glooiing, - maar 't was alles te zamen een versteende beweging, een zielloos, bultig dek, waar hier aarde en lucht elkander raakten.
Ik liep hoog, en alleen mijn voeten stootten zich telkens even af op die kosmische grens, van de aarde weg, op in 't heelal. Zoo hierin opgeheven, wist ik de aarde onder mij vergrijsd en zonder leven, verhard, platgetreden en dood.
Toen plotseling, toen ik mijn oogen nog eenmaal in lage richting wendde, trof het mij als een wonder.
In 't grijze straatdek sprong een vierkant open en, verrast van het ongewone, gulzigden mijn oogen daarheen.
Het was er leven-àl-leven. Geen steenen, maar aardkruimeltjes, grijzig bovenaan, waar zij droger waren, en zwarter dieper-in, waren over en onder elkaar gekropen, levendig als een plekje in een bosch bedekt met bezige diertjes. En midden uit dat leven rees, hoe hoog zag ik niet, maar reuzig dik, hecht en recht als een kolom, een wonder van contrast. Het was stil en zwaar en niet te wrikken vast, zooals het opstond uit den grond, maar het had ook de zachte vloeiing in 't opgaan van zijn lijn, als is aan den voet van een rijzende golf of onder aan den plooienval van het kleed eener wegschrijdende vrouw.
Zoo stond het ongekend in zijn zwarten vierkanten tuin temidden der doodsche grijsheid van de straat. Het eindigde, als een gedachte buiten 't denken, zoodat ik alleen aanzag het stuk, dat 'k plotseling voor mij had gevonden. Wat kon het zijn? Ik stond er voor stil en zag het scherper aan.
Hooger-op gelijkmatiger gerond, steunde 't zich onder op den grond met forsche zwellingen, als uitloopende gebergten in zee. Het zwartige gekruim spoelde tusschen de klippen omhoog, fijn uitloopend in de verenging der spleten, terwijl het vóór de klippen zachter was afgevloeid, waar die bleeker waren en als afgeschuurd van een stadige wrijving. Toch waren deze geen doode gesteenten; er was de zachte glooiing, die van iets levends vertelt; er was geen afplatting, om daarvan den vloed te kunnen beturen, maar zij rezen steil, aan alle kanten, hooger en hooger, als levenskrachten opwaarts in strevende stroomen.
Speurende naar de kern, vond ik plots een diepe kloof.