|
| |
| | | |
Boekbeoordeelingen
Prof. Dr. Werner Sombart. Het socialisme en de sociale beweging. 6e druk. Vertaald door C.J.P. Zaalberg. H.D. Tjeenk Willink. 1909.
‘Daar wij voor afzienbaren tijd alleen met “de beweging naar het socialistisch einddoel,” dus met den klassenstrijd te maken zullen hebben, richt zich onze practische belangstelling uitsluitend op dezen. Door zijn gesteldheid zal voornamelijk de cultuur der eerst volgende eeuwen bepaald worden. Wat zal hij ons brengen?’ Wat voor plichten legt hij ons op?’
Aldus richt zich Sombart tot de velen, aan wien zijn heldere uiteenzetting duidelijk wil maken, dat de sociale beweging niet een verzinsel is; dat 't socialistisch einddoel noodzakelijk door de ontwaakte arbeidersmassa's gesteld moet worden zoodat zij daarheen niet verleid zijn, en dat voor 't bereiken van dit doel de klassenstrijd een zeer resëele noodwendigheid is, die bestaat ook zonder de verkondiging van dien strijd.
‘De taak der sociaal-demokratische leiders moet juist zijn, de geleidelijke verbetering van den toestand der arbeidende klasse naar vermogen te bevorderen, zonder daarbij ooit het einddoel uit het oog te verliezen. Dan zal haar politiek practisch zijn zonder gevaar te loopen, beginsellooze gelegenheids politiek te worden. Hij zal de grootste politicus zijn, die de kunst verstaat doelbewust en toch practisch te handelen. Niet socialisme of sociale hervorming, doch socialisme en sociale hervorming moet dus hun leuze zijn.’
Zoo spreekt Sombart verder tot de arbeiders, die 't socialisme aanhangen, maar die wantrouwend zijn tegen ‘geleidelijke’ hervorming, zij 't ook dat onder dien naam dingen
| | | | aangekondigd zijn, ‘die voor een organische omvorming der maatschappij in socialistischen zin eerder hinderlijk dan bevorderlijk zijn.’
Daar beide soort toespraken in ons land nog zeer vele hoorders verdienen, is de vertaling van het vroeger hier reeds aangekondigde boek een nuttig werk geweest.
| |
Bewijs van Goed Zedelijk Gedrag, door Mr. G.T.J. de Jongh. Praeadvies uitgebracht aan het Nederlandsch Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen.
‘Hiervan zijn wij vast en zeker overtuigd, dat wij groote verrassingen zullen beleven, indien een verstandige regeering eens het botte wapen der vergelding ter zijde zal leggen en met frisschen ijver zal grijpen naar die middelen, welke de kwaadwillige en zwakke broeder noodig heeft om op den glibberigen levensweg te blijven staan.’
Aldus is het scherpst de geest uitgedrukt die den schrijver van 't praeadvies voor 't genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen bezielt. Een bot wapen is veelal onze tegenwoordige rechtspraak, dat door de botheid daarom niet minder hard de geslagenen treft. Dat blijkt uit de practijk van het papier dat ‘Bewijs van Goed Zedelijk Gedrag’ heet maar eigenlijk niets anders is dan een officieel brandmerk op ieder die eens veroordeeld werd. Deze straf is wreed als de lichamelijke inbranding van vroeger en belet even sterk de verheffing der gestruikelden.
Daarin verandering te brengen wordt door den Amsterdamschen rechter met een warmte en overtuiging bepleit, die gunstig stemt om den door hem aangegeven weg als den juisten te erkennen. Het blijft echter de vraag of niet totale afschaffing inplaats van tempering der moreele brandmerking, een beter middel is om te verkrijgen dat direct naar 't zedelijk gedrag inplaats van naar vroegere, ontdekte en gevonniste, vergrijpen iemands geschiktheid wordt beoordeeld.
| |
| | | |
P.L. Tak. Herdrukken uit de Kroniek. Verzameld door J.W. Albarda en H.E. van Gelder, met een Inleiding van F.M. Wibaut. Uitgave Wakker en Co. 1908.
Twaalf jaar lang heeft het weekblad in 't bekende gele omslag een bijzondere plaats ingenomen in de publicatie's van ons land. Van het begin tot het einde is het Tak's persoonlijkheid geweest, die de eigenaardige toon aangaf, waarop de andere bijdragen gestemd zouden worden, en die deze toon wist vol te houden.
Dat eigenaardige vond ook uitdrukking in de naam, die aan de hoofdartikelen verdiend was. Kronieken waren het, die week aan week kleinere en grootere gebeurtenissen in binnen- of buitenland ter sprake brachten, maar niet enkel verhalend, doch beoordeelend naar een innerlijke maatstaf van den schrijver. Tak schreef hoe hij die maatschappelijke gebeurtenissen zag in hun verband en beteekenis. En daarmede werd niet het feit, maar het oordeel d.w.z. de maatstaf waarnaar het oordeel geveld werd, het belangrijkste.
Nu ter herdenking een bundel samengesteld is van de beste dezer kronieken en het doorbladeren daarvan de herinneringen aan het geleidelijk lezen der korte stukjes in 't weekblad en van hun toenmalige uitwerking oproept, komt de vraag welk geheel van inzicht daaraan steeds ten grondslag gelegen heeft.
Tak's persoonlijkheid in zijn ontwikkeling van secretaris der liberale unie tot den vertrouwenspersoon bij uitnemendheid der S.D.A.P. is in den bundel niet geheel afgebeeld. Slechts het laatste deel ervan is te zien, toen hij zich losgemaakt had van de liberale politiek en na vier jaren wijfeling nog acht jaar in het socialisme zou doorbrengen. ‘Wie nauwkeurig leest’ schrijft Wibaut ‘vindt een sterke stijging in overtuigende zeggingskracht na 1899’ en daarom heeft de bundel voor de partijgenooten een bijzondere bekoring door ‘in de stukken, gehouden in eenzelfden geest,’ geboekstaafd te zien de groote kracht die de enkele aansluiting bij de Partij, het gevoel er nu éen mee te zijn, aan Tak heeft gegeven.’ Wat die eenzelfde geest is, die aan de kronieken het eigenaardige
| | | | gaf? Wibaut beschrijft het, waar hij vertelt van Tak's verzet, nog vier weken voor zijn dood, om de Kroniek zoodanig te hervormen dat zij hare ‘algemeenheid’ zou verliezen. ‘Hij was bij de oprichting een “algemeen” man. Hij wilde het blijven.’ Hoe moet die ‘algemeenheid’ opgevat worden?
Het is duidelijk dat het socialisme als maatschappelijke beweging, en misschien zelfs het socialisme als levensopvatting voor Tak onmisbaar werd. Aan het gedachten leven, dat daarin wordt uitgedrukt, heeft hij geen nieuwe ontdekkingen of uitwerkingen toegevoegd. Hij heeft het opgenomen, maar als een deel, hoe onmisbaar ook, van zijn ‘algemeenheid’. Wat kan het anders beteekenen dan dat hij zich nog meer voelde dan partij-lid, sociaal-demokraat of Marxist, en door dat meerdere; het mensch-van-dezen-tijd-zijn, ook verwant aan velen, die dat bijzondere niet met hem gemeen hadden. Juist door dat gevoel van verwantschap was hij in staat hen toetespreken over de waarde en beteekenis, ook voor zijn persoonlijk leven maar vooral voor de maatschappij, van het socialistisch gedachtenleven.
Juist daardoor ook was hij in staat om de vertrouwensman, de verzoenende en bindende geest te zijn, voor de fracties die zich duidelijker binnen de partij begonnen afteteekenen.
De bundel herdrukken doet deze geest van Tak duidelijk herleven. Hij wordt dan gezien niet als de houder van een geprononceerd maatschappelijk inzicht, maar als de algemeene geest, die een peil van intellectueel leven, vooral op het hem eigene gebied der politiek, aan onderscheidene gebeurtenissen vaststelde.
Hiertoe waren bijzondere eigenschappen zoo van geest als van karakter vereischt. Van geest om allerlei gedachtenleven om te kunnen zetten in den vorm der algemeenheid, die ze voor allen toegankelijk maakt en een waardebepaling toelaat. Van karakter om in de branding der nieuwe gedachten tegen het strand der vaste bezonken instellingen niet neergeworpen of meegesleurd te worden door heftigheid van aanloop of sluiksche terugstrooming der reactie.
Maar die eigenschappen gegeven, vormden zij een persoonlijkheid, nu meer dan ooit gemist, die zoo voor het geestelijk als maatschappelijk leven een figuur werd van een eigene en
| | | | weldadige kracht, die vriend en vijand kon dwingen tot luisteren en daarom de maatschappelijke stroomingen toegankelijk hield voor intellectueelen, om tegelijk mogelijk te maken dat de politiek vast en met breeden blik gestuwd wordt onder een helderen geestelijken sterrenhemel.
| |
Karl Marx. Zijn leven en werken, door Wilhelm Liebknecht. Met een Inleiding en Historische aanteekeningen, door Lucos, Em. Querido. Amsterdam 1909.
Het leven en de werken van Karl Marx zijn stellig beter door anderen beschreven dan door Wilhelm Liebknecht. De verdienste van zijn boekje moest zijn het op schrift stellen der herinneringen aan 't intieme leven van ‘Moor’, zooals de bijnaam onder de politieke bannelingen in Londen luidde. De eerlijke en populaire wijze waarop dat geschied is, kan het best blijken uit de schets ‘Patriotisme en wat daarvan komen kan’, die vertelt hoe Marx, Edgar Bauer en de schrijver een ‘bierreis’ maakten, hierin bestaande, dat in elke herberg tusschen Oxfordstreet en Hampstead Road ‘iets gebruikt’ moest worden, welke reis eindigde met ruzie in een café, en het ingooien van een straatlantaarn; verder uit ‘Een schaakmatch, waarbij het heet toeging’ beschrijvende hoe Marx zijn kwaad humeur door 't verliezen van schaakpartijen zoodanig op zijn gezin wreekte, dat zijn vrouw aan Liebknecht verzoeken liet niet meer te komen schaken.
De maat van belangrijkheid door Liebknecht aan zijne ‘Herinneringen’ aangelegd, en de waarde, die de vermelding heeft om de figuur van den grooten voorganger juist te teekenen, zijn door deze twee voorbeelden niet onpartijdig getypeerd. Ze zijn echter voldoende om het onderscheid te doen gevoelen tusschen de ‘smaak’ der ‘genossen’ voor wie Liebknecht schreef, en die welke de Nederlandsche vertaler van zijn eigen landgenooten onderschat heeft.
| |
| | | |
Die Anarchie. Ihre Verkünder-Ihre Ideen. Ihre Taten. door Hector Zoccoli. Maas en v. Suchtelen. 1908.
Het Italiaansche boek door een Duitsch anarchist voor een Hollandschen uitgever vertaald, is het werk van een geleerde. Nu de reeks der afleveringen voltooid is - waarom zoo'n boek drupsgewijze den lezer toegedacht? - blijkt duidelijk hoe uitnemend de methode van den schrijver is, en naar welk helder systeem zijn onderzoek geschiedde. Het anarchisme is vooral belangwekkend als maatschappelijk verschijnsel. Daardoor zijn velen gedwongen er studie van te maken, die anders wellicht hunne belangstelling voor de vele negatie's der leer misplaatst zouden achten. En wel om twee gewichtige redenen. Allereerst, wat het meest op den voorgrond komt, omdat het anarchisme verschillende vormen van de misdaad propageert of billijkt en aldus de maatschappij tot verweer noodzaakt. De vraag rijst dan echter hoe dat verweer doelmatig kan geschieden, zoodat de misdaad onderdrukt wordt en niet aan de leer glorie verleent door de doodsverachting en zelfopoffering die de anarchisten van de daad bij hunne bestraffing vertoonen.
Het is duidelijk dat deze vorm van misdaad-uit-overtuiging tot nader onderzoek van den oorsprong dwingt. Minder op den voorgrond maar in wezen veel gewichtiger en naar den aard meer positief is de tweede reden voor belangstelling. Het anarchisme is namelijk evenals het socialisme een verschijningsvorm der arbeidersbeweging. Het is in hoofdzaak onder de loonarbeiders die hun lot onhoudbaar gaan gevoelen, en die daarom een beweging tegen de bestaande maatschappelijke orde vormen, dat de anarchistische leer ingang vindt. Het besef dat de arbeidersbewegiug een onvermijdbaar historisch verschijnsel is, en dus een kracht die mede de toekomst bewerkt, noodzaakt de anarchistische leer, die in deze beweging leeft, zoo objectief en helder mogelijk te onderzoeken. Dat alleen stelt in staat om de beteekenis van 't anarchisme te doorzien.
Hector Zoccoli heeft zijn studie zoo objectief en helder uit- | | | | gevoerd, dat zijn anarchistische vertaler Siegfried Nacht hem zeer prijst ondanks het doel van 't onderzoek geen ander was dan krachtige bestrijding,
De methode was moeizaam maar de eenig mogelijke n.l. het afdalen tot de bronnen zelf. Vooral door de hulp van vele anarchisten heeft de schrijver beschikt over een litteratuur van het onderwerp, zoo volledig als bijna niet bereikbaar scheen. De bibliografie van het Italiaansche boek toont aan hoe breed de grondslagen zijn, waarop Zoccoli zijn systeem bouwde. En ook dat systeem dwingt eerbied af.
De ‘Verkünder’, worden in overzichtelijke monografiën aan den lezer voorgesteld en van elk het typische hunner kritiek aangeduid. Eerst Stirner, de filosoof van 't individualisme, de meest vernielende ontkenner van heerschende ideeen. Dan Proudhon, de ekonomische aanvaller der maatschappij; Bakunin de politieke revolutionnair bij uitnemendheid, verder Kropotkin de socioloog die de bestaande verhoudingen ondergraaft en tenslotte Tucker, die de lijn naar Stirner's individualisme in meer practische toepassing terugbuigt.
Doch daarmede is het anarchisme niet geteekend. Want het is geen systeem door enkele voorgangers sluitend ontwikkeld en door de volgelingen nog sluitender gepropageerd. Het is als een verzameling, een vrij losse groepeering van ideeen, in wezen bijna alle negatie's, die nu in dezen, dan weer in anderen vorm en combinatie zeer individueele uitingen vinden. Daarvan een heldere voorstelling te geven is een moeilijker taak dan de ‘Verkünder’ te schetsen.
‘Die Ideen’ worden door Zoccoli daarom gesystematiseerd naar een zestal onderwerpen, waarvan de namen duidelijk aangeven, hoe veelomvattend de anarchistische denkbeelden uiting zoeken. ‘Recht en plicht’ omvat de zedelijke negatie's van het individu tegenover de maatschappij; de ‘godsdienst’ en de ‘familie’ teekenen het verzet tegen de instellingen die het individu binden; ‘onderwijs en opvoeding,’ alsmede ‘de kunst’ handelen over het bevorderen der absolute persoonlijke vrijheidsgedachte, terwijl de ‘revolutie’ het alles belovende middel is om de ideeële negatie te verwerkelijken.
Allerlei persoonlijkheden duiken op uit dezen stroom van denkbeelden, om te toonen hoe zij aandeel hadden aan wat
| | | | de gedachteninhoud is geworden der anarchisten van de tegenwoordige werkelijkheid.
Die werkelijkheid te gaan beschrijven is de derde taak van Zoccoli. ‘Die Taten’ noemt hij dit deel van zijn boek. Hij splitst het in de organisatie en de practische actie; de organisatie hoe los ook, zich uitend in pers, congressen en groepen; de practische actie hoe weinig systematisch ook, die zich vertoont in de z.g. ‘propaganda door de daad’, de gezamenlijke daden en de individueele aanslagen.
Zoo ergens dan was deze werkelijkheid een onvatbaar onderwerp van beschrijving waar het den voortdurenden invloed der anarchistische denkbeelden op de vakbeweging der arbeiders betreft. En hier is dan ook een leemte bemerkbaar in Zoccoli's voorstelling.
Terecht echter mag hij bij het aanvangen van zijn kritiek op het anarchisme zich erop beroepen, dat hij niet vecht tegen een eigengemaakte schijnvoorstelling, maar tegen het anarchisme zooals het tegenwoordig bestaat. Want zijn voorstelling is van zelfsprekend niet zoo volledig dat alle individueele anarchisten erin zijn opgenomen, maar toch wel zoo systematisch opgebouwd in strenge objectiviteit dat aan elke nuance der denkbeelden volledig recht is gedaan.
De kritiek is die van den geleerde. Hij tracht aan te toonen dat de anarchistische filosofische negatie's door eigen onhoudbaarheid zich zelve opheffen. De ekonomische theorien kunnen de nauwkeurige detail-kritiek niet weerstaan, en zijn, evenals de sociologische grondslagen het gekunsteld en dilletantig werken met wetenschappelijke gegevens, die of van geringe waarde zijn of hun vroegere beteekenis reeds verloren hebben.
De kritiek is ook die van een ethica als wetenschap, van een moraalleer die niet gebonden is aan een moraalinhoud, maar aan de wetten die alle zedelijkheid eigen zijn. En deze kritiek is wel het sterkst en overtuigend. Zonder dat de naam genoemd wordt is het vooral Kant's kritik der practischen vernunft, die aan het vonnis over de misdaad-uit-overtuiging ten grondslag ligt.
Zoccoli's boek zal ongetwijfeld een betrouwbaar standaardwerk worden voor de kennis van het anarchisme. Een der- | | | | gelijk oordeel gelijkt dikwijls een aanbeveling om het dus als standaardwerk te behandelen, en niet te lezen maar te laten wachten op den tijd dat het bestudeerd moet worden.
Dat lot verdient het boek niet. Het anarchisme is een te wijd verspreid en overal, ook buiten kringen der eigenlijke anarchisten, opduikend verschijnsel dan dat deze duidelijke samenvatting niet onmiddellijk den lezer velerlei verheldering zal kunnen brengen over die vervloeiende ideeënwereld der negatie's. En ofschoon de stijl die van den geleerde is, soms te opstapelend met de denkbeelden werkt, soms te groote voorliefde voor de wetenschappelijke terminologie toont, zoodat de gedachten zich dreigend laten aanzien, toch is er een beeldende kracht in, vooral - en dat is geen geringe verdienste - voor de denkbeelden van anderen. De eigen kritiek heeft het meest van de deugd der geleerdheid te lijden.
Is dus deze bespreking allereerst een warme aanbeveling, toch wordt in het boek iets gemist, iets dat ongetwijfeld den gunstigen invloed die ervan kon uitgaan, zal beperken.
Dat gemis betreft het verband der anarchistische denkbeelden met de actueele arbeidersbeweging. Wel wordt hier en daar de verhouding tot het socialisme kort maar toch scherp geteekend. De voorstelling echter hoe socialisme en anarchisme, beiden voortgekomen uit den weerzin van ‘lijdenden en denkenden’ tegen de tegenwoordige maatschappij, zweven boven een aangroeiende kracht van omvorming, en zich steeds scherper van elkaar afteekenen in aard en richting; deze voorstelling die aan de kritiek op 't anarchisme in plaats van een stijve afweerende houding, eene van meegevoel en meegaan naar de toekomst kon geven; had de negatieve objectiviteit tot een meer positieve gemaakt, en had de kritiek van wetenschap tot werkelijk leven kunnen verwarmen.
Is. P. de Vooys.
| | | |
DE BEWEGING
ALGEMEEN MAANDSCHRIFT VOOR LETTEREN, KUNST, WETENSCHAP EN STAATKUNDE * * *
VIJFDE JAARGANG
DERDE DEEL
* * * * REDACTIE: * * * *
H.P. BERLAGE Nz. - T.J. DE BOER
ALBERT VERWEY - IS. P. DE VOOYS
* * * * * UITGEGEVEN DOOR * * * * *
N.V. AMSTERDAMSCHE BOEKHANDEL. - MCMIX
| | | |
INHOUD
(Juli 1909. Afl. 7.)
|
Bladz. |
Leonard en Juliaan |
Albert Verwey |
1 |
Wereldtaal |
Prof. Dr. T.J. de Boer |
15 |
De Oden van Klopstock (II) |
Alex. Gutteling |
23 |
Nieuwe Liederen |
Giza Ritschl |
55 |
Shelley's Alastor (vertaald) |
Albert Verwey |
63 |
Sociale Hygiëne |
Is. P. de Vooys |
89 |
Boeken, Menschen en Stroomingen: |
|
|
Oude Duitsche Dichtkunst |
}{problem}Albert Verwey |
101 |
|
Nieuwe Duitsche Dichtkunst. |
}Albert Verwey |
101 |
(Augustus 1909. Afl. 8.)
Alfred Messel |
H.P. Berlage Nz. |
113 |
Victor Hugo's Jeugdlyriek |
Maurits Uyldert |
117 |
Daar is een woudlied dat in vlammen stijgt en sterft |
Nine van der Schaaf |
145 |
Dichterschap en Werkelijkheid |
Albert Verwey |
162 |
Aan Verre Vrienden |
Jan Prins |
170 |
Verzen |
Alex. Gutteling |
176 |
Daniël Heinsius |
J. Koopmans |
181 |
Verschillende Vertalingen |
Albert Verwey |
204 |
Orpheus, door Karl Wolfskehl (vertaald) |
Alex. Gutteling |
213 |
Boekbeoordeelingen:
Een Schoone Vrouw, Een Hindoe-Liefdesgeschiedenis |
Albert Verwey |
222 |
Errata |
|
224 |
| | | |
(September 1909. Afl. 9.)
|
Bladz. |
De Filosofie van Henri Bergson |
Prof. Dr. T.J. de Boer |
225 |
De Legende van Eludoor |
Aart van der Leeuw |
245 |
Het Verborgen Licht |
Albert Verwey |
271 |
Daniël Heinsius (Slot) |
J. Koopmans |
276 |
Verzen |
Nico van Suchtelen |
290 |
Het Klerikale Gevaar: Liberalisme, Klerikalisme en Volksonderwijs in Nederland |
J.W. Gerhard |
294 |
Avondzang |
Is. P. de Vooys |
309 |
Aanteekening na een Bezoek aan de Tentoonstelling van Kunstnijverheid te Stockholm |
Albert Verwey |
311 |
Politieke Gesprekken |
G. & N. Burger |
313 |
Boeken, Menschen en Stroomingen: P.N. van Eyck: De getooide Doolhof |
Albert Verwey |
323 |
Boekbeoordeelingen:
Maria Schweidler, die Bernsteinhexe |
Albert Verwey |
333 |
|
|
|