Varia
I
Le Misanthrope
Een stuk kan men het niet noemen. Het is het tafreel van Alceste en Célimène omgeven door de personen die hun karakter doen uitkomen.
Een type van behaagzucht is Célimène eigenlijk niet. Zij houdt wel van Alceste, maar zij vermaakt zich ook graag met de anderen. En Alceste is niet zoozeer een menschenhater als wel een man die, van nature weinig plooibaar, door zijn omgeving tureluursch en ijverzuchtig geworden is.
Het verloop is nauwelijks een ontwikkeling en het eind mag niet den naam hebben van ontknooping.
Als het waar is dat Molière in Alceste zichzelf en in Célimène zijn vrouw teekende, dan zou ik zeggen: Ziedaar de oorzaak waardoor hij die figuren niet scherper omtrekt: hij kon zich niet van hen losmaken.
Toch is de schets het werk van een groot meester. De satire op het gezelschapsverkeer is er volledig in en de werking van de meeste tooneelen moet voortreffelijk zijn.
De beste tooneelen? Die van Oronte met het sonnet, en die tusschen Célimène en Arsinoé. Maar die hebben met de handeling maar zijdelings te maken.
In hoogeren zin beter is de psychologie van Alceste in het begin.
De petit-maîtres zijn goed geschetst.