tot overleg’ ‘obstructie der linkerzijde door zich aan de beraadslaging te onttrekken’ ‘doorzetten van den wil der rechterzijde’ ‘beraad over honderden amendementen’ enz. Dat wekt geen groote verwachtingen voor het tijdstip dat de werkelijke behandeling der ingrijpende maatschappelijke regeling zal zijn aangebroken. Er broeit wat in de atmosfeer. Nog ligt er de Bakkerswet als een ‘appel van twist’. Nog is levendig in veler geheugen de weigering om de motie-Troelstra over het ouderdomspensioen te behandelen. Dat zijn ware donderwolken, die de lucht zwoel en drukkend houden. De regeeringsmeerderheid geeft herhaaldelijk haar wil te kennen om de beloofde wetten tot stand te brengen. Maar zij doet het op een zonderlinge manier. Door namelijk alleerst te veronderstellen dat de minderheid het haar zal beletten. En als gevolg begint zij haar taak met het verwijten en ringelooren van die minderheid. Ondertusschen echter is zij als iemand die zich wel aan tafel moet begeven, maar geen trek in het eten heeft. Humeurig, prikkelbaar en toch teutend en weifelend bij elke stap die te doen is. Elk uitstel wordt aan de minderheid kwalijk genomen, maar daaraan wordt dan ook de meeste tijd en ijver besteed.
Kan op die wijze een groote taak vervuld worden? En het is toch zoowel een groot als diep in 't maatschappelijk leven ingrijpend werk dat met de sociale verzekering ondernomen wordt.
Is het wonder dat een andere voorbereiding ter hand wordt genomen, een voorbereiding n.l. om een ander middel toe te
| |
| |
passen dan die vergaderende commissie's? en wel de bewerking der verschillende bevolkingslagen voor de verkiezingen in 1913.
| |
De strijd om de macht.
Een van de dingen die ongetwijfeld de regeeringscoalitie het meest prikkelen, is het gevoel dat zij in 1913 met onvervulde beloften voor de kiezers zal staan. Hoe zich te verweren tegen het verwijt van onmacht, indien niet op ettelijke bijzonder dikke nummers van het Staatsblad gewezen kan worden.
Weliswaar heeft de macht der verbonden drie christelijke partijen nog geen teeken van verzwakking vertoond. Haar organisatie's onder de kiezers zijn nog even goed als vroeger. Door talrijke benoemingen in ambten en posten moet zij eer versterkt zijn. En bovendien is de vijand, het liberalisme, nog steeds verdeeld en verzwakt.
Maar er zijn toch tal van feiten, die het vertrouwen ondermijnen. Noch de verzekeringsplannen, noch de tariefwetsontwerpen bleken populair te zijn. En de liberalen, die na den vorigen nederlaag zich zoo mismoedig toonden, en alle pogingen opgegeven schenen te hebben om hun positie in 't kiezerscorps te herwinnen, wilden toch de kansen op herovering van de regeeringsmacht niet opgeven. Nog altijd zijn zij sterk door pers, groothandel, en in de professioneele beroepen. Hun poging om in de hervormde kerk weer de moderne gedachten tegen de orthodoxie te handhaven gaat met zelfbewustheid en met duidelijk succes voort.
Anderzijds is er groot gevaar dat de kerkelijke arbeiders ontevreden worden. Patrimonium is nog wel dezelfde die zij altijd was, bescheiden en onderworpen, meer nog zelfs als toen Talma aan haar hoofd stond, maar haar invloed is sterk dalende.
Vooral echter onder de Katholieke arbeiders is er een gisting, die, door middel van de vakbeweging, deze kringen toegankelijk maakt voor andere wenschen en zelfs eischen, dan enkel goed vertrouwen in de politieke voormannen.
| |
| |
Geen wonder dus dat de coalitie reeds gedachten over heeft voor de volgende zomer. En niemand zag dat beter in dan de man, die de coalitie tot stand bracht en haar tot de overwinning voerde. Hij kende bij langdurige ervaring de kansen en gevaren van den strijd om de macht met het liberalisme. Weliswaar hebben de vrijzinnigen geen groot geestdriftwekkend beginsel dat hen tot een nieuw krachtig leven kan opwekken, maar zij hebben toch nog altijd de traditie van te willen regeeren en 't het best te kunnen. En door de tariefwet zijn ook hun ernstigste belangen in gevaar gebracht. Hoe zeer zij dan ook langzaam in beweging komen, en hun politici een taktiek van verzwakking der regeering volgen zonder tegenover haar plannen andere van eigen maaksel te stellen, die ruimer en frisscher en veelbelovender zijn, Dr. Kuyper weet dat ze toch gevaarlijk zijn.
Vandaar dat hij bijna los van de regeering een voorbereiding begonnen is voor 't verweer tegen een aanval der vrijzinnigen in 1913.
| |
De Kuyper hulde.
Wat bijna ondenkbaar scheen, is toch gebeurd. Het was niet alleen de linkerzijde, maar stellig ook een groot en toongevend deel der coalitie dat in den laatsten tijd Dr. Kuyper als afgedaan beschouwde. Zijn persoon scheen te zeer gecompromitteerd, dan dat hij ooit weer de leiding op zich zou kunnen nemen. Maar hij zelf heeft blijkbaar een rechtvaardiging voor het geheele volk overbodig gevonden. Hij heeft den storm over zijn hoofd heen laten gaan, om het tijdstip af te wachten dat hij aan zijn eigen getrouwen zou kunnen vragen of zij het zonder hem konden en wilden stellen.
En op de tweede Paaschdag is dat tijdstip gekomen. De hulde die hem in Utrecht werd gebracht, de geestdrift die de anti-revolutionnairen in Groningen, Rotterdam en elders bezielde bij den ontvangst van hun leider, is zoo sprekend geweest dat er thans geen twijfel meer kan bestaan. De beginselen door Dr. Kuyper verkondigd, de politieke scholing en leiding die van hem is uitgegaan, hebben een band gelegd
| |
| |
tusschen zijn persoon en zijn volgelingen, die onverbreekbaar is. Hij behoefde slechts weer naar voren te komen en zich bereid te verklaren om de geheele leiding weer in zijn handen te nemen. Zijn aanhang toonde zich daarvoor dankbaar en bijna als verlost van een moeilijk gedragen druk. Hij kon het gerust zeggen, dat zijn opvolger nog niet gevonden was en dat geen der regeeringsleiders hem verving.
De anti-revolutionnairen in den lande waren opgevoed met - en gewoon aan - het breede gebaar en de hooge toon, de gedragen zinnen met veelbelovende denkbeelden, de wijde lijnen, die hun leider hun altijd had gegeven, en die zij sedert enkele jaren misten.
Maar is dat alles dan niet een leeg spel gebleken? Is allereerst niet in de jaren van 1901-1905 de onmacht van den leider aan 't licht gekomen om die verschillende plannen van een christelijk staatsbeleid te verwerkelijken? En is niet het ministerie Heemskerk-Talma een bewijs ervoor dat de knapste personen der partij een anderen weg van regeeringsbeleid noodzakelijk hebben geacht? Een bewind Heemskerk dat gekenmerkt werd door minder afstootend te werk gaan tegenover de linkerzijde, meer tot samen werking uitnoodigend. Een bewind Talma op sociaal gebied dat Kuyper's wetboek van den arbeid als een pronkerige schijn terugnam voor andere plannen met meer practische aangrijpingspunten.
En verder: is niet de sterke regeeringspersoon, die Dr. Kuyper zoo graag wou schijnen er eene gebleken te zijn met zeer kleine en niet ongevaarlijke kanten, waar het uitdeeling van gunsten en grootdoenerij ook tegenover het buitenland betrof?
Kan na dit alles nog weer eens met ernst de proef genomen worden van een ministerie naar den Kuyper-stijl?
Duidelijk moet de Kuyper-hulde anders begrepen worden. Is niet het aangeboden ridder-orde kastje, en zijn niet de toespraken heldere bewijzen van minachting voor de campagne tegen zijn persoonlijke eigenaardigheden en fouten? Die campagne was in velerlei opzicht onbillijk. Van links werd Dr. Kuyper gevaarlijk geacht, gevaarlijk als tegenstander en vooral wanneer hij aan het bewind was. En ongetwijfeld
| |
| |
werd niet het minst daarom de gelegenheid aangegrepen hem ‘af’ te maken door hoon en spot.
Maar zijn aanhang is in hem blijven zien de man, die hun gedachtenleven een vorm gegeven heeft waaraan zij gehecht zijn, en vooral ook de aanvoerder, die hen tot de overwinning kon voeren, d.w.z. hen in de machtspositie bracht, waar vroeger de liberalen eigenmachtig de lakens uitdeelden.
Dat zij de verwerkelijking van het christelijk staatsbeleid, en dus ook de mislukte verwerkelijking niet zóó diep gevoelden, is zeer goed verklaarbaar. De anti-revolutionnaire partij vertegenwoordigt grootendeels de kleine burgerij van stad en land tegenover de liberale groot-burgerij. En zij heeft geleerd als het eerste nabijliggende politieke doel te zien de liberalen uit raads- en regeeringszetels door hun eigen vertegenwoordigers te vervangen. Dat heeft Dr. Kuyper hen aanvankelijk gebracht. De Vries in Amsterdam, De Wilde in Den Haag, De Jong en Van der Molen in Rotterdam. Op die personen als wethouders beriep zich te Utrecht Dr. Kuyper. En dat vervangingswerk, ook in allerlei ambten voort te zetten, in 't kort de strijd om de macht te voeren, dat is de wensch der antirevolutionnairen die in de Kuyper-hulde tot uiting kwam.
| |
Liberale concentratie.
Tegenover het optreden van Dr. Kuyper om zijn verkiezings-legerscharen te gaan schouwen, en hen aan te vuren, kunnen de vrijzinnigen niet veel stellen. Zij missen de hechte kerkelijke organisatie der katholieken, die geen voorbereiding noodig heeft. Zij missen ook een partij als die der antirevolutionnairen, gesterkt en gevoed door de gedachten van een leider. Hun verdeeldheid moeten zij als een zwakte gevoelen. Dat zou niet mogelijk zijn indien zij een groot en geestdriftwekkend beginsel van staatsbeleid konden uiteenzetten. Maar zij hebben slechts beginselen voor direct practische, en dikwijls, als de vrij-liberalen, slechts voor een afwerende, negatieve toepassing. Wat hen kan aanvuren is ook alleen het verlangen naar de macht, om waar het pas geeft die practische beginselen te kunnen uitvoeren bij het
| |
| |
regeeren, vooral door de ambten te bezetten. En omdat zij dus ook in hoofdzaak een strijd om de macht moeten gaan uitvechten tegen de coalitie en geen strijd voor beginselen, moeten zij zich wel verbinden.
Maar hoe zullen zij zich aaneensluiten? Het meest nuchter en het eenvoudigst zou het gebeuren zonder veel praatjes over beginselen, door een stembusovereenkomst van onderlinge afspraak en steun. Dat gaat dan geheel samen met de tactiek van verzwakking der coalitie-regeering, met bestrijding der verzekeringsplannen, van het tarief en van een kerkelijke grondwetsherziening. Doch zijn daarvoor de kiezers naar de stembus te drijven? vooral de kiezers uit de beslissende neutrale zone? Mogelijk helpt de strijd tegen Kuyper wat mee, maar er ontbreekt toch iets dat zeer belangrijk is, n.l. het politieke vooruitzicht.
Wat kunnen de vereenigde vrijzinnigen met de regeeringsmacht doen? Er moet toch een program mogelijk zijn. Het is reeds gebleken dat het eenige verbindingsmiddel zou zijn het Algemeen Kiesrecht, maar het is een uiterst zwak middel, omdat het slechts een schijnbare, geen werkelijke verbinding der vrijzinnigen vormt. En dan nog omdat het in hoofdzaak berust op een te verwachten steun van de uiterste linkerzijde, n.l. van de sociaal demokraten, zonder dat deze in het verbond zullen zijn opgenomen.
Alle stemmen voor een liberale concentratie zijn daarom als de roep om de verloren macht, de macht zonder doel of richting.
Een dergelijke voorbereiding der regeeringstaak kan onmogelijk zelfs de voorbereidings-commissie's vervangen, maar moet onvermijdelijk leiden tot de Kuyperije, de leege en bedervende campagne, vóor of tegen Kuyper, in beide kampen.
| |
Het Paasch-congres der S.D.A.P.
Tusschen vrijzinnigen en de coalitie staan de sociaaldemokraten. Inderdaad staan zij er tusschen of liever er achter. Zij vormen geen partij die den strijd om de macht
| |
| |
kan voeren. En des ondanks zijn zij juist de partij die dezen strijd openlijk in de banier voert. Maar voor de toekomst. Bovendien om die macht te gebruiken voor iets anders dan het bezetten der regeeringszetels. Zij mogen door de rechterzijde al bij de linkerzijde zijn ingedeeld, steeds duidelijker wordt het dat de sociaal-demokraten geen enkel nut er in zien of de groot- dan wel de klein-burgerij regeert. Voor hun verwachtingen van een ander, een sociaal staatsbeleid is het onverschillig. Met deze beperking dat zij van de macht die zij reeds nu kunnen bezetten, stellig het beste gebruik zullen maken, en dat de vrijzinnigen de meeste kans loopen daarvoor in hun handen te vallen.
Dit moge in sommige periode's den schijn wekken alsof het andersom is, of n.l. de sociaal-demokraten de vrijzinnigen tegen hun rechtsche vijanden steunen, maar in werkelijkheid ontwikkelt zich toch de sociaal-demokratische partij geheel naar eigen lijnen.
Duidelijk bleek dit op haar laatste Paaschcongres te Leiden. Daar werd een nieuw program aangenomen, dat op zich zelf geen nieuwe dingen leerde. Uit de ijverige propaganda der S.D.A.P. is voldoende bekend wat zij nastreeft. Een scherpe formuleering daarvan heeft daarom voor breedere kringen niet veel te zeggen. Echter wel voor den eigen kring. Want daar was strijd, daar was zoo'n sterke uiteenwijking van inzicht dat meer dan eens de eenheid te loor dreigde te gaan.
Dat geschil scheen aan Marxisten en hun tegenstanders bijzonder groot en principieel. Maar in werkelijkheid, n.l. in het directe practische streven en tot ontwikkeling brengen van de partij was 't geschil al bijzonder klein. Tegenover andere politieke partijen was wat hen verbond zoo enorm veel belangrijker en uitgebreider dat wat hen scheidde, dat zij slechts dien strijd te voeren hadden om den anderen, den onderlingen, te vergeten. En dat is met het nieuwe program vrij wel gebeurd. Het werd mogelijk door de groei, de normale ontwikkeling van de partij, die aan ieder den indruk moest geven dat ‘het goed ging’.
Daardoor werd het congres schijnbaar bijzonder onbelangrijk.
| |
| |
Niet zoozeer omdat er geen onderlinge gevechten van groote heftigheid en sterk temperament voorvielen.
Maar vooral ook omdat inderdaad belangrijke beslissingen zonder veel discussie genomen werden, en als vanzelfsprekend geschiedden. Zoo'n beslissing was die over de herhaling van wat de roode Dinsdag is genoemd.
Weer zal in September een kiesrechtoptocht door Den Haag trekken op een gewonen werkdag, en op het oogenblik als de Kamer bij elkaar komt.
Dat nu is de demonstratie van zelfstandigheid zoowel tegenover de regeeringscoalitie als tegenover de vrijzinnigen. Dat is het daadwerkelijk laten zien wat de sociaal-demokratische arbeiderspartij is, n.l. de partij van de arbeiders, die zich voor een groot maatschappelijk doel georganiseerd hebben, en die dat doen met een zelf bewuste kalmte, waarvan een onwrikbaar toekomstvertrouwen de kern vormt.
De S.D.A.P. had verder in Leiden geen groote lijnen voor haar ontwikkeling en voor het door haar voorgestane regeeringsbeleid te trekken. Haar inzichten over de sociale verzekering waren reeds in een breed rapport bekend.
Zij heeft discussie's gehouden, bijna uit gebrek aan andere onderwerpen, over een paar punten van innerlijke organisatie.
Het voornaamste was haar houding bij arbeidsconflicten, die zoo àf-en-toe nog beheerscht worden door een tegenstelling tusschen de streng en stelselmatige georganiseerde arbeiders van het Nederlandsch verbond van Vakvereenigingen, en de z.g. ‘vrijen’, halfanarchistisch gezinden, die plotseling in stakingen de leiding weten te verkrijgen.
Dat is een geschil van tijdelijken aard, waar meer en meer de stelselmatige vakvereeniging terrein wint, en dus de moeilijkheid die zich den vorigen zomer voordeed, steeds zeldzamer zal worden, om ten slotte geheel te verdwijnen.
Een ander punt betrof het dagblad ‘Het Volk’, dat zoozeer de kernkracht der partij uitmaakt, dat de partijleden er al hun wenschen en eischen in vervuld willen zien. Het moet zóó zijn dat alle arbeiders er naar grijpen en het lezen, maar bovendien moet het een opvoedend en propagandistisch orgaan zijn voor de vóormannen.
| |
| |
Dat dit gewenscht werd, en dat beloofd is er naar te streven, bewijst alleen dat de S.D.A.P. zich ten volle bewust is van de verdere ontwikkeling, die de toekomst haar brengen moet. De eenheid van een volksblad en een intellectueel hoog staande periodiek is daarmede nog niet uit die tegendeelen opgelost.
De hoofdzaak van 't congres echter, waarover bijna niet gesproken werd, was de instemming van alle leden met de vertegen woordiging in de Tweede Kamer.
De sociaal-demokraten zijn in de commissie van voorbereiding evenzeer als in de Tweede Kamer zelf, de eenigen, die staan buiten den strijd om de macht. Ondanks het feit dat vroegere en misschien toekomstige obstructie's in hen de standvastigste en volhardendste leiders hadden, en hebben zullen, zijn zij toch degenen, die het ijverigst en met moeitevol verkregen zakenkennis naar een wezenlijke politiek streven. D.w.z. naar de politiek om de velerlei noodzakelijke hervormingen inderdaad zoo goed mogelijk tot stand te brengen. Maar daarnaast en boven alles streven zij naar de politiek die zuiver en helder zal zijn van beginselen, even vrij van Kuyper als van anti-Kuyper, vrij en ruim opdat de grootsche taak te zien is, die nu in de vele commissie-kamers opgeborgen of besnuffeld wordt.
Hoezeer ook in deze tweëerlei vormen tegendeelen schuilen, die menigen revolutionnairen ‘consekwenzler’ niet tot eenheid zou kunnen brengen, twijfelde het congres der S.D.A.P. geen oogenblik meer aan die eenheid. Zij was en werd bewezen door meer dan logische bespiegeling, n.l. door een dadenvolle werkelijkheid van de sociaal-demokratische Kamerclub, waarvan Schaper het zuiverste en beste voorbeeld is geweest.
G. Burger. |
|