| |
| |
| |
Politieke Feiten en Richtingen
Inleiding.
De schrijver, die zich voorneemt de Nederlandsche politiek geregeld in een maandschrift te bespreken, is vooraf aan zijn lezers eenige rekenschap verschuldigd. Over politiek schrijven is gewoonlijk meedoen aan de politiek. Het gedrukte oordeel weegt zwaarder dan het gesproken woord, en het verspreidt zich verder. Een persdebat is tegenwoordig als het voorbereidend artillerie-gevecht dat zooal niet den uitslag, dan toch het verloop van den veldslag beheerscht. Daarvoor is echter het dagblad en dan nog in twee of meer editie's onontbeerlijk. Zelfs het weekblad en hoeveel meer nog het maandschrift is voor den politicus wat een achterlader tegenover mitrailleuses zou zijn. Het is dus geheel buitengesloten dat de schrijver zich in het onmiddellijke politieke gevecht kan wagen.
Wanneer hij zich dan beperken moet tot het geven van een overzicht, dus van een kroniek, ligt de vraag voor de hand wat daarmede beoogd wordt. Leiders van politieke partijen gebruiken dergelijke overzichten om de achterban te kunnen bereiken. Er zijn tal van personen, en daaronder verscheidene, wien het niet aan belangstelling voor de openbare zaak ontbreekt, die zich niet dagelijks van den loop der politieke discussie's op de hoogte houden, of de beteekenis ervan doorgronden. Om hen te interesseeren bij het partijleven is het noodig in een kort, maar overzichtelijk verslag te doen zien, wat er in de politiek gaande is, en hoe de verschillende richtingen zich daar tegenover verhouden.
Juist door het korte, samenvattende van een dergelijk
| |
| |
maandoverzicht leent het zich bijzonder zoowel tot het geven van rekenschap, alsook tot het doortrekken der lijnen voor de toekomst.
Het ontbreken van dergelijke overzichten, die uiteraard hoofdzaken en beginselen op den voorgrond brengen en weer losmaken uit de opportuniteitsverwarring in details, is een aanwijzing voor politiek verval.
Elke partij toch is tweeërlei. Allereerst beginsel en daarna organisatie. Die twee staan gewoonlijk in een soort wisselwerking. Het beginsel is frisch en sterk wanneer het nieuw is, en zich aanhangers gaat veroveren. Na die verovering komt dan het organiseeren van den aanhang tot een politieke macht van kiezers, kiesvereenigingen, bonden, afgevaardigden, partijclubs enz. Die georganiseerde macht gaat dikwijls een leven op zichzelf voeren, dat het bijna onbemerkte wijzigen of veranderen van beginsel kan meebrengen.
Het sterkste en ook het meest afschrikwekkende voorbeeld daarvan geven de Amerikaansche politieke partijen. Heeft het beginsel nog overwicht, dan moet daarvan zoo veel en zoo helder mogelijk getuigd worden. Doch het doel is aanhang en macht te vergrooten. Is het eenmaal zoover gekomen, dat de macht een politieke verantwoordelijkheid draagt, en de verwerkelijking van het beginsel door de omstandigheden vertraagd en beperkt blijkt, dan begint het verval. Veel energie wordt dan besteed om de partij in stand te houden, en door andere middelen dan het deels onuitvoerbare beginsel. Daarvan valt niet te getuigen. De activiteit uit zich in daden die zooal niet verborgen, dan toch stilzwijgend uitgevoerd worden.
Om die reden is het ontbreken der periodieke politieke overzichten door de partijleiders, een bewijs van verval, dat voor ons land kenmerkend is. Dat wordt weer aanleiding tot een ongemotiveerd afgeven op politiek, en het laag neer zien op de behandeling der grootste volksbelangen.
De politiek is nog iets anders dan een wedstrijd in handigheid en debat om tot invloed en macht te geraken. Ook bij de ergste verwording van het partijwezen, moeten voortdurend beginselen en belangen met elkaar in botsing komen, en het ergste wat daarbij kan gebeuren is het vermoffelen der beginselen en het verbergen van de belangen achter leugenach- | |
| |
tige schijn. Dat laatste wordt wel eens politiek genoemd, maar is eigenlijk slechts de vorm ervan, terwijl de inhoud leeg is.
Politieke feiten noemen wij het op den voorgrond komen van een beginsel dat zich in den staat tracht te verwerkelijken of van een belang, dat een groep of een klasse van burgers door de regeering behartigd wenscht te zien. Uiteraard zijn die feiten belangrijk. En het is een gebrek aan publieke belangstelling indien men niet tracht de beteekenis ervan te leeren kennen.
Wanneer dat wel geschiedt, moeten zich in het volksleven richtingen afteekenen, die aangeven hoe bepaalde groepen of klassen hunne houding bepalen.
Waar wij een geregelde bespreking van het politieke leven zullen trachten te geven, zijn het juist die feiten en richtingen welke ons zullen bezig houden, en van daar de naam dezer rubriek, die dus uitsluit dat wij verslag zouden doen van alle kwestie's die alleen op partijoverwegingen berusten. Politieke partijen moeten echter toch, en vanzelfsprekend, besproken worden, want binnen die partijen komen in elk geval de richtingen tot uiting. Noch als partij-orgaan, noch als partij-overzicht zal de rubriek echter kunnen gelden. Slechts als een poging om bij het verwarde en ongezonde partijwezen waaraan onze tegenwoordige politiek lijdt, de wezenlijke en onmiddellijke krachten op te zoeken en aan te geven.
Daarom is er geen sprake van onpartijdigheid of neutraliteit. Want tegenover het conservatisme, het vasthouden aan vroegere en verouderde vormen van het volksleven, staan steeds de nieuwe politieke feiten, en de drang tot nieuwe richtingen. En tegenover een overwegende invloed van partijorganisatie en partijbelang, komen de bewegingen uit het volksleven, die tot vernieuwingen van beginsel en organiseering noodzaken.
| |
De vrij zinnig demokratische partij in verval.
Voor ruim dertig jaren heeft zich uit de liberale partij een jonge garde gevormd, die bij uitstek sociaal gezind was, en
| |
| |
zich zonder tegenspraak als katheder-socialisten liet aanduiden. Vragen des Tijds en het Sociaal Weekblad waren de organen die duidelijk lieten zien hoe een nieuw beginsel, n.l. de behartiging van het arbeidersbelang naar voren werd gebracht. Waar de weinige socialisten niet rijp waren voor een practische politiek, rustte op hen vooral de plicht een degelijke sociale wetgeving tot stand te brengen. En dat waren zij ook van plan. Daartoe wisten zij in steeds toenemende mate invloed te verkrijgen in de liberale partij, maar werden toch aldoor geremd. Voor het breken van dien weerstand was het eenige middel uitbreiding van kiesrecht. Dat bracht nieuwe kiezers, die geacht moesten worden hunne beginselen te ondersteunen. Maar zij hielden vast aan het grootere partijverband, om daardoor een directe invloed op de regeering te kunnen uitoefenen. Die toestand kon niet voortduren. Zoolang de strekking van een ernstige sociale politiek nog niet tot alle volkskringen was doorgedrongen en meer ethisch dan practisch getint was, kon er samenwerking blijven. Maar zoodra de werkelijkheid van een zuivere demokratie en zoodra daarmede de eischen, die door 't arbeidersbelang gesteld moesten worden een scherpe formuleering gingen krijgen, zouden de heel- en half-conservatieve elementen angstig en schroomvallig worden. Pogingen tot nieuwe partij-vorming waren daarvan het gevolg. Eerst in de radikale, later in de vrijzinnig-demokratische partij werd zuiver belichaamd, wat de oorspronkelijke kathedersocialisten gewild hadden. Nu werd het mogelijk tegenover de kiesrechtkwestie verder te gaan dan een compromis. Nu kon voor goede sociale wetten een beter belastingstelsel gevraagd worden. En ten slotte werd het mogelijk voor de defensie en het koloniaal beleid radikaal te zeggen waar het op stond. Alle banden met de geheel conservatieve liberalen van den ouden stempel en met de halfslachtige, op partijmacht steeds beluste en daarom voor radikale middelen vreesachtige liberale
voorstanders van een unie, werden afgesneden. Reeds onmiddellijk ontstond er voor de nieuwe partij een gevaarlijke toestand, en wel doordat de scheiding met de Unie-liberalen zich niet zuiver voltrok. Daarbij speelden persoonlijke kwestie's een groote rol. Bij de Unie-liberalen bleven verscheiden toongevende personen, aanhangers van de
| |
| |
sociale beginselen, uit de practische overweging dat zij verbonden wilden blijven, ook al kregen zij dan slechts het bekende betere halve ei. En omgekeerd kwamen bij de vrijzinnig-demokraten personen, die volstrekt niet op arbeiderskiezers wilden steunen - ondanks vooruitstrevende denkbeelden.
Daardoor werd de Liberale Unie een omstandigheids-concurrent, d.w.z. een mededinger in de vooruitstrevende politiek, wanneer daarvoor de omstandigheden gunstig waren. En dit wel op beide wegen die de nieuwe partij had in te slaan, n.l. haar direkte werkzaamheid in sociale wetgeving en de propaganda van hare beginselen.
Bovendien was een zeer wezenlijke en hardnekkige concurrent opgetreden, in de sociaal-demokratische arbeiderspartij.
Tusschen die twee concurrenten had de vrijzinnig demokratische partij haar weg te gaan. Zij zou de beste gelegenheid tot ontwikkeling gehad hebben indien de Unie-liberalen naar 't conservatisme hadden geneigd, en de sociaaldemokraten naar een revolutionaire houding. Geen van beide is het geval geweest. Het organiseeren van een conservatief liberalisme hield de Unie-liberalen geneigd naar de volksnooden te luisteren om de leniging ervan te kunnen voorstaan, waar dat succes zou beloven. En de sociaal-demokratie bleek al bijna onmiddellijk bij haar intreden in de regeeringsorganen bereid tot practisch werk.
Erkend dient daarom te worden dat de vrijzinnige demokratie het niet gemakkelijk had, en dat het mislukken om een zelfstandige richting scherp aantegeven begrijpelijk is. Maar daartoe heeft ook de practische werkzaamheid der vrijzinnigdemokraten sterk bijgedragen. De studie der sociale wetgeving, die de Duitsche vrijzinnigen zoo sterk maakte, en die in Mr. A. Kerkdijk zoo'n uitmuntend vertegenwoordiger had gehad, is bijna geheel verwaarloosd. Vandaar ook dat van hen geen practische voorstellen zijn uitgegaan, en hun sociaal beginsel geen enkel spoor wist achter te laten. Erger nog, het ontwerp arbeidscontract van een hunner best gezinde en knapste voorgangers vond werkgevers en arbeiders beide tegen zich. Het bleef verder bij het ‘getuigen’. Ook twee der besten hunner konden in 't ministerie De Meester geen versterking
| |
| |
geven aan het aanzien der partij, evenmin als een later Amsterdamsch wethouder dat vermocht.
Verder nam een hunner eerste en meest geziene voormannen, Dr. Bos, bij het zoo belangrijke onderwijsvraagstuk een geheel geïsoleerde stelling in.
Het kiesrecht vermochten zij geen stap verder te brengen, niet alleen niet onmiddellijk, toen zij invloed op de regeering hadden, maar ook niet door de propaganda onder het volk. Hun voorstel tot herziening der grondwet was reeds van te voren afgetroefd door de sociaal-demokraten, die niet ten onrechte de spot dreven met hun verdeeldheid die bijna bij elke en dikwijls zeer gewichtige stemming aan 't licht kwam. Tot een hoon voor het politiek inzicht werd die verdeelde stemming toen het ministerie dat hen de best bereikbare kans gaf, in gevaar verkeerde.
Doch ook op den anderen weg, waarlangs een politieke partij tot kracht en beteekenis kan komen, den weg der propaganda van de beginselen onder de groep kiezers, die door hunne ekonomische positie bij hen behooren, heeft de vrijzinnige demokratie gefaald. Zij heeft niet geweten waar heen te gaan, naar de arbeiders, de middenstand, de intellectueelen, of de beter gestelde burgerij. Zij probeerde het overal. Bij de arbeiders waren echter de socialisten hen voor. De middenstand gaf de de beste kans in de streken, waar de kerk geen invloed had, maar dan vooral onder den invloed der intellectueelen. Juist daardoor is voor de vrijzinnig-demokraten de persoonlijkheid hunner politici van een overwegenden invloed. Dit is echter voor een partij een zwakke ondergrond. En daarom ook krijgt de val van den aangewezen leider der partij, Mr. Treub, voor den Haagschen gemeenteraad, zoo'n bijzondere beteekenis. Zijn val is toch hieraan te danken, dat hij het contact met de onderwijzers vrij ruw verbroken had. Bovendien kan echter de middenstand geen basis zijn voor een partij die scherp en krachtig hare beginselen van demokratie en sociale politiek voorstaat.
Dat de propaganda der vrijzinnig-demokraten onder de bevolking geen steun aan de partijbeweging heeft gebracht, blijkt het best uit het ophouden van het dagblad Land en Volk, waarmede het orgaan verdween.
Trouwens die propaganda moet sterk geleden hebben door
| |
| |
de starre houding van de leiders tegenover het ouderdomspensioen, dat zelfs door de Liberale Unie was aanvaard. Daaruit bleek zoowel achterlijkheid in de kennis der sociale verzekering, maar wat nog erger is, een totaal gebrek aan contact met het volk. Want was dit er geweest, dan had een demokratische partij niet kunnen ingaan tegen een zoo diep gevoelde wensch van uitgebreide kringen der bevolking.
De mislukking om de beginselen der jong-liberalen van de jaren 1870-1880 te verwerkelijken in een zelfstandige en krachtige politieke houding, moest vanzelfsprekend de vrijzinnige-demokratie doen slingeren tusschen haar twee concurrenten de liberale unie en de sociaal-demokratie.
Dan eens bij de eerste, dan weer bij de laatste zich aansluitende, ging alle werkelijke respect verloren. Waar nu de sociaal-demokratie zoo gegroeid is, dat zij de vrijzinnigdemokratie over 't hoofd is gegaan, kan de toekomst moeilijk anders brengen dan een leunen naar de liberale uniekant. Daarom is de raad van ‘de Vaderlander’, aan de vrijzinnigdemokraten, om zich weer in de liberale unie optelossen, een nuchtere maar goede raad. De vooruitstrevendheid dier liberalen te helpen bevorderen is de beste taak die zij zich kunnen stellen.
| |
Het tienuren-wetsontwerp Schaper.
De sociale wetgeving niet alleen in theorie, maar met daden en voorbeelden voortestaan, is in de meeste Staten de taak der vooruitstrevenden van de burgerlijke partijen. De sociaaldemokraten, die door verovering van de regeeringsmacht een geheele revolutie van het kapitalistisch stelsel bedoelen te verwezenlijken, kunnen de eischen der arbeiders niet zoo laag stellen, als binnen het kapitalisme practisch uitvoerbaar is. Zij loopen dan toch gevaar de socialistische gedachte te ver naar achteren te brengen. Hun taktiek is meestal de burgerlijke arbeidersbescherming te aanvaarden ‘op afrekening’. Wat kan de reden zijn dat hiervan thans is afgeweken door de indiening van een wetsontwerp, dat, naar den samensteller, stellig op den duur het wetsontwerp Schaper genoemd zal worden. Want ondanks het doodzwijgen van dit ontwerp door de burgerlijke partijen, of wel het bevorderen der veronder- | |
| |
stelling dat het een geheel en al onpractische en overdreven eischen bevattende voordracht is, dient geconstateerd dat het een ernstig en degelijk stuk werk is; hier en daar wel radikaal, maar overigens geheel passend in het kader der arbeidersbescherming. Er blijkt duidelijk uit dat de practische doorvoering in alle deelen overwogen is en mogelijk geacht wordt, zoodat er geen sprake van kan zijn het ontwerp te beschouwen als artikelsgewijze geredigeerde leuzen. Integendeel kan met gerustheid gezegd worden, dat behoudens eenige details in dit voorstel zijn aangegeven alle wenschen der Nederlandsche arbeiders, die zij zelve onmiddellijk doorvoerbaar achten. En ware het niet, dat naast den tienurigen arbeidsdag de geleipelijke overgang naar den achturendag is opgenomen, zoo zou men er als een historisch stuk de namen Kerdijk, Veegens, Treub, eerder onder verwacht hebben dan thans die van Troelstra, Helsdingen of Vliegen.
Zoowel wat den inhoud als wat den vorm betreft.
Hoe is dit belangrijke feit te verklaren? Wanneer de geschiedenis ervan wordt nagegaan, heldert zich deze kwestie spoedig op. Want dan blijkt dat de sociaal-demokraten het tot stand komen der door hen voorgestelde bepalingen reeds jaren lang gewenscht hebben. Zij hoopten echter dat andere partijen die zouden voorstellen, zoowel omdat er dan meer kans voor verwezenlijking was, alsook omdat het inderdaad de taak der vooruitstrevende partijen en niet de hunne moest zijn. Zoowel van vrijzinnige als van kerkelijke zijde was toch reeds lang betoogd en beloofd dat de arbeidersbescherming aanzienlijk uitgebreid zou worden. Een ethisch maximum zou later de 10 urendag genoemd worden en 't beschermen van vrouw en kind tegen den fabrieksinvloed was al in 1904 genoemd ‘het behoud van 't arbeidsvermogen in den boezem der natie’.
Maar de burgerlijke partijen brachten geen wet, die den arbeiders gaf, wat voor hen zoo'n diepgevoelde wensch en zoo'n eenvoudige noodzakelijkheid was. Jaar op jaar, en verkiezing op verkiezing, ging zonder vrucht voorbij.
De sociaal-demokraten porden met betoogen en met verwijten. Zij lieten hun zweep knallen, en hoonden de onmacht. Het succes daarvan bleef echter uit.
Toen langzamerhand een gezonde vakactie in ons land zich
| |
| |
begon te ontwikkelen, een vakactie, die ook van de regeering iets te vragen en te verwachten had, werd de eisch dringender. Niet alleen omdat de vakvereenigingen niet in staat waren zelfstandig een belangrijke arbeidsduurverkorting te verkrijgen, maar vooral ook omdat iets meer vrije tijd en iets meer ontwikkeling voor die nieuwere arbeidersbeweging strikt noodzakelijk zijn.
Die zoo lang gewenschte organisatie der vakarbeiders, die hen zou leiden, ontwikkelen en opvoeren tot een hooger peil, en die daardoor het arbeidersbelang op rechtmatige en degelijke wijze tegenover de industrie zou vertegenwoordigen, die organisatie was in een gezonde kern aanwezig, nadat vroegere jaren slechts karikaturen ervan te zien hadden gegeven. Het tot bloei brengen daarvan is inderdaad een groot belang voor de arbeiders in de eerste plaats, maar ook voor 't geheele volk. De ongeregelde, ontevreden, onontwikkelde, ruwe en daardoor ook weer tot onzedelijkheid, drankmisbruik en misdaad geneigde massa's beneden de door den staat als burgers erkenden, moesten omgezet worden ook in burgers, die deel hadden en konden hebben aan de geheele gemeenschap.
De sociaal-democraten moeten èn van wege dat algemeene belang, èn voor den aanhang die hunne beginselen bij een arbeidersbevolking op hooger peil vinden zal, de vakbeweging zoo veel mogelijk bevorderen. En meer dan dat, zij moeten uit den aard hunner denkbeelden er naar streven een politieke arbeiderspartij te zijn, die dus als eerste plicht heeft de wenschen der vakbeweging in het parlement te vertegenwoordigen. Vandaar dat zij er niet bij konden berusten, dat de beloften der arbeidersbescherming beloften bleven. De tienurenbeweging, die door de geheele vakbeweging heenging, ook door de katholieke en zelfs door de protestantsch-kristelijke, kreeg uiting in de motie-Schaper. De geschiedenis, de lijdensgeschiedenis mag wel gezegd worden, van deze motie is bekend. De behandeling werd aldoor uitgesteld, en nog eens uitgesteld, tot het eindelijk niet langer ging. En toen bleek de tienurendag zoo'n weerklank te vinden in de kamer, dat ondanks de weerstand van den arbeidersgezinden minister Talma toch een groote meerderheid zich ervoor verklaarde. De sociaal-demokraten hadden in de motie die de naam van
| |
| |
Schaper verwisseld zag voor die van Mr. Aalberse eene overwinning behaald. De meerderheid, die haar aannam had nu toch de verplichting te zorgen, dat de arbeidersbescherming zich uitbreidde in de richting, die was aangewezen. Doch hiervan kwam niets, en twee jaar gingen voorbij, die slechts de kansen deden dalen. Van de andere partij was niet de consekwentie te verwachten, die het kamervotum moest medebrengen. De rechtsche partijen werden belemmerd door hun eigen politiek, en de unie-liberalen en vrijzinnig-demokraten bleven in gebreke. Waarom? Hoopten zij op een herstel in de regeeringszetels? Of lieten zij gaarne de verantwoordelijkheid voor de teleurstelling over aan hunne politieke tegenstanders? Hoe het ook zij, geen voorstel hunnerzijds kwam in bewerking.
Toen namen de sociaal-demokraten de ondankbare taak op zich. Ondankbaar was die taak. Want voor een Kamerlid is het maken van een goed wetsvoorstel een moeilijk werk, en dat te ondernemen met zeer weinig kans op succes, eischt een bijzondere toewijding. Omgekeerd was ook de verantwoordelijkheid groot, wanneer de Kamer ernst met ernst beantwoordde. Zoowel tegenover het bedrijfsleven, dat aan een krasse hervorming zou worden onderworpen, als ook tegenover de arbeiders en de eigen socialistische beginselen, wanneer niet ver genoeg gegaan werd. Het wetsontwerp is daarom toch een belangrijk feit, èn doordat het op zich zelf scherp en degelijk formuleert de ontwikkeling die de arbeidersbescherming per sé moet gaan beginnen, èn omdat het de ernst toont der sociaal-demokraten een volstrekte en practisch werkende arbeiderspartij te willen zijn.
| |
De roode Dinsdag.
De voorgeschiedenis van het ontwerp Schaper is het beste bewijs voor de urgentie van het algemeen kiesrecht. Dat moet de kracht zijn, die gang brengt in den hervormingsarbeid. Hoe is het reeds dertig jaar geleden door de scherpstziende politici begrepen. En toch, wat is de besliste weerstand, maar vooral de weerstand der angstige en schroomvallige, zich maar niet haastende voorstanders sterk geweest. Evenals voor de sociale wetgeving is het voor de kiesrechtbeweging
| |
| |
uitsluitend de sociaal-demokratie geworden, die recht op dat doel aanstuurde. In het Kabinet-De Meester hebben de vrijzinnigen hun onmacht getoond om te durven doorzetten. Dat het der sociaal-demokratie ernst was, heeft zij thans bewezen door een daad, die niet ongevaarlijk te noemen was. De opzet van het petitionnement en van den rooden Dinsdag hadden toch twee gevaren aan weerszijden. Aan de eene kant de mislukking, het ontbreken van voldoende toewijding bij de arbeiders om wier belang het ging; aan de andere zijde het gevaar dat de roode Dinsdag tot botsingen en onlusten aanleiding zou geven, die noodzakelijk door een reactie gevolgd moesten worden.
Doch midden tusschen die twee gevaren is de drie kilometer lange stoet van kalme betoogers doorgegaan. En het doel is aanvankelijk volkomen bereikt. De beweging voor 't algemeen kiesrecht is geheel ernstig gebleven, en daarnaast heeft de lange rij van vaandels aangetoond, dat het een krachtige, gezonde, maar door zelfbeheersching gekenmerkte vakbeweging is, die achter de sociaal-demokratie aan marcheert. Ondanks de revolutionnaire en onrustige geest, die in dezen tijd van dreigende duurte en van een koppig, aan de arbeiders hatelijk vijandig conservatisme, in de lucht schijnt te hangen, bleek de betooging in zich zelf bewust van hare beteekenis. Het feit, dat zij er was, werd voldoende geacht. Geen uiterlijkheden van groote gebaren waren noodig. En onbekommerd om de kans op succes ging zij haar weg, overtuigd van eigen kracht en groei.
| |
De sociaal-demokraten in de Tweede Kamer.
In scherp contrast met de politieke positie, die de sociaaldemokratie zich op 't gebied van de sociale wetgeving en het kiesrecht heeft veroverd, is de ontvangst, die de meerderheid der Tweede Kamer onmiddellijk na de opening haar bereidde. Haar ernst en haar kracht werden geen aanleiding om haar als een richting in 't volksleven te erkennen. Integendeel werd getracht haar de positie, die zij reeds zooveel jaren in de Kamer inneemt, te ontnemen. Zij mocht niet van haar werk getuigen, en toonen wie zij was en wat zij is ge- | |
| |
worden. Alles moest genegeerd worden en ‘en bagatelle’ behandeld. De Kamer zou doorgaan alsof er niets was gebeurd.
Hoe gevaarlijk dat is, niet alleen voor de verhoudingen in ons parlement, maar vooral voor de geest in het volk, dat een zware winter tegemoet gaat, moest elk duidelijk zijn, maar de Kamermeerderheid scheen het niet te zien. Wat zal het worden?
G. Burger. |
|