|
| |
| | | |
Boekbeoordeelingen
Maria Schweidler, die Bernsteinhexe, Der interessanteste aller bisher bekannten Hexenprozesse, nach einer defekten Handschrift ihres Vaters, des Pfarrers Abraham Schweidler in Coserow auf Usedom, herausgegeben von Wilhelm Meinhold.
Dit boek werd mij jaren geleden door Ary Prins aanbevolen. Het was toen moeilijk te vinden en hoorde, ook in Duitschland, niet tot de algemeener-erkende geschriften. In zijn ‘Nachwort’ bij den herdruk die voor eenige maanden door den ‘Insel-Verlag’ werd uitgegeven, zegt Paul Ernst dat het in Engeland sints lang wordt gewaardeerd.
Die Bernsteinhexe heeft het voorkomen van een kroniek, geschreven door een dorpsgeestelijke, tijdens den dertigjarigen oorlog, omstreeks 1630. Eerst wordt, in de gevolgen van den oorlog, de tijd geschilderd, maar aanstonds is voor den geestelijke de geschiedenis van zijn dochtertje hoofdzaak, hoewel een boeiende omgeving van menschen, dorpen en toestanden de vertelling tot verhaal verbreedt.
Een zeventiende-eeuwsche, eenigszins pommersche taal geeft aan deze kroniek, die verzonnen is door Wilhelm Meinhold, een schijn van echtheid. Geleerden en leeken zijn er dan ook door bedrogen en de schrijver meende een tweeden roman te moeten schrijven (Die Klosterhexe) om te bewijzen dat hij dichten kon.
Toch schijnt hij het door geen boek beter te hebben bewezen dan door Maria Schweidler.
Het werk is namelijk van het begin tot het eind uitbeelding. De fictiezelf, waarin hij schreef, verbood hem anders te stellen dan met de kroniekmatige kortheid, die hij zich aan zijn
| | | | zeventiende-eeuwschen dorpsgeestelijke eigen dacht. Die geestelijke werd op die wijze uitgebeeld. Maar in zijn woorden tevens het even pientere als hulpvaardige, het even behaagzieke als kordate meisje, dat in den oorlog de steun van vader en dorpsgenooten, in het proces wegens hekserij dat haar werd aangedaan, een voorbeeld van beminnelijkheid en geestkracht was. Tijd, land, dorp, menschen en omstandigheden moesten tevens zich om die hoofdpersonen heen zóó bewegen, dat voor den meer dan oppervlakkigen lezer de geest van den leidenden kunstenaar rijkelijk kenbaar werd.
In alles wat behoort tot deze uitbeelding: van karakters en toestanden tot de taal die den indruk moet maken pommersch en zeventiende-eeuwsch te zijn, heeft Meinhold uitmuntend werk gedaan.
Zwakst is de afloop, en daarmee de novelle voor zoover zij valt buiten verwerking en uitbeelding van geschiedgegevens. Maria's liefdesavontuur, de vorm waarin dit in haar proces meespeelt, de listen en lagen die haar bedreigen en de gebeurtenissen waardoor zij ervan verlost en gelukkig wordt, - dit is alles, als roman, van veel minder allooi, minder diep, minder voornaam, dan de kunstzinnige arbeid van den geschiedkenner. Toch is het geen aanhangsel: het vormt met dien arbeid een weefsel, waarin men alleen opzettelijk scheidend deze en die deelen onderkennen kan.
Die Bernsteinhexe werd omstreeks 1838/39 geschreven (als uitbreiding van een kortere vertelling die 1826/27 was opgesteld). Ze werd gedrukt in 1843.
Een merkwaardig saamtreffen. In 1833 schreef een jong Nederlander, evenals Meinhold candidaat in de godgeleerdheid, een verhaal waarin het heksenwezen een belangrijke plaats innam. Het speelde in het jaar 1625, dat van Meinhold drie of vier jaar later. De pest die in het begin van de duitsche vertelling in Pommeren aanwezig genoemd wordt, gaf aan Aernout Drost zijn titel in: De Pestilentie te Katwijk. En luister naar Meinhold's mededeeling van zijn denkbeelden omtrent romankunst. ‘Es ist mir von jeher widerlich gewesen, in unserer Romanliteratur so häufig einer ermüdenden Breite der Darstellung und dem Auskramen subjectiver Ansichten über Religion, Staat, Kunst u.s.f. zu begegnen. Besser, dünkt
| | | | mich immer, würde für das Interesse und die Belehrung des Lesers gesorgt werden, wenn der Romandichter alle Ungehörigkeiten der Art vermiede, jene Kraft und Wirkung nicht in breiten Räsonnements, sondern hauptsächlich in der naturgetreuen Darstellung seiner Charaktere suchte und durch die Gewalt der plastischen Phantasie (dafern er sie anders besitzen sollte) wie durch die getreueste Sittenschilderung seinem Dichten den Typus der historischen Wahrheit aufzudrücken vermöchte. Noch weiter, schien es mir, werde die Illusion gehen, wenn er dabei gleichzeitig die Sprache desjenigen Jahrhunderts redete, in welches er seine Geschichte hineinverlegt.’
Deze heele bekentenis zou door Drost onderteekend zijn; maar door niemand zoo gaarne als door hem het laatste deel ervan. Indien ooit twee kunstbroeders op een zelfden tijd, bezield door denzelfden drang, op eenzelfde wijs soortgelijke onderwerpen behandeld hebben, dan stellig Aernout Drost en Wilhelm Meinhold, van wie het toch als zeker kan worden aangenomen dat zij elkanders bestaan niet hebben gekend.
Meinhold, geboren in 1797, stierf in 1851.
A.V.
| | | |
DE BEWEGING
ALGEMEEN MAANDSCHRIFT VOOR LETTEREN, KUNST, WETENSCHAP EN STAATKUNDE * * *
VIJFDE JAARGANG
VIERDE DEEL
* * * * REDACTIE: * * * *
H.P. BERLAGE Nz. - T.J. DE BOER
ALBERT VERWEY - IS. P. DE VOOYS
* * * * * UITGEGEVEN DOOR * * * * *
N.V. AMSTERDAMSCHE BOEKHANDEL. - MCMIX
| | | |
INHOUD
(October 1909. Afl. 10.)
|
Bladz. |
Robert Browning's Bells and Pomegranates |
Maurits Uyldert |
1 |
Mythologische Spelen |
Th. van Ameide |
53 |
De Stilte van God |
Nine van der Schaaf |
69 |
Sociale Hygiëne: |
|
|
Huisindustrie |
Is. P. de Vooys |
75 |
Boeken, Menschen en Stroomingen: |
|
|
J.A. Alberdingk Thijm |
}{problem}Albert Verwey |
107 |
|
De Macbeth v.d. Hagespelers |
}Albert Verwey |
107 |
(November 1909. Afl. 11.)
Aan de Nagedachtenis van Ferrer |
Maurits Uyldert |
117 |
Over Carlyle's Geschiedenis van Frederik de Groote |
Is. P. de Vooys |
120 |
Van het Levensfeest |
Albert Verwey |
129 |
Twee Sproken |
Nine van der Schaaf |
140 |
Het Spinstertje van Schoorl |
Maurits Uyldert |
153 |
Kunst en Maatschappij |
H.P. Berlage Nz |
166 |
Brentano |
Alex. Gutteling |
187 |
Een Demokratisch Blok |
A.P.Leeuwenburg |
193 |
Boeken, Menschen en Stroomingen: |
|
|
Fr. van Eeden: Gedenkschriften van Vico Muralto |
Albert Verwey |
206 |
Boekbeoordeelingen: |
|
|
Werkloosheid |
}{problem}J. Molenmaker |
214 |
|
Intreê-rede van Prof. Nolens |
}J. Molenmaker |
214 |
|
Bolland: Het Evangelie |
Albert Verwey |
221 |
| | | |
(December 1909. Afl. 12.)
|
Bladz. |
Kunst en Maatschappij (Slot) |
H.P. Berlage Nz. |
229 |
De Smidse |
Jan Prins |
265 |
Idealisten, Monologen-spel |
Mathieu Schoenmaekers |
268 |
Liederen |
Jacob Israël de Haan |
284 |
Twee Wereldbewegingen |
Daan van der Zee |
289 |
Heilig en Schijnheilig |
Alex. Gutteling |
306 |
Sociale Hygiëne: Een Sociale |
|
|
Taak voor den Geneeskundige |
Is. P. de Vooys |
308 |
Boekbeoordeelingen: |
|
|
Henri de Régnier: La Sandale Ailée |
Alex. Gutteling |
324 |
|
Gundolf: Shakespeare II en III |
Maurits Uyldert |
336 |
|
|
|