De Beweging. Jaargang 5
(1909)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Beweging. Jaargang 4
auteur: [tijdschrift] Beweging, De
bron: De Beweging. Jaargang 5. W. Versluys, Amsterdam 1909
[p. 15] | |||||||||||||
Wereldtaal
| |||||||||||||
[p. 16] | |||||||||||||
haar werkzaamheid te kunnen wijzen. Vooral om het door utopisten gewekte misverstand weg te nemen, waarop velen hun kritiek van een wereldtaal bouwen, dat men n.l. hierin een middel zou hebben om de nationale talen te vervangen, aan de babylonische spraakverwarring een einde te maken en het tijdperk van wereldvrede en algemeene broederschap te openen. Het plan van de genoemde mannen is veel bescheidener. Zij wenschen naast de bestaande talen, waarin hart en verbeelding zich als tot dusver kunnen uitspreken, een hulptaal voor het wereldverkeer, voor den handel, voor de wetenschap ook, zij het voorloopig alleen voor de exakte wetenschappen. * * *
Het zijn filosofen die zich het eerst over de wenschelijkheid en de mogelijkheden van een wereldtaal hebben uitgelaten. In een brief van 20 Nov. 1629 aan zijn vriend P. Mersenne bespreekt Descartes het plan van een onbekende om zulk een taal saam te stellen. Descartes onderscheidt daarin reeds de beide mogelijkheden om hetzij een zuiver kunstmatige taal a priori te maken of een meer natuurlijke te vormen, die zich aansluit bij de meest bekende talen, maar met een zeer gemakkelijke regelmatige grammatica. Had men maar, wat de eerste betreft, de volle waarheid of wetenschap van alle dingen in heldere en duidelijke begrippen, dan zou men die begrippen kunnen benoemen of eenvoudig nommeren en zoo een taal verkrijgen, die in enkele dagen te leeren was, aan de ware filosofie uitdrukking gaf en dus met gemak alle menschen wijs maakte. Descartes zelf verwachtte niet een dergelijke taal ooit in gebruik te zien: daartoe zouden groote veranderingen in de orde der dingen noodig zijn, daarvoor zou de wereld een paradijs moeten worden, zooals het alleen in romans voorkomt. Hij geeft daarom de voorkeur aan het Latijn of een andere gebruikte taal, vreest echter dat ook de invoering hiervan op praktische moeilijkheden zal stuiten: niet licht zal men tot eenstemmige keus komen, omdat wat de een goed vindt voor den ander leelijk of onuitsprekelijk is. Ik heb hier Descartes' gedachtengang volledig trachten te geven, omdat de voorstanders van een wereldtaal zich op | |||||||||||||
[p. 17] | |||||||||||||
hem plegen te beroepen en hem aanhalen, maar zonder zijn kritiek. Veeleer kunnen zij zich op Leibniz beroepen. Deze, minder kritisch dan Descartes, heeft zijn leven lang, op velerlei gebied, naar eenheid gestreefd: eenheid der kerken in een religieuse wereldorganisatie, eenheid van de verschillende filosofiën in een allesomvattend stelsel, en zoo ook eenheid van taal als harmonmische uitdrukking van alle waarheid. Leibniz dacht zich een wereldtaal naar analogie van wiskundige symbolen. Deze hebben steeds dezelfde vastbepaalde of eenduidige beteekenis. Zóó moest het ook zijn met de woorden als symbolen van de gedachte. Eerst is dus het menschelijk denken te analyseeren en daarna kan men aan de enkelvoudige voorstellingen enkelvoudige namen geven, d.z. de stam- of grondwoorden der taal, en aan de samengestelde voorstellingen samengestelde namen. In den geest van Leibniz en Wolff zijn alle definities van taal als uitdrukking van gedachte alleen en alle pogingen om a priori of op grond van filosofische analyse een taal saam te stellen. Taal echter is uiting van een synthese van voorstelling en wensch, van gedachte en bedoeling, niet de uitdrukking van zuiver voorstellen of denken alleen. Trots alle rationalisten zijn wij voelende en willende wezens, die met onze woorden in de eerste plaats praktische bedoelingen hebben. Indien wij op een wereldtaal moeten wachten, tot wij door zuiver denken de volle waarheid omtrent alle dingen hebben, dan doen wij het best met nu reeds elke hoop op te geven. Van de zgn. filosofische of apriorisch saamgestelde talen (er zijn er wel 20) is niets te verwachten. Ik noem daarvan alleen het Solresol van den Franschman Sudre (geb. 1787).1) Deze bouwt zijn taal op uit de elementen do-re-mi-fa-sol-la-ci, die men met letters of met noten kan schrijven, die men naar verkiezing spreekt of zingt, en die ook door de 7 kleuren van het spectrum zijn voor te stellen. Een prachtige algemeene taal dus, ware niet het aantal elementen zoo gering dat al spoedig | |||||||||||||
[p. 18] | |||||||||||||
de samenstellingen veel te lang worden. Er zijn in deze taal slechts 7 eenlettergrepige woorden en de samenstellingen van 2 tot 5 lettergrepen leveren, volgens berekening, nog geen 12000 woorden. Sedert het midden van de 19e eeuw heeft meer en meer het inzicht veld gewonnen, dat alleen een bestaande of een bij bestaande talen zich aansluitende wereldtaal kans van slagen zal hebben. Tegen een der bestaande talen (het meest wordt natuurlijk het Engelsch genoemd) pleiten zoowel de eigenaardige moeilijkheden van uitspraak enz. der voorgestelde taal als de naijver van hen die een andere taal spreken. Om aan de laatste moeilijkheid te ontgaan wordt door sommigen nog altijd het Latijn aangeprezen, maar zonder een zeer verregaande moderniseering is die moeilijke doode taal niet te gebruiken. Daarom verklaren de meeste voorstanders van een wereldtaal zich tegenwoordig voor aansluiting bij de voornaamste levende talen. Van deze gedachte gingen uit, om de twee het best bekende te noemen, Mgr. Schleyer, die in 1879 met het Volapük kwam, en veel zuiverder Dr. Zamenhof in 1887 met zijn Esperanto. Het Volapük heeft, in de eerste tien jaar van zijn bestaan, een groote verbreiding gevonden, tot er, op het congres van Parijs (1889), een scheuring ontstond tusschen de orthodoxe (vooral duitsche) aanhangers van Schleyer en de revisionisten onder leiding van den franschen professor Kerckhoffs, dezelfde die tegenwoordig voor een vereenvoudigd Esperanto ijvert zooals toen voor een vergemakkelijkt en verbeterd Volapük. Aan het Volapük was dan ook werkelijk veel te verbeteren. De wortel- of stamwoorden, bij voorkeur aan het Engelsch ontleend, waren in vele gevallen door engelsche oogen nauwelijks, door engelsche ooren in 't geheel niet te herkennen. En verbuiging en vervoeging en samenstelling waren te veel naar duitsch en grieksch model ingericht, om bij Franschen en Engelschen ingang te kunnen vinden. Het Volapük sterft in onzen tijd zijn welverdienden dood.
* * *
Het Esperanto schijnt tegenwoordig dezelfde krisis te doorstaan, die voor het Volapük omstreeks 1890 het begin was | |||||||||||||
[p. 19] | |||||||||||||
van het einde. Ook hier staan nu orthodoxen en revisionisten tegenover elkaar, eenerzijds de aanhangers van het Esperanto, de Fundamentisten (hun bijbel is Dr. Zamenhofs ‘Fundamento de Esperanto) en anderzijds de ontwerpers van het Ilo. Toch is er eenig verschil, en dit geeft mij den moed, om er de aandacht op te vestigen en zeer bepaald voor de Ilo-beweging eenige belangstelling te vragen. De ontwerpers van het Ilo (afkorting van Internaciona Linguo met den uitgang - o), al mogen er ook onder hen utopisten zijn, noemen hun taal slechts een hulptaal, in bepaalde omstandigheden te gebruiken. Vertalingen als b.v. van Goethe's Iphigenie in het Esperanto worden door hen afgekeurd. Ze zijn zich dus bewust van het verschil tusschen een natuurlijke taal en een kunstprodukt, dat in sommige bepaalde behoeften wil voorzien, behoeften, die een gevolg zijn van het steeds zich uitbreidend wereldverkeer en, wat de wetenschap betreft, van het toenemend gebruik van nationale talen. Vroeger was het Latijn de taal van alle geleerden; tegenwoordig is de kennis van Fransch, Duitsch en Engelsch niet meer voldoende om de wetenschappelijke literatuur bij te houden. Een wetenschappelijke hulptaal nu zou een middel van verstandhouding tusschen de geleerden van verschillende naties kunnen zijn. Hoe wil men dit bereiken? Door een taal bijna zonder grammatica, gemakkelijker nog dan het Engelsch, saamgesteld uit zooveel mogelijk internationale wortel- of stamwoorden, waaruit met behulp van een vrij groot aantal (47) voor- en achtervoegsels naar streng logische regels samengestelde woorden zijn af te leiden. Het is een taal die grooter eischen stelt aan het oordeel dan aan het geheugen. In aanprijzende brochures noemt men haar de gemakkelijkste van alle talen. Dat is zeer betrekkelijk waar, eigenlijk alleen ten opzichte van de grammatica. Verder zijn de wortel- of stamwoorden gemakkelijk te leeren voor hen die reeds de voornaamste Europeesche talen kennen, dus voor beschaafden van onzen tijd, niet voor hen die men in de toekomst van de moeite om vele vreemde talen te leeren wil ontlasten. En eindelijk de woordvorming door voor- en achtervoegsels naar logische regels zal altijd moeilijk zijn voor de groote massa, van wie men eerder eenige inspanning van het | |||||||||||||
[p. 20] | |||||||||||||
geheugen kan eischen dan de toepassing van regelen, waarbij het noodig is te oordeelen naar analogie. Aan den stelregel van Jespersen, die hier een beginsel van engelsche moralisten toepast: De beste internationale taal is diegene, die aan het grootste aantal menschen het grootste gemak biedt, zou ik daarom in elk geval de beperking willen toevoegen: het grootste aantal van hen voor wie de internationale hulptaal bestemd is. Dat wat het beginsel betreft. En dan zij het me nog vergund op enkele bizonderheden van uitvoering te wijzen, daarbij het Ilo met het Esperanto vergelijkende. Dat het eerste werkelijk verbeteringen aanbrengt, zal hierbij blijken. Vooreerst wordt het alfabet van het Esperanto zeer vereenvoudigd door het afschaffen van accenten, die het schrijven, drukken en telegrafeeren lastig of zelfs onmogelijk maken. Gemakkelijkheid in het schriftelijk en telegrafisch verkeer wordt terecht als een der noodzakelijkste voorwaarden van een wereldtaal beschouwd. Daarnaast wordt ook op de gemakkelijkheid van uitspraak gelet, in sommige gevallen m.i. zelfs te veel. Een voorbeeld. Evenals in het Esperanto laat men in het Ilo alle zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud uitgaan op - o. Daar nu 20 à 25% van alle woorden die wij gebruiken zelfstandige naamwoorden zijn, zou het een groote vereenvoudiging zijn, die in het schrift altijd en voor de uitspraak, van de meeste althans, gewoonlijk overbodige lettergreep weg te laten. 't Is waar dat zoo de eindkonsonant van een woord soms met het begin van een volgend weord minder welluidend zal samenstooten. Franschen, Italianen en Arabieren b.v. voegen er in zulk een geval voor 't gemak of om den beteren klank bij de uitspraak een vokaal tusschen. Welnu, laten ze dat ook met het Ilo doen. Dat is echter geen voldoende reden om, met name in het schrift, bijna alle woorden met een vokaal te doen eindigen. Dat het Esperanto en het Ilo er in 't algemeen meer romaansch dan germaansch uitzien, is niet te vermijden. Het volgt eenvoudig uit het beginsel van internationaliteit. Het overwicht, langen tijd, van de romaansche beschaving en vooral ook de invloed van de klassieke studie hebben vele woorden van romaansche afkomst tot gemeengoed van alle beschaafden | |||||||||||||
[p. 21] | |||||||||||||
gemaakt. Volgens een statistiek van Couturat is de verhouding in het Ilo als volgt: van de 5379 tot nog toe gevormde wortel- of stamwoorden vindt men er in het
Deze verhoudingen, die gunstiger zijn dan in 't Esperanto, stempelen het Ilo tot een taal voor het europeesche of wil men europeesch-amerikaansche beschavingsgebied. Met de wenschen van Japaneezen en Chineezen, Turken en Perzen, Arabieren en Berbers, om niet meer te noemen, wordt dus niet gerekend. Streng genomen is het Ilo geen wereldtaal, maar misschien heeft het zoo als het nu is meer kans van slagen. De verdubbeling van het aantal stam- of wortelwoorden (het Esperanto heeft er ongeveer 2700) is m.i. ook een voordeel van het Ilo. Samenstelling, afgedacht van de moeilijkheden die zich daarbij voordoen, maakt de woorden lang en lastig. Is het b.v. niet ongehoord dat het Esperanto voor een heel gewoon woord als dwerg het omslachtige malgrandegulo noodig heeft? In de door het Ilo ingeslagen richting kan men nog iets verder gaan. Veel gebruikte talen als Chineesch en Engelsch hebben zich vereenvoudigd door monosyllabische ontwikkeling.
* * *
Doch genoeg prijzende of lakende vermelding van bizonderheden, die elders beter op hun plaats zijn. Ik wensch hier alleen den indruk te wekken dat het Ilo de vrucht is van een ernstige poging om in een behoefte van onzen tijd te voorzien. Als modern Pinksterwonder vragen wij een taal die alle volken als de hunne verstaan. Onmogelijk dunkt me dit wonder niet. Als men nl. van deze taal niet alles en haar niet voor allen verlangt. Het schijnt me zelfs nog twijfelachtig of men de | |||||||||||||
[p. 22] | |||||||||||||
eischen van handel en verkeer met die van een wetenschappelijke hulptaal zal kunnen vereenigen. Of ooit en wanneer een wereldtaal als het Ilo of een nog betere aan de menschheid belangrijke diensten zal bewijzen, dat weten de goden. Sommige teekenen echter geven ons hoop dat een werken in deze richting niet te vergeefs zal zijn. Internationale maten en gewichten dringen door in het gebruik. Schepen van alle zeevarende volken geven met hun vlaggen internationale signalen. Sommige wetenschappen, vooral wis-, natuur- en scheikunde, werken reeds met internationale symbolen en formules. Slechts proeven kunnen ons leeren, hoever wij 't mettertijd in deze richting zullen brengen. Proeven als die van Couturat c.s. met hun Ilo hebben dus aanspraak op waardeering en dank. Succes zullen ze waarschijnlijk het meest hebben, wanneer de proefnemers zich wijselijk beperken en vooral geen reklame-brochures schrijven met alleen pro zonder contra, omdat daardoor in wetenschappelijke en ontwikkelde kringen slechts twijfel en afkeer van de goede zaak worden gewekt.
Pinksteren, 1909. |