|
| |
| | | |
Twee wereldbewegingen
door
Daan van der Zee.
‘Leest men ook een druif van doornen of vijgen van distelen?’
Christus in de Bergrede.
‘Als we over het moderne socialisme spreken, dan moeten we ons vooral bewust ervan blijven, dat in elk van zijn systemen niet alleen maar een economisch of sociaal-politiek program, maar bijna een heele wereldbeschouwing opgesloten ligt....Alleen in deze samensmelting van politiek en economisch streven met de geloofsstellingen van een metaphysisch verankerde wereld- en levensbeschouwing vindt men de verklaring voor het dogmatisch fanatisme, voor de onoverwinnelijke geloofskracht, waarmede we zoo dikwijls de socialistische leerstellingen verdedigd zien.’
Prof. Dr. Werner Sombart.
Elke mensch wordt in denken en doen gedreven door geestelijke krachten, die zijn leven stuwen op de banen, door zijn denk-geest gespeurd, of die hem in pretentie-loozen eenvoud doen gaan langs wegen, voor hem-zelf onbegrepen. En deze groote geestelijke krachten, die zijn leven maken, werken bij den bewust-zijnde tot een levens- en wereldbeschouwing, die zijn levensvisie beheerscht en bepaalt. Niet omdat hij zelf, in wondere wijsheid, inzicht kreeg in de dingen van het eigen levensgebeuren of in den gang der wereldhistorie, maar omdat de hem drijvende Geest hem deze zóó openbaarde. Zoo is al het zelf-formuleeren, niet het napraten, van leven- | | | | beheerschende gedachten oorspronkelijk niet anders dan een geestelijk-aanvoelen, het onbewust-als-waarheid-weten van iets, dat eerst later gestaltenis krijgt in gedachte en woord.
Deze grond-stelling wordt veelal verwaarloosd door hen, die niet in den materialistischen weg de geestelijke wereld hebben inférieur gemaakt aan de stoffelijke, maar die uitgaande van een geestelijke waarheid, deze wel doortrekken in hunne redeneeringen, maar er niet voldoende aandacht aan schenken, dat deze geestelijke waarheid een levende waarheid moet zijn voor hem, die haar met den mond belijdt. Het is dan ook de negatie van deze grondstelling, die practisch aanleiding geeft tot herhaaldelijk botsen van leer en leven, niet waar het geldt kleine afwijkingen tusschen beide, maar daar, waar het betreft de practische verloochening van de theoretisch beleden beginselen.
Hij, die het eerst een idee wist te verklanken in woorden, heeft de waarheid dier idee gevoeld, zij leefde in hem, niet geboren uit zijn gedachten maar uit zijn geestelijk-zijn, hij heeft die idee geestelijk gezien. Anderen, die haar tegelijk geestelijk-zagen, terwijl ze nog onbewust leefde in de diepten hunner eigen menschelijkheid, en die de gave van 't verwoorden misten, hebben de formuleering dier idee gehoord, en 't was hun, alsof hun stem die woorden had geuit, of hun gedachten deze formuleering hadden gevonden. En zij hebben toen gezocht en gepeild in de schachten van hun eigen mensch-wezen, om die idee in allerlei nieuwe woord-combi-naties te propageeren. Zoo, omdat ze niet geboren was uit parende gedachten, maar omdat achter haar menschen-levens stonden, die haar voeden konden met het beste van hun-zelf, zóó kon die idee groot worden, kon ze worden de hechte basis voor een beweging, om, naar haar aard, te revolutioneeren, waar ze haar intocht hield.
Zoodra ze ophield, slechts eigendom te zijn van enkele diep-voelenden, die haar bewust-maakten voor anderen, zoodra ze werd een massa-idee, werd ze niet sterker aan innerlijke levenskracht, bleef ze deze slechts putten uit de som der krachten van allen, die haar waarlijk nog, in meerdere of mindere mate voelden en beleefden. Maar ze werd overgebracht tevens naar het terrein van het verstandelijk denken, en daar
| | | | louter als idee beoordeeld en beschouwd, verworpen en bestreden door hen, wier leven weer door andere geestelijke krachten werd gedreven.
Zoovele ideeën hebben haar aanhangers en belijders bij duizenden, maar bij velen zijn ze niet meer de uitdrukking van de geestelijke waarheid, die diep in 't eigen mensch-zijn, in eigen geaardheid leeft, maar de door opvoeding of logica aangenomen beginselen, waarnaar ze belijden, te willen leven, maar die practisch slag op slag worden verloochend. In waarheid leven dezulken naar andere ideeën, waarvoor ze geen woorden hebben, waarvan ze niet eens de bewustheid hebben, maar die hen desondanks drijven als onbekende geestelijke krachten, tegen de verstandelijk-aangenomen denkbeelden in.
't Valt daarom moeilijk te zeggen, hoe zekere menschen, die belijders heeten te zijn van een idee, zich tot een andere idee hebben te verhouden. Want er zullen belijders dier eerste idee zijn, die met volle overtuiging ook de andere idee als de hunne voorstellen, er zullen er ook zijn, die met hetzelfde vuur het antagonisme tusschen die beide ideeën willen aantoonen. Waren ze waarlijk één in hun eensgezinde belijdenis, dat wil zeggen, waren ze tot die belijdenis gekomen door de hen drijvende geestelijke krachten, was die belijdenis één der verwoordingen van den hen-beheerschenden geest, dan zouden die beiden ongetwijfeld ook de innerlijke waarheid der tweede idee moeten gevoelen. Maar dan toch nog zouden ze beiden een andere meening kunnen hebben ten opzichte dier tweede idee, wanneer ze beiden niet zijn sterke bewuste persoonlijkheden, die slechts belijden, wat in hen leeft, zonder aan te nemen wat anderen als belijdenis maakten tot gemeengoed.
Een treffend voorbeeld ter demonstratie van wat ik bedoel, geeft de Bijbel mij in de twee Christus-belijders Paulus en Jakobus, die uit de in hen levende christelijke idee met elkaar strijdige conclusies trokken, afgeleide ideeën beleden. Zoo zegt Paulus in vers 28 van hoofdstuk 3 uit den Romeinenbrief: ‘Wij besluiten dan, dat de mensch door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet’, terwijl Jakobus in vers 24 van het 2e hoofdstuk van zijn zendbrief betuigt: ‘Ziet gij dan nu, dat een mensch uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleenlijk uit het geloof?’ Wan- | | | | neer nu aangenomen wordt, dat beide getuigenissen uitdrukking zijn niet van een verstandelijk-gevonden waarheid, maar van een geestelijk-gevoelde waarheid, dan kan het niet anders, of zij beiden moeten de gemeenschappelijke christelijke idee ieder anders hebben gevoeld, de hen drijvende geestelijke krachten moeten ter dege worden onderscheiden. Toch neemt dit niet weg, dat zij beiden idee-belevende Christus-belijders waren, die alleen door hun bizondere geestelijke geaardheid konden komen tot verschillend-geformuleerde afgeleide ideeën. De dwaas, die in de hier strijdige conclusies de Bijbel-eenheid meent te mogen aantasten, geeft zelf daardoor weer blijk, zich niet te kunnen losmaken uit de denk-wereld om te kunnen afdalen in de levens-diepten, waar de geestelijke krachten heerschen en vanwaar uit zij de menschen drijven tot doen.
Hij, die hiertoe weet te komen, die weet ‘af te steken naar de diepte’, oordeelt niet meer hooghartig over de ideeën, door anderen beleden, maar tracht ze te zien in verband met het leven, waaraan ze ontsproten. En ziet hij dat leven botsen, of beter, voelt hij dat leven botsen met wat geestelijk in hèm werkt, dan zal hij met wonderlijk-geestelijke sterkte zich tegenover dat leven plaatsen, en de uit dat leven voortspruitende ideeën bestrijden niet in verstandelijke toernooien, maar in heeten kamp, waarin de onmeetbare liefde wordt tot onmeetbaren haat. Dan wordt hij apostel van zijn eigen geloof, zijn eigen ideeën, zijn eigen leven, apostel van den hem drijvenden Geest, dan is zijn strijd een brandende passie van zijn leven, dan overwint hij in de kracht van den hem drijvenden Geest, of wordt die Geest in hem vernietigd. In zijn overwinning kunnen hem de verzenen worden vermorzeld, hij-zelf zal den tegenstander den kop vermorzelen, of omgekeerd.
Capitulatie is niet mogelijk, wèl martelaarschap.
Die zóó strijden, dat zijn de enkelen uit de millioenen. Het meerendeel der menschen trekt achter dezulken aan, dicht opgesloten of op verren afstand. En tusschen de breede rijen dier volgers dwalen de agnostici, die, met hoeveel onstoffelijk bezit ook, niet komen tot de bewustwording van eigen levensdiepten. Zij staan even schouderophalend voor een graf als voor een wieg, en hun beste levensmomenten kunnen niet anders brengen dan onvoldaanheid over 't eigen bestaan.
| | | |
Zoo werken de geestelijke krachten achter het doen en denken der individuen, of ze dit zichzelf bewust zijn of niet, en uit het bestaan dier geestelijke krachten (ik laat ze in haar veelheid onbepaald) kan slechts worden verklaard het leven van den mensch en van de menschheid, het doen en laten van den eenling, zoowel als de gang van het maatschappijleven, welk laatste de som is der geestelijke krachten, die werken in de samenstellende deelen dier maatschappij.
* * *
Er zijn millioenen, die zich christenen heeten en te zamen vormen de christenheid van het heden. Zij zijn door andere millioenen vóórgegaan in de verloopen negentien eeuwen, en al die millioenen te zamen hebben zich genoemd naar éen: Christus. In het dragen van den éénen gemeenschappelijken christennaam hebben zij aanvaard één gemeenschappelijke levensidee: te willen zijn in handel en wandel de navolgers van dien Eén, Maar welk een millioenen onderscheidingen toch ook weer in de opvatting dier levensidee, onderscheidingen, éérst geestelijk gevoeld, daarna voor een deel onder woorden gebracht.
Wanneer in onze dagen gesproken wordt van een ‘positief christen’, dan bedoelt men daarmee hetzelfde als ‘rechtzinnig christen’ of ‘orthodox christen’, namen, die, hoewel brengend een onderscheiding van weer andere christenen, toch niets meer kunnen aangeven dan een nog niet eens scherpe belijning van een verstandelijk geteekende waarheid, die slechts door weinigen in hun geestelijk-zijn juist zóó wordt gevoeld en beleefd.
Wie waarlijk positief christen is, dat wil zeggen, wie waarlijk leeft naar de belijdenis, zooals die in de orthodoxe theologie wordt geleerd, valt niet door derden uit te maken, Dit kan slechts worden beoordeeld door den bewust-levenden positieven christen zelf, en dan nog slechts voor zoover dit hem zelf betreft. Het kan daarom nooit in een betoog worden uitgelijnd, hoe een positief christen zich moet stellen tegenover een andere, in het maatschappij-leven opgroeiende levensidee, omdat slechts zijn eigen geestelijke geaardheid zijn standpunt
| | | | tegenover die idee zal bepalen. Hoogstens kan de vraag beantwoord worden, hoe een bepaald positief christen staat tegenover een zekere idee, nooit hoe alle positieve christenen er tegenover behooren te staan. Wanneer ik bijvoorbeeld de stelling poneer, dat het socialisme de economische vorm is voor dezen tijd, waarin zich het christendom openbaart, dan spreek ik daarmee ganschelijk niet uit, dat ieder positief christen socialist is, dan zeg ik niet meer of minder, dan dat ik als positief christen deze verstandelijke waarheid geestelijk voel. Voor zoover dit dus mij betreft, en alle anderen, voor wie ik slechts uitspreek, wat zij geestelijk voelen, is die stelling onaantastbaar juist. En toch ook weer kan diezelfde stelling, in dezelfde of andere woorden geformuleerd, b.v.: een positief christen van dezen tijd behoort socialist te zijn, - heel goed worden verdedigd, mits slechts op het terrein van het verstandelijk denken. Want daar regeert de logica, die slechts rekening behoeft te houden met de uitgesproken ideeën: de christelijke en de socialistische, voor zoover die de uitdrukking zijn van de geestelijke waarheden, door zulk een groot aantal belijders gevoeld, dat ze een wereldbeweging konden verwekken.
Een logische verdediging van een verstandelijk-geformuleerde stelling, die op haar beurt weer uit geestelijke geaardheid werd geboren, en haar stutten tegenover anderen, die uit gelijken drang iets tegenovergestelds willen handhaven, kan toch ook weer voor velen de bewustheid brengen van't eigen geestelijk-zijn, dat die verstandelijke waarheid zich nog niet tot eigendom wist te maken.
Wanneer ik dus nu spreken ga over de twee wereldbewegingen christendom en socialisme, en wanneer ik in beide weet te ontdekken dezelfde grondgedachten, geboren uit een gelijksoortig geestelijk-zijn, zoodat ik de identiciteit van beide kan aantoonen, dan is het héél wel mogelijk, dat èn positieve christenen èn positieve socialisten zich daartegenover stellen, maar dan kan uit dit verschil weer niet méér worden geconcludeerd dan een verschil in geestelijke geaardheid, die tusschen bewust-levenden botsing moét brengen, waar ze hun gedachten formuleeren in het woord. Zeer zeker mag er niet uit worden geconcludeerd, dat de een minder goed christen of minder goed socialist zou zijn dan de ander, ook al ziet men elkaar
| | | | als minder-goed, als dwalende christenen of als dwalende sociologen.
* * *
De christelijke idee, die tot wereldbeweging werd, is geformuleerd in de gemeenschappelijke belijdenis der positieve christenen. In die belijdenis vinden ze allen, voor zoover ze haar waarlijk ook geestelijk beleven, het centrale punt, waaruit hun leven opbloeit, ook al hebben die allen weer een variëerende geestelijke geaardheid, die tot zooveel verschillende levensopenbaringen drijft. Het getuigt van kortzichtigheid, te wanen, dat de verschillende richtingen in de christenheid oorsprong zouden vinden in de onderscheidene appreciaties van Jezus' persoonlijkheid: ook die richtingen nemen oorsprong uit het diepste geestelijk-zijn harer aanhangers; ze zijn vrucht van geheel onderscheidene levensbeschouwingen, die vanzelf wel voeren moeten tot onderscheidene appreciaties der Christusfiguur. Het is alzoo dwaas, te meenen, dat b.v. de aanhangers der orthodoxe en die der moderne theologie, zouden leven uit hetzelfde grond-princiep, dat in Jezus' uitspraken zijn vertolking vindt, en dat zij slechts verschillen zouden in de toekenning van onderscheidene waarden aan die uitspraken. Neen, waarlijk is hier wel het diepgaand verschil in levensgeest, dat eenerzijds zich in rationalistische tendenzen openbaart, anderzijds in puriteinsche verstarring of methodistische over-geestelijkheid, maar die als eenheid schijnen in de gemeenschappelijk-aan-genomen zedewet van Christus. Een drang, die leiden kan tot de erkenning van de oppermacht van het gezond verstand kàn niet geboren worden uit eenzelfde levens-bewogenheid, die 't gelooven leert aan de onbegrijpelijk-wonderbare wedergeboorte in Christus, den Godmensch.
Wanneer alzoo gesproken wordt van het christendom als wereldbeweging, dan doe men wel, niet alle richtingen, die zich bij dat christendom aanpassen, te rekenen tot de stuwkracht van zijn beweging. Want de stuwkracht voor de wereldbeweging van het Christendom werd van oude tijden her opgevuurd uit de levensdiepten der belijders, die de wedergeboorte kenden uit water en geest, de niet-kloofbare gemeenschap met hun Heiland. De christenen, die in den zwarten
| | | | nacht van vorm-geloof en heidendom van uit Azië het nieuwe licht brachten, door Jezus Christus ontstoken, zij zijn het geweest, die uit de sterkte van hun brandend streven hebben voortgebracht de beweging van het christendom, zooals die de eeuwen door geweest is in het menschheidsbestaan. En zij, schoon op den duur niet in alle dingen gemeen, zij hadden het gemeenschappelijk bezit van het rotsen-brekend geloof in Christus. Een waar Christus-belijder, éen, die getuigen kan, dat niet hij leeft, maar dat Christus leeft in hem, een waar christen is zelf een levend brok religie. En de levens dezer ware christenen, waarop alle tegenstand wel bot moèst loopen, hebben de wereldbeweging van het christendom gevormd.
Dat die beweging na zooveel eeuwen nòg leeft, niet geweken is voor andere voortstuwingen van het menschheidsbestaan, het is, omdat uit haar niet gebannen is de levende kern der waarlijke belijders, die haar nog wijder brengen in sterk gelooven. Dat die beweging na zooveel eeuwen niet nog mèèr heeft gewrocht, nog niet heeft overwonnen in den geestelijken strijd onder de menschen, die tot richtingen en stroomingen, tot filosofieën en religieën heeft geleid, het is omdat niet het overgroot deel der Christus-belijders ook Christus-belevers werden, het is doordat de drommen van christenen geen drommen van christenen zijn.
De wereldbeweging van het christendom heeft haar uitgang genomen van Christus zelf, zooals Die doelbewust de lijnen trok voor het leven in de nieuwe bedeeling. Hij revolutioneerde de Mozaïsche wet van 't ‘oog om oog en tand om tand’ en bracht haar daarin tot vervulling, hij schiep het groote levensprinciep, dat tegelijk een nieuwe aera der beschaving inluidde, in het eenig gebod der liefde, dat het menschdom deed zien als éen geslacht, allen als kinderen van éen Vader. Hij legde het organische verband bloot, zooals dat wezen moest in de menschheid, wilde ze als levend organisme de aarde beheerschen in haren voortgang en opgang, Hij wees in Zijn eenvoudig Koninklijk gebod den weg, waarlangs Zijn volgers in de beweging van het christendom de wereld zouden voeren op hooger trap. En zoo werd Zijn verschijning van diepsociologische beteekenis, nog onverzwakt voor onzen tijd, voor àlle tijden van kracht. In 't gebod der naastenliefde toch, de
| | | | hoeksteen van Jezus' leer en leven, werd niet alleen een voorschrift gegeven voor het zuiver private leven van den mensch, maar werd tevens de lijn voor 't sociologisch leven scherp aangeduid, werd de juiste verhouding voor alle volken en geslachten, voor de onderdeelen van elken staat en elke maatschappij klaarlijk getoond. Dat desondanks het wereldleven van àlle tijden practisch en massaal met Jezus liefde-leer botste, dat de ‘christelijke’ samenleving slechts parodie eener christelijke samenleving is en was, het was de ego-zoekende mensch, ook de ego-zoekende christen, die, behalve met zijn mond, de sociologische eischen van Christus' liefde-gebod weerstreefde. En dit zuiver menschelijk wederstaan van het zuiver Goddelijk beoogen, heeft de wereld-groote macht van het christendom altijd nog te klein gehouden. De wereldbeweging van het christendom, uit het zuiverste altruïsme gesproten heeft door de klemmen van het zuiverste ëgoisme niet kunnen worden de wereld-verwinnende beweging, waarvan ze de belofte droeg in den liefde-eisch van haar verwekker, Jezus Christus. En dat zij, ondanks het egoisme, dat haar verkankerde, toch nog wereld-beweging werd, het is niet dank zij de millioenen, die zoogenaamd optrokken achter de Kruisbanier, het is dank zij de weinigen, die de Kruisbanier droegen en die daartoe de sterkte putten uit den wederbarenden Heiligen Geest. Dank zij die christenen werd de wereldbeweging van het christendom van onberekenbaren invloed in het leven der beschaafde volkeren, bracht ze wijziging in de wereld van denken en voelen, gaf ze zelfs voedsel aan richtingen en stroomingen, die op haar parasiteerden, bracht ze haar moraal tot in de kringen harer antipoden. Haar zedewet, in Christus wortelend, wees de moreele norma aan voor hen, die zich te verlicht voelden of te klein waren, om te passen in haar verband, haar altruïsme voerde de menschheid op tot hooger plan,
hààr licht was de bron, waaraan àndere lichten op àndere kandelaren werden ontstoken. Het goede, door niet-christenen gepredikt en beleefd, het nam veelal zijn oorsprong uit de diepten van het geestelijk zijn, waaruit de wereldbeweging van het christendom is opgebloeid, de liefde tot den even-mensch, die martelaren maakte òòk onder hen, die den christen-naam hadden prijsgegeven, zij was steeds
| | | | het Goddelijke, zooals het zich het volst in Jezus Christus heeft geopenbaard, het volkomen hemelsche voor het onvolkomen aardsche leven.
* * *
Niettemin werd de sociologische eisch van Jezus' liefde-leer niet verheven tot de grondwet voor het menschelijk samenleven. Wel was de zonde in beginsel door Christus vernietigd, maar de vervaarlijke kracht harer geweldige handen kon nog blijven drukken op de menschheid en wreedelijk verstoren wat het christelijk princiep wilde brengen in de menschelijke verhoudingen. Maar telkens werd toch ook weer het zondewerk verstoord door het reageeren van Christus' wet, die rechtstreeks of zijdelings bleef doorwerken onder de menschen. Al scheen vaak de beweging van het christendom verslapt, telkens toch weer bleek zij genoeg te bezitten aan innerlijke kracht, om haar roep te doen klinken in de ruimte, om haar volgers of haar parasieten te drijven tot de daad. En zoo glorieeren in de geschiedenis de tijden, waarin plotseling het christelijk princiep de leiding kwam eischen in den voortgang der historie wanneer die de donkere krochten der zonde dreigde in te gaan. Dan werd plots'ling de kracht weer openbaar der wereldbeweging van het christendom, dan greep Gods hand in den gang van den tijd, dan herleefde bij de Christus-belijders de hoop, dat eenmaal Jezus' zedewet de aarde van vreugd zou vervullen, dan was er een réveil, dat de belofte van levensvernieuwing droeg, dan was er de daad, die voor het geloof des christens manifesteerde.
Werd onder régime van zondige machten een overheersching geprovoceerd van een zekere groep, een zekeren stand, een zekere klasse van menschen, zooals de geschiedenis ze zoo vaak deed zien, telkens kwam er tegenstand van diep-voelende karakters, die, schoon niet altijd in naam den Christus belijdend, deden naar Zijn geest, door de broederschap der menschen te prediken, die niet anders dan wortelen kan in het vaderschap Gods. En die weinige grooten wisten in de kracht der christelijke beginselen, geloochend of niet, waartoe hun eigen geestelijke geaardheid hen uitdreef, een beweging te stichten, die reageerde op een zondige overmacht. En zoo toont het
| | | | wereldleven een proces van geestelijke worstelingen, waarin telkens de beweging van het christendom met nieuw-geopenbaarde krachten uitbrak ten kamp. O, het is zoo klein en oppervlakkig gedacht, dat eenmaal het christendom zou wijken van de aarde, het is de volkomen negatie van de oppermacht der geestelijke werkingen, niet alleen in het individueele leven, maar ook in het leven van allen te zaam, dat is in het woelige leven der maatschappij.
* * *
Elke beweging op altruistischen grondslag steunt op de sociologische wet van het christendom, heeft met het christendom den hoogen eisch der naastenliefde gemeen. Wel werd door leiders van dergelijke bewegingen meermalen het contact met het christendom ontkend, maar dit kwam veelmaals voort uit een verkeerd inzicht in de geestelijke geaardheid, die hen tot deze beweging dreef, dit kwam door het voor hen onbegrijpelijke, dat christelijk streven mogelijk is voor hen, die meenend met God en religie te hebben gebroken. Dezulken, meenen te steunen op eigen kracht, door hun rede bestuurd, verhieven meermalen hun eigen beweging tot religie en legden daarin vast het sentiment, dat de massa tot volgen dwong. En daardoor alleen wordt verklaarbaar hoe bewegingen met materialistische tendenzen tòch groot konden en kunnen zijn: de verloochende religie is ten spijt der leer de groote drijfkracht, die sentimenten wekt en dààrdoor daden. En bewegingen, bewust of niet-bewust gedreven door religieuse sentimenten hebben belofte van veel vermogen, zijn levenskrachtig en houden stand zoolang in haar verband de menschen werken, wier leven met dat der beweging innerlijk is vergroeid. Voert alzoo een altruisische beweging niet de pretentie, christelijk te zijn, haar levensgrond is de liefde-wet, door Jezus Christus gegeven en die van eeuwigheid, die Goddelijk is. En daarom voor den verwekker van het christendom de eer opgeëischt, dat de doorwerking van Zijn Geest, niet alleen onder christenen, maar ook onder hen, die zich vàn Hem keerden met grootsch gebaar, stuwkracht gaf en geeft aan iedere beweging, die streeft naar een altruïstisch doel. Zijn Geest gaat onder de menschen rond, reageerend op massale
| | | | onderdrukking, Zijn Geest is de inspireerende, die tot daden wekt, Zijn Geest is de levensbron, niet alleen voor de wereldbeweging van het christendom, maar voor iedere beweging, die 't heil van den naaste beoogt, ook voor de wereldbeweging van het socialisme, zelfs waar die gesteund wordt en geleid door hen, die slechts woorden van minachting hebben voor het christendom.
* * *
Het socialisme laat zich niet terugdringen naar het terrein van het louter verstandelijk denken, is niet enkel een zuiver economisch stelsel, dat antithetisch tegenover het kapitalisme staat in de voltooiïng van de evolutionaire lijn in het productieproces. Het is dat wèl ter beschouwing zijner wetenschappelijke waarde, maar ter waardeering van het socialisme als wereldbeweging, ter bepaling van de plaats, die het socialisme inneemt in het opstuwend leven der volkeren, moet dieper getast, moet gezocht worden naar den levensgrond, waaruit het verlangen naar het socialisme is opgebloeid. Want eerst nadat de mogelijkheid van het socialisme geestelijk is gevoeld, is men gekomen tot het verstandelijk zoeken der voorbereidende wegen, die men in belijdenis en theorie heeft vastgelegd. Ook het andere socialisme, dat wetenschappelijk als zuiver utopistisch werd geoordeeld, kwam op uit een levensvoeling, die naar liefderijker verhoudingen onder de menschen tastte, ook het embryonale socialisme, door communistische secten uit vroeger en later tijd gewild, heeft zijn eigen groote waardij, innerlijk gelijk aan die van het moderne socialisme, dat tot een wereldbeweging is uitgegroeid. De communistische grondtrekken van dat oudere socialisme werden getrokken uit de levens- en liefdewet van Christus, werden bepaald door diep-voelende karakters, die de liefde als levenswet hadden gepeild. Zij waren het, die de verdrukking der zwakken zagen voortkomen uit het ongelijk stoffelijk bezit, zij wilden de opheffing van dat bezit ter wille van den naaste, zij stelden zich tegenover het eigendomsrecht, niet uit wel-overwogen berekeningen en theorieën, maar in den aanvang zelfs zonder berekening en zonder theorie uit louter altruistischen drang. Het kenmerk eener beweging is pas in de tweede plaats een
| | | | wel-overdacht organisatie-plan, maar eerst en allermeest de spontanieteit harer pionieren, maar eerst en allermeest de intuitieve drang, die zich niet verklaren laat, maar die naar voren gedreven wordt door de geestelijke krachten, die werken in het individu.
De liefde tot het zwakke en verdrukte volk drong tot de vraag, hoe de maatschappelijke verhoudingen anders en beter konden worden, deed het verstand speuren, dreef het verstandelijk denken heen naar het socialisme. En toen het wereldleven dermate was voortgestuwd, dat in het kapitalistisch productie-proces de wording van het socialisme kon worden gezien, toen de realiseering mogelijk werd vanwat de liefde tot den naaste zoo vuriglijk wenschte, toen werd het socialisme de naam voor een internationale sociale beweging, toen werd het socialisme de wereldbeweging, die thans naar de overwinning schrijdt.
Werd de wereldbeweging van het socialisme al niet door christenen gewekt, sterker, stelden de pionieren voor het moderne socialisme zich al tegenover het christendom, het leven, de geestelijke geaardheid, die de voedingsbodem van dit socialisme werd, stond onder den invloed van Christus' geest, die de naastenliefde als levensgebod aan de menschen gaf. En dit leven, dat zich volkomener had kunnen uiten in de volheid van het christendom, stelde zijn religieus sentiment ten dienste der socialistische beweging, verhief het socialisme niet alleen van utopie tot wetenschap, maar vaak van utopie tot religie, waarvoor te strijden en te lijden een zaligheid was. Deze machtige levensdrang achter het socialisme moèst wel een beweging verwekken in een wereld, die in rationalistische leeringen en verstarde christelijke dogmen naar de gevoelsverdoffing scheen gevoerd. Het niet te onderschatten religieuse element in de opkomende wereldbeweging van het socialisme, verklaart, waarom met zooveel liefde en zooveel vuur haar apostelen de zaak van het socialisme verdedigden.
Het socialisme, geboren uit altruistische broedermin, werd tot wereldbeweging, toen de wereldbeweging van het christendom scheen gestuit, toen het liberalisme, door rationalisme gedreven, beslag leî op het leven der beschaafde wereld. En de christenheid moest toezien, dat een andere beweging niet
| | | | in Jezus' naam de sociologische eischen van Jezus' leer kwam verkondigen, waartoe zij zelf geroepen was. Geroepen, - want het wereldleven was zoodanig in de klemmen van het kapitalisme vastgezet, het egoïsme was zóó tot geijkten levensregel geworden, dat de christenheid had mòeten reageeren, had mòeten volbrengen haar taak, het Evangelie te verkondigen, ook als grondslag der sociale verhoudingen. En omdat de christenheid haar plichten verzuimde, kon de wereld-beweging van het socialisme ontstaan buiten contact met het christendom. Dat er scheiding komen kon tusschen wat éen had behooren te zijn, de wereldbeweging van het christendom en de wereldbeweging van het socialisme, het moet geweten worden aan de christenheid, die niet deed naar het gebod, die haar licht onder den kandelaar plaatste. Dit neemt evenwel niet weg, dat in het socialisme nòg de sociale roeping van het christendom ligt. Zelfs kan het christendom ten huidigen dage wederom als wereldbeweging naar voren treden, wanneer het aan de wereldbeweging van het socialisme deelhebbende wordt. De socialistische beweging is thans dermate uitgegroeid, dat ze door de beweging van het christendom niet gemakkelijk kan worden geabsorbeerd, maar waar beide de sociologische eischen der naastenliefde gemeen hebben kunnen ze elkaar tot steun en kracht zijn ter bereiking van het socialisme, dat in de lijn van het christendom ligt.
* * *
Het christendom, steunend op de leer van Christus, waardeert niet wetenschappelijk, maar ethisch, zoodat de wetenschappelijke (in dit verband = economische) waarde van het socialisme buiten beschouwing blijft in het bepalen der verhouding tusschen christendom en socialisme. De beweging, door elk gewerkt, had éen kunnen zijn, de ethische motieven voor het socialisme zijn inhaerent aan het christendom.
Waar Jezus' liefde-gebod gegeven werd als universeele wet voor het leven der enkelingen tegenover elkander, werd het als vanzelf het groote gebod voor een christelijk maatschappijleven. Het christendom behoort dus een zoodanigen invloed te krijgen op de factoren, die het maatschappij-leven beheerschen,
| | | | dat die krachteloos worden gemaakt, voor zoover ze tegen het gebod der naastenliefde ageeren. Wijl de mensch als geestelijk wezen een geestelijk leven leidt, toch ook weer in zijn materieëlen verschijningsvorm stoffelijke behoeften heeft, is een der groote maatschappij-beheerschende factoren de wijze, waarop in de voortbrenging en in de verstrekking dezer stoffelijke behoeften wordt voorzien. Deze factor, als van zoo groot gewicht voor het maatschappij-leven behoort niet in de laatste plaats te staan onder de contròle van het christendom, behoort door het christendom volgens het liefde-gebod te worden beïnvloed. Had de christenheid dit altijd begrepen, het christendom zou ook altijd geweest zijn een groote maatschappelijke kracht. Maar dat de christenheid zelfs de kracht der reactie miste, toen deze factor der productie en distributie van de onderhoudsmiddelen voor alle menschen, door het égoïsme op tyranniseerende wijze werd beheerscht, dat is tot dubbele schande dier christenheid, der christenheid òòk van nu.
Het stelsel van voortbrenging uit den lateren tijd rust op de pijlers van het privaat bezit der arbeidsmiddelen en de vrije mededinging op de arbeidsmarkt. Bij de beoordeeling der deugdelijkheid van deze pijlers op de ethische gronden van het christendom, behoort dus de vraag gesteld of privaat bezit der arbeidsmiddelen en vrije concurrentie maatschappelijke wetten zijn, die de naastenliefde onder de menschen bevorderen. En de praktijk van van het kapitalisme geeft daarop een klaar en verpletterend antwoord. Want het kapitalistisch productie- en distributie-stelsel is slechts op winstmakerij berekend, doet enkelen overmatig rijk worden ten koste van het levensbenoodigde voor millioenen, het kapitalisme drijft de menschheid naar het mammonnisme op en doet het geld als god regeeren, het kapitalisme maakt den arbeider tot loonstaaf en object van uitbuiting, den niet-arbeider tot concurrent, die moet worden tegengestaan. Niet alleen dus dat het kapitalisme geen rekening houdt met de sociologische eischen van het christendom, het staat vierkant aan die eischen tegenover. En dit is het oordeel voor het vrije concurentiestelsel en het privaat bezit der arbeidsmiddelen.
Men dwaalt veelal bij de beoordeeling dezer kapitalistische grondpijlers op christelijk-ethische motieven, door wenschelijk- | | | | heid of deugdelijkheid of nuttigheid van het privaat bezit in het geding te brengen. Zeer zeker heeft het privaat bezit bestaansrecht, is het zelfs inhaerent aan de menschelijke natuur, is het aldus naar den Goddelijken wil. Maar geenszins is daarmede alle privaatbezit verdedigd, of beter: het privaatbezit is niet oirbaar te achten, wanneer daardoor aan anderen de vrije levensgelegenheid benomen wordt. Het privaatbezit der arbeidsmiddelen kan niet anders dan den een stellen onder de vrije willekeur, het toomeloos heerscherschap van den ander, niet omdat die andere in psychische meerwaarde tot heerschen geroepen is, maar door het enkele feit, dat hij het stoffelijk bestaan van den eerste in zijn macht heeft.
De Mozaïsche wetgeving, die rechtstreeks van God aan Israël gegeven werd, waakte er ter dege voor dat de grond, het arbeidsmiddel voor het agrarisch volk der Hebreeën in privaat bezit van enkelen kwam. Dit privaat bezit kon voorkomen worden door de regeling van het stammen-bezit onder contrôle van het jubeljaar. En zoo kan deze preventieve regeling, getroffen nog vóór de vestiging in Kanaän, worden aangevoerd ter verdediging van het gemeenschappelijk bezit, of beter gemeenschappelijk gebruik der arbeidsmiddelen (grond, fabrieken, kapitaal, enz.) door het huidig socialisme gewild.
Waar het privaatbezìt der arbeidsmiddelen niet is naar den eisch van Jezus' liefde-gebod, staat het kapitalisme vijandig tegenover het christendom. Het christendom dan ook, gedreven in pro-kapitalistische banen, gaat naar de wezensverkrachting, naar de levensverarming heen. En de opwekking van het christendom, ja tot nieuw-krachtige wereldbeweging met belofte voor beter tijden, kan eerst recht komen, wanneer het uit de vangarmen van het kapitalisme is weggerukt.
Het gemeenschappelijk gebruik der arbeidsmiddelen volgens het socialistisch productie-systeem, biedt iederen mensch gelijke levenskansen met eerbiediging der geestelijke ongelijkheid, die God in de menschen heeft gelegd. Het breekt de sociale ongelijkheid, door den mensch opgeroepen met verkrachting van het liefde-gebod, het voorkomt, dat de opgang van den een insluit den ondergang van den ander. Het gemeenschappelijk gebruik der arbeidsmiddelen, ethisch gewaardeerd, blijkt in overeenstemming met de sociologische wet,
| | | | die in het gebod der naastenliefde door Jezus Christus gegeven werd, en in dit collectief bezit ligt de sociale eisch van het christendom. En wanneer eenmaal dit christendom weer wordt de vernieuwende kracht in het maatschappij-leven, dan zal het zijn in den socialistischen weg. Dan wordt de beweging van het christendom doordeesemd met de sociale rechtvaardigheid van het socialisme, dan wordt de beweging van het socialisme rijk aan Goddelijken wasdom.
Nogmaals: er zullen positieve christenen zijn, die deze uitspraak houden voor een hallucinatie, er zullen positieve socialisten zijn, die spotten met deze achteraanhinking van het christendom, zij beiden leerden niet afsteken naar de diepten van de geestelijke geaardheden der menschen, waaruit alle geestes- en wereldwoelingen haar oorsprong nemen.
In de saâmvloeiing van de wereldbeweging van het christendom met de wereldbeweging van het socialisme ligt de groote kracht der ontwikkeling voor beide, tot zegen der maatschappij. |
|
|