De Beweging. Jaargang 7(1911)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 168] [p. 168] Storm aan de haven Door Is. P. de Vooys. Nog dreunt in mijn ooren de golvenslag van de zee, door een storm gejaagd tegen muur van gemetseld bazalt. De hemel was klaar dien windendag, door geen regen of nevel vervaagd, blauw glanzend in 't water, vóor 't valt, Weer zie ik de schittring van fijn gespat uit golven die zeemuur besprongen, waar 't zonlicht in kleur zich ontplooit. Hoe frisch werd de lucht van ziltig nat dat, hoog in den windgang gedrongen, zich wijduit in druppen verstrooit. En slank was het wieken van blanke meeuw trotseerend het woelen der luchten, den windvlaag, die landwaarts haar sleept. Wit wuifde het schuimen als warrelsneeuw; 'k zag vlokken naar vóorduinen vluchten in rijdans, die 't strandvlak bestreept. [pagina 169] [p. 169] Dat jagende leven in 't open licht, in 't kleurend bestralen van klare zon over zee, die geen einder gedoogt, en door wind, die geen oogenblik zwicht, o, dat ik zoo'n frischheid voor altoos won voor 't hart, door werkhitte verdroogd. Vorige Volgende