|
| |
| | | |
Heilig en schijnheilig
door
Alex. Gutteling.
I
Het Lieveheershaantje
Gij woont des zomers in de omsterde harten
Van bloemen guld, bij 't blondbedonsde zaad,
Uw ronde oranje pantser, fijn met zwarte
Puntjes besterd, een sluier sleepen laat,
Soms, als een zilvergazen maagdenwijle
Uit gouden kroon waar 't duister haar door gluurt
Als donkre blik door blinkend gulden spijlen
Wen 't nachtlijk zwart van lichtende oogen vuurt.
Maar eensklaps wijken, als gekleurde zwaarden
Van 't schip, de platen van uw bont kuras,
Dan, lichte zeilen, rijzen fijn-dooraêrde
Vlerkjes doorschijnend gelijk elfenglas,
En als een zonnestofje, een zaadpluis, drijft ge
Door 't brandend blauw van de zoet-geurge lucht,
Gij stijgt - ik tuur u na - maar o waar blijft ge,
Zijt ge in den hemel en naar God gevlucht?
Kruipt ge nu kleurig op zijn zilvren handen,
Of schittert ge op Maria's blauw gewaad,
Om met Hun zegen weer op de aardsche landen
Te dalen, voor wie blijde u gadeslaat?
Voor blonde kindren, die u nimmer deren,
| | | |
Schoon zij de fraaiste kevers vliegen doen
Aan scherpe draden die hun 't lijf bezeeren,
Bestoven bruin of zwart of gulden groen.
Voor stille droomers: wen geen bloemen blinken
Schuilt ge in 't verwarmde huis in donkre spleet
En komt soms eensklaps op den vinger zinken
Van wie in 't wintersch grauw geen troost meer weet.
Dan ziet hij plotsling zondoortrilde verten
En 't stralend blauw dat rond de wereld staat
En u, bewoner van de omsterde harten
Der bloemen guld, bij 't blondbedonsde zaad.
| |
II
De Spin
Gij bouwer van de zilvrige paleizen
Die trillen bij den zachtsten najaarswind,
Dra scheuren, en die ge altijd weer begint,
Zoolang de luwe Octoberdampen grijzen;
Gij schoone moordnaar in uw schoon kasteel,
Steeds draagt ge op uw nauwsluitende gewaden
Den flonkertooi van toovrige sieraden:
't Schijnheilig kruis op 't sombere fluweel.
't Is als de pracht van 't was-beschilderd linnen,
Zooals Javaansche vrouwen 't uur na uur
En kleur na kleur in zorgzaam-scherp getuur
Versieren, wijl ze op vreemdste vormen zinnen.
Maar schooner is uw woning, als een net
Van diamanten, wen van dauw of regen
Langs iedren draad de ronde dropplen zegen,
Gij middenin, een donkere amulet.
|
|
|