De Beweging. Jaargang 8
(1912)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
Politieke feiten en richtingenZooals na velerlei voorteekenen te verwachten was heeft de Duitsche sociaal-demokratie bij de Januari-verkiezingen een groote overwinning behaald. De stijging van het stemmenaantal tot meer dan 4¼ millioen, waarmede een derde deel van alle uitgebrachte stemmen bereikt is plaatst haar niet alleen vooraan in de rij der verschillende partijen, maar geeft haar een grooten voorsprong op de andere. Het centrum met twee millioen stemmen, de twee soorten conservatieven elk met één millioen, en de twee schakeeringen van liberaal en vrijzinnig elk met 1½ millioen stemmen blijven ver achter bij de roode macht. En wat aan deze nog meer beteekenis geeft is haar reusachtige groei, waarbij vergeleken de omvang van alle andere partijen stilstaat, of scherper gezegd achteruitgaatGa naar voetnoot1). Daarnaast is het merkwaardig dat niet als vroeger uitsluitend uit de liberale en vrijzinnige groepen de winst der sociaal-demokratie werd behaald. In elk geval wijzen de cijfers uit, dat centrum en conservatieven in meerdere mate dan zij stilstonden of achteruit gingen. Of deze onmiddellijk dan wel door de liberalen heen, stemmen aan de socialisten moesten afstaan, kan onverschillig zijn, daar zoowel het een als het ander moet zijn geschied. In de groote steden en industrieele centra stemden meer en meer alle arbeiders en met hen gelijkstaanden rood. En de laatste aanwas zal wel grootendeels door jongere katholieken zijn gevormd. Terwijl de vrijzinnigen en liberalen bij de kleine burgerij in de | |
[pagina 84]
| |
provincie terrein wonnen op de conservatieven, verloren zij het in de grootere steden aan de sociaal-demokraten. Onder de katholieke burgerij heeft het centrum zijn kracht bewaard, vooral in landelijke districten. Is deze gang van zaken juist, en alle cijfers pleiten ervoor, dan is er bij deze verkiezingen slechts éen partij, die van een overwinning kan spreken en dat is de sociaal-demokratie. Ten opzichte daarvan doet het er weinig toe wat de herstemmingen tot resultaat zullen hebben. Want het aantal mandaten in den Rijksdag is zeer ongelijk over de uitgebrachte stemmen verdeeld en dat aantal is dus geen maatstaf voor den invloed der partijen. De herstemmingen zullen alleen beslissen over de vraag of het z.g. zwart-blauwe bloc van conservatieven en centrum een nederlaag zal lijden. Merkwaardigerwijze zijn dan ook overwinning en nederlaag twee geheel van elkaar onderscheiden politieke feiten. Wanneer bij de herstemmingen het bloc geen meerderheid in den Rijksdag behaalt, zijn het niet de sociaal-demokraten, maar de liberalen en vrijzinnigen die hunne positie van vóor 1907 heroveren, en de situatie gaan beheerschen. En is de uitslag omgekeerd, zoodat het blok, hoe ook verzwakt, zich handhaaft, dan lijden die zelfde liberalen de nederlaag. Maar de eigenlijke overwinning blijft aan de sociaaldemokratie. Hoe mooi dat ook voor haar schijnt, het is slechts van een moreele beteekenis. De rijkskanselier plaatst zich boven de partijen, echter met uitsluiting van de socialisten. Daarom zou hij gemakkelijker een meerderheid voor verschillende voorstellen kunnen vinden indien de gezamentlijke stemmen dier erkende partijen een grooter deel van den Rijksdag zouden omvatten. En dit verklaart waarom hij zoo gaarne de vertegenwoordiging der sociaal-demokraten binnen de engste grenzen houdt. Maar het blijft denkbaar en het is in vele gevallen zelfs waarschijnlijk dat hij toch erin slagen zal zijne voorstellen aangenomen te krijgen, ondanks een 100 à 120 roode Rijksdagleden. Werd Duitschland zuiver parlementair geregeerd, zoo moest een nederlaag van 't bloc niet | |
[pagina 85]
| |
alleen een moreele, maar ook een feitelijke overwinning der sociaal-demokratie beteekenen, daar zij met de liberalen en vrijzinnigen de regeering op zich zou moeten nemen. Dat zal echter niet kunnen gebeuren. Want het ziet er niet naar uit alsof keizer en kanselier de leiding der regeering uit handen willen geven. Toch is het van groot belang nategaan wat de beteekenis van de roode overwinning is, ook voor de Nederlandsche politiek. Want het is ook voor ons een politiek feit van den eersten rang. * * *
De uitslag van een verkiezing als de jongste Duitsche wordt natuurlijk beheerscht door velerlei dat in de laatste jaren is geschied. Daaronder zijn echter enkele feiten, die door hunne grootere beteekenis zich duidelijker afteekenen. Welke zijn dat? Eenigszins van ouderen datum is de belastingpolitiek der Duitsche regeering. Von Bülow had beproefd de jonkers, die door de invoerrechten zoo sterk geprofiteerd hadden, en hunne eigendommen ongemerkt in waarde tot het dubbele zagen stijgen, te belasten met een deel der steeds toenemende uitgaven, in 't bijzonder voor leger en vloot. Het mislukken van zijn poging had in het land een groote ontevredenheid gewekt, die stellig aan de liberalen en vrijzinnigen ten goede moest komen, daar zij bij het weggaan van Von Bülow de lijdende partij waren. Die ontevredenheid richtte zich vooral tegen de conservatieven, maar ook tegen het centrum. Want hoewel de katholieke partij na de verkiezing van 1907 alle reden had Von Bülow een nederlaag te bezorgen, waar hij het was die aan haar den oorlog verklaard had, offerde het ledenaantal een groot belang op om toch maar weer regeeringspartij te worden. Dat belang betrof echter niet haar geheele centrum, doch vooral de arbeiders, die zich onder zijn vlag schaarden. De plattelandsche katholieke bevolking was volstrekt niet afkeerig van een protectionisme, al dreef het ook de prijzen der voedingsmiddelen omhoog, en kende evenmin voorliefde voor een successiebelasting. | |
[pagina 86]
| |
Dat verklaart waarom de liberale partijen wel op de conservatieven, doch niet op het centrum terrein konden winnenGa naar voetnoot1). Andere politieke kwestie's zijn er echter geweest, die de grootere verschuiving van stemmen naar de roode zijde kunnen verklaren. Dat zijn de Pruisische kiesrechtregeling, de nieuwe wet op de arbeidersverzekering, en de houding van Duitschland tegenover de kans op oorlog. De mislukte poging om aan Pruisen een volksvertegen-woordiging te verschaffen, waarin ook de lagere klassen iets te zeggen kregen, was zeer scherp afgeteekend geworden, door de meer demokratische grondwet, die aan Elzas-Lotharingen werd verleend. En naast de conservatieven droeg het centrum een groote verantwoordelijkheid voor de mislukking, terwijl de sociaal-demokraten zich de warmste, sterkste en toch flink-gedisciplineerde voorstanders hadden getoond. Doch dit konden de arbeiders pas gevoelen, voor zoover zij tot eenige politieke belangstelling waren ontwikkeld. Wat hen allen en meer direct trof, was de reactie tegenover het bestuur der populaire ziekenkassen. Dat bestuur toch was in handen der arbeiders en werd hen door de nieuwe wet ontnomen, ondanks het arbeidersbestuur de ziekteverzekering tot een hoogen bloei had gebracht. Daartegenover kwam de zoo sterk en algemeen gewenschte verlaging van den leeftijdsgrens voor 't ouderdomspersioen van 70 tot 65 jaar niet eens tot stand. Die twee klappen moesten de arbeiders ernstig gevoelen, ook de jongere katholieken. Ten slotte de oorlogskansen. Terwijl alle machten van grond- en kapitaal-bezit hunkeren naar koloniale en handels-expanzie van Duitschland, en gaarne een oorlog ervoor over zouden hebben om de belemmeringen die niet het minst Engeland in den weg legde, op te ruimen, is er voor de groote massa der arbeiders niets dan ellende te verwachten van een grooten oorlog. En hoe duidelijk was het dat de | |
[pagina 87]
| |
sociaal-demokratie de eenige politieke macht is die Duitschland van zoo'n oorlog kan terughouden. Zoowel door haar omvang als haar organisatie en discipline. Alles redenen, waarom de roode stemmen moesten toenemen. Arbeiders van een godsdienstige gezindheid die hen van 't socialisme af hield, zullen stellig getroffen zijn geworden door de duurte en door de reactie in de ziekteverzekering. En naast de arbeiders moeten wel velen uit de burgerij in de kracht van rood de beste waarborg voor een bewuste demokratie en een vredelievende buitenlandsche politiek gezien hebben. De beteekenis van de overwinning der sociaal-demokratie is dan ook te zien als een bewijs hoe niet het zwaardgekletter van de groote pers, maar wel de vredesbetooging der sociaal-demokratie de steun van de grootste volksmeerderheid geniet. Maar ook dat de protectionistische en sociaal-reactionnaire politiek der regeering een steeds grootere ontevredenheid opwekt. Vooral echter dat de politieke arbeidersbeweging te beschouwen is als de eenige macht, die uit haar aard de wezenlijke volksbelangen tot uitdrukking brengt en een weerstand vormt tegen machtsuitspattingen van 't grond- en kapitaalbezit. Dit laatste is volstrekt geen nieuws. Reeds menig objectief waarnemer van de maatschappelijke verschijnselen heeft het opgemerkt. Doch telkens weer wordt dat feit teruggedrongen achter de schrikbeelden, waarin de sociaal-demokratie wordt afgeteekend. En zoo ergens dan geschiedt het in Duitschland. Ook weer bij de laatste verkiezing. Van regeeringswege en door een stroom van drukwerk is de sociaal-demokratie voorgesteld als een negatieve, een afbrekende en aan alle hoogere gevoelens vijandige macht. Wie ertoe behoort is eigenlijk geen staatsburger, en daarom ook tot niets gerechtigd dan tot de straf van den rechter. Het is eigenlijk een misdaad tot de sociaal-demokratie te behooren. En toch, ondanks dat alles komt de jongste verkiezing vertellen, dat ⅓ deel van het Duitsche volk die sociaal-demokratie heel anders ziet, en wezenlijk erop vertrouwt | |
[pagina 88]
| |
dat zij de zoo hoog noodige cultuurroeping van den modernen tijd zal vervullen.
* * *
Ook voor ons land is een krachtige toename van den socialistischen invloed op de kiezers te voorspellen. Het Nederlandsche zwart-blauwe bloc, dat coalitie heet maar meer en meer een zuiver bloc vormt, omdat het macht boven vrije uiting van beginselen stelt, heeft geen mindere tekortkomingen dan het Duitsche. Het bezit daarbij in veel mindere mate de regeeringsbekwaamheid, die aan de Pruisische jonkers eigen is. En al is het door die omstandigheid nog niet denzelfden weg gegaan, het wil dien toch inslaan. Invoerrechten, sociale verzekering die de arbeiders grootendeels zelf betalen, zonder dat zij er zeggingskracht over krijgen, en geen warmte voor demokratisch kiesrecht, zoodat een mislukking om ertoe te komen niet al te zwaar opgenomen zal worden. Dat is een karakteristiek van sprekende gelijkenis. Daarom is de rede die kort geleden Dr. Nolens gehouden heeft voor een vergadering der Zuid-Hollandsche katholieke kiesvereenigingen van een verbluffende blindheid. In de laatste tien jaren hebben de Nederlandsche katholieken zich het Duitsche centrum als een voorbeeld gesteld van politieke organisatie en politiek beleid. Niet zonder gevolg. Alle ekonomisch verscheiden groepen van groothandel, nijverheid, middenstand, landbouw en arbeiders voegen zich tot een groot verband, dat wel niet direct maar toch middellijk aan de kerk gehoorzaamt. Hoofddoel kan dan ook niet het belang van een dier groepen maar moet dat der kerk zijn. En om dat belang in den Staat voortestaan is het noodig dat de verschillende groepen afzonderlijk georganiseerd zijn, doch in hun belangenstrijden binnen een gezamenlijk verband tot een evenwicht geraken. Wordt dat zoo goed mogelijk verkregen dan vormen zij te samen in den modernen staat een groote macht, te grooter naarmate die macht steeds aangewend wordt om van de worsteling der andere partijen te profiteeren, en zich voor | |
[pagina 89]
| |
de regeering onmisbaar te maken. Dat is de vaste tactiek van het Duitsche centrum, waardoor natuurlijk nu eens de conservatieve belangen, dat zijn die van grondbezit of industrie-kapitaal, dan weer de vooruitstrevende, dus die der arbeiders gediend zullen worden. Dit voorbeeld hebben de Nederlandsche katholieken steeds voor oogen gehad. En hoewel zij nog lang zoo ver niet waren als over de oostelijke grenzen, begonnen zij al aardig op te schieten. Voor de organisatie van landbezit en kapitaal behoefde natuurlijk niet gezorgd te worden. Doch wel voor middenstand, landbouw en arbeiders. En op dit gebied gaven de laatste tien jaren een reusachtige vooruitgang te zien, zoodat gezegd kan worden dat die organisatie er thans is. Maar bovendien vormen de katholieken de kern der regeeringscoalitie. Al gunnen zij aan de twee protestantsch christelijke partijen, de beaux gestes en de uiterlijke leiding, zij weten toch goed dat zij alleen 't voorbeeld zijn van de eenheid der gescheiden ekonomische belangen, en dat aan hun eenheid de gecoaliseerden zich te onderwerpen hebben. Daarom was het van groot belang wat de katholieke partij voor houding aan zou nemen tegenover de spannende weifeling, die aan de regeeringsmeerderheid eigen was. Deze toch voelde een groote onzekerheid tegenover haar taak om het regeeringsprogram te verwerkelijken. Voor de invoerrechten schrikten velen terug, en niet minder voor de verzekeringsplannen van minister Talma. En in een mismoedig overwegen dat van zooveel tegelijk toch niets terecht zou komen werd aangedrongen om ten minste voor de ouderdomspensioneering te zorgen. Veiligheidshalve werd zelfs de onderwijskwestie die zoo'n sterke electorale invloed bezat, weer leven ingeblazen. Doch nu komt Dr. Nolens in Schiedam vertellen, dat al die angst en mismoedigheid overbodig is. Het Nederlandsche centrum stelt de eenheid boven alles, en wel de beproefde katholieke eenheid. Wat gij ook vindt van invoerrechten, arbeidsraden, verzekeringsdwang, hoog premiestelsel, het doet er niet veel toe. Het hoogere belang brengt thans mee dat het regeeringsplan wordt doorgezet. En dat zal geschieden. | |
[pagina 90]
| |
Tevens voegt hij er bij, dat de katholieke partij hiervoor niet bang behoeft te zijn. Want al zal het regeeringsplan socialisten kweeken, de katholieke partij is als een rots die voor de roode stroom onaantastbaar is. En hiervoor beriep hij zich op den uitslag der Duitsche verkiezingen. Dit beroep nu is van een verbluffende blindheid. De rots van het Centrum is toch wel degelijk afgeknabbeld. En al is dit niet zoo treffend sterk, toch is het feit reeds voldoende om als een ernstige waarschuwing te kunnen dienen tegen de Centrumstaktiek van macht te veroveren met opoffering van sociale beginselen. Want juist waar de katholieke sociale organisatie's in ons land nog jong zijn, is het besef der leidende beginselen nog krachtig. Het zijn juist jongere priesters die deze beginselen ijverig gepropageerd hebben. En een onmiddellijke schending daarvan kan niet straffeloos geschieden. Dat bewees Duitschland. Maar bovendien bewees het nog iets meer, n.l. dat het roode leger de dubbele omvang had van het zwarte. Slechts door uiterlijke, beslist onrechtmatige wettigheid wordt aan het kleinere leger een overmacht gegeven, die echter de kiem van den ondergang in zich draagt. Een ondergang, die door de overloopers bespoedigd zal worden. Daarom is het een overmoed van de Katholieke politici zich op Duitschland te durven beroepen. De beteekenis van den verkiezingsuitslag leert juist omgekeerd, dat het Centrum een reeds verouderde organisatie vertoont. Zijn verval was al begonnen toen het zich van zijn ekonomische samenstelling niet meer ten volle bewust was, en in machtsbesef voorbij zag hoe van alle aan haar leiding toevertrouwde belangen, dat der arbeiders het meest dringend moest zijn, en dat niet een schijnbare maar een wezenlijke sociale politiek een levenskwestie voor zijn eigen macht was. De gevolgen daarvan zouden pas langzaam blijken. Maar ze zijn nu aan 't licht gekomen. Ondanks dat politieke feit gaat toch de Nederlandsche Katholieke partij den weg op der reactie, die met den naam van sociaal werk, de daad gaat verloochenen.
* * * | |
[pagina 91]
| |
De anti-revolutionnairen en christelijk-historischen vertoonen stellig niet zoo'n sprekende gelijkenis met de Duitsche conservatieven als de katholieken met het centrum. De meest nabijkomende overeenkomst hebben de christelijk-historischen. Daarin leeft nog wel iets van het eigenaardige der jonkers om zich de aangewezen heeren en hoeders der ware landsbelangen te vinden. Doch er is toch een gemeenschap, dat n.l. platteland en middenstand in deze partijen een vertegen-woordiging vinden waarbij de traditie het hechte verband levert, de traditie n.l. van kerk en maatschappelijke verhoudingen. Liberalen en vrijzinnigen waren hun eerste concurrenten, die echter in de grootere steden de grootste kracht bezaten, waar zij de nieuwere handel en nijverheid konden leiden. Deze toch die de traditie's metterdaad hadden verstoord drongen met spoor- en tramwegen en de velerlei handelsconnectie's overal in provincie en platte land door. Voor de liberalen echter zoover waren, werden zij uit hun eigen bolwerk door de sociaal-demokraten weggedrongen. Vandaar dat het conservatieve platteland zich tijdelijk overwinnaar kon gevoelen over den verzwakten tegenstander en hem uit de regeering zette. Doch de Duitsche verkiezingen, waaraan de stichting van het Hansa-verbond voorafging, bewijzen dat die overwinnning niet definitief geweest is. Nog altijd komen liberalen en vrijzinnigen de provinciale traditie-verdedigers bestoken, en ze doen dit met succes, zoodra de oude kastengeest, die zich in ons land vooral als een sectengeest vertoont, weer opleeft. De reactie heeft zich soms overgegeven aan de waan alsof het haar eigen, echte kracht was die de vrijzinnigheid terugdrong, zoodat haar verouderde beginselen weer recht hadden zich te doen gelden. Doch het was een in zijn handels- en nijverheidskern verzwakt liberalisme, dat onderging niet tegen een versterkte, maar tegen een evenzeer verzwakte, doch minder snel verzwakte traditie. Daarom kan de vrijzinnigheid zich van de aderlating in de groote steden door de sociaal-demokratie herstellen wanneer zij den strijd tegen de traditie op haar eigen terrein in de provincie hervat. En met des te meer succes naarmate die traditie reactionnairder zich vóordoet. Vooral ook wanneer het de | |
[pagina 92]
| |
belastingpolitiek betreft. Want voor niets is het platteland, dat slechts langzaam de maatschappelijke veranderingen meemaakt, en deze dan ook slechts in beperkte mate kan verdragen, zoo gevoelig als voor verzwaring der opgelegde lasten. De bestaande verhoudingen tusschen grondbezitter en pachter, fabrikant of grossier en detailverkooper, groothandelaar en ambachtsman, hoe onbillijk misschien ook in de verdeeling der winsten, worden geduld van wege de eerbiedwaardigheid der traditie zelfs ook in dit materieel verband. Maar al het nieuwe wordt scherp getoetst. En vooral het duurder maken van alle bedrijfs- en levensbehoeften, moet onmiddelijk een weerstand opwekken. Wanneer dus getornd wordt aan de belastingtaktiek der vroegere liberale regeeringen, die de indirecte lasten afschaften, moet het platteland een open oor verkrijgen voor de vrijzinnige leus der inkomsten-belasting. Evenzeer als de weerstand der Pruisische jonkers tegen een aanslag op hun erfenissen, en hun succes om tabak, lucifers enz. meer belast te krijgen, de Duitsche liberalen weer nieuwe kracht gaf, zoo moet het ook in ons land gaan, indien de christelijke regeering blijft volhouden met haar debietrecht op sigaren, en haar invoerrechten. Ongetwijfeld zullen dan ook de Nederlandsche liberalen uit de Duitsche verkiezingen nieuwen moed putten om den politieken strijd op het platteland te hervatten.
* * *
Wat is ten slotte de beteekenis der sociaal-demokratische overwinning, ook voor de Nederlandsche S.D.A.P.? Allereerst is het een aanmoediging om zich niet te laten schokken in haar toekomstvertrouwen. Duitschland bewijst hoe zij meer en meer zal worden de partij der arbeiders, en dat vooral de groote steden en de industrieele districten een vaste buit zijn, die met ijver en volharding stellig eens veroverd zal worden. Met welke taktiek ook? Dat was voor enkele jaren een vraag van overwegend belang, die de heftigste beroering veroorzaakte. Maar zij is het thans niet meer. Waardoor kan een taktiek anders bepaald worden dan door de omstandigheden? En er is staatsmans-wijsheid en toegewijd | |
[pagina 93]
| |
leiderschap noodig om de noodzakelijkheid van de eene of andere taktiek aan die omstandigheden uit te vinden en aan te wijzen. Geen beginselen. Het was juist dwaasheid om te meenen dat die op de taktiek eenigen invloed hadden. Dat beteekent toch volstrekt niet dat de partij beginselloos wordt. Want het al dan niet werken dier beginselen beheerscht over het wezenlijk leven dier partij. De beginselen tot uiting brengen is geen taktiek, het is bestaan. Blijken die beginselen niet dan is er geen leven, maar verwording. En daaraan kan een taktiek niets toe- of afdoen. Daarom verdwijnen ook alle beroeringen over taktiek, zoodra een krachtig leven zich vertoont. De meest gewaagde ondernemingen in de herstemmingen zijn voor de Duitsche sociaal-demokratie veroorloofd, nu zij bewezen heeft wie en wat zij was. Zij zou zich zelf niet zijn, wanneer zij niet bij alle herstemmingen duidelijk en op de meest sprekende wijze haar macht deed gevoelen. Maar na deze Januari-maand heeft de sociaal-democratie nog wel wat anders te doen, ook in ons land, dan alleen haar kracht bij herstemmingen te vertoonen. Zij wordt gedwongen meer en meer te gaan worden wat zij moet zijn. En dat is niet alleen een arbeiderspartij. Zij heeft tegenover de toekomst de verplichting om de leiding der samenleving op zich te nemen, met alle verantwoordelijkheden die daaraan verbonden zijn. Zij heeft ook de cultuur te dragen, de cultuur die zich tegen de vernielingsoorlogen verzet, die om geestelijke en zedelijke beschaving van nog millioenen burgers roept. En die taak van innerlijke organisatie, van strijd tegen traditie en reactie, van inzicht in alle groote en alle kleine lijnen waarlangs zich de ontwikkeling der samenleving en van al hare deelen voltrekt, die taak moet vervuld worden ondanks het onthouden, het onrechtmatig maar wetmatig onthouden van invloed, ondanks alle pogingen om tegen en in de sociaal-demokratie alle booze hartstochten op te hitsen. De overwinning, de geweldige overwinning in Duitschland is met dat vooruitzicht een heuchelijk maar toch ook een zorgenwekkend politiek feit. G. Burger. |
|