|
| |
| | | |
Het gevaar van staatssocialisme
door
Daan van der Zee.
De economische evolutie leidt, dit is onmiskenbaar, tot een kapitalistisch-socialistische productie-wijze.
Mr. S.J. Visser.
Wanneer men in beoordeeling wil treden van het zoogenaamd Staatssocialisme, dan is het zoo goed mogelijk een ethisch als een wetenschappelijk standpunt in te nemen. Men kan op wetenschappelijke gronden, in een registreering van feiten en vaststelling van het causaal verband, concludeeren, dat het staatssocialisme ligt in de historische lijn der bedrijfsevolutie, maar tegelijkertijd, bij het aanvaarden van dit verschijnsel, op ethische motieven dit historisch verloop verwerpelijk vinden, wanneer men daarbij tevens van oordeel is, dat dit verloop door andere, betere bedding kan gaan.
In het Februari-nommer van ‘De Beweging’ is door Mr. S.J. Visser in het naschrift op zijn artikel ‘Socialisme en Staatssocialisme’ dit standpunt betwist en daarom leek het mij niet ondienstig, een enkel woord ter verdediging te schrijven, en nog eens uiteen te zetten, waarom het dusgenaamd democratisch socialisme, waarom ook het christen-socialisme critisch staat tegenover het staatssocialistisch systeem.
De door Mr. Visser bestreden uitlating was uit haar verband gelicht, en werd, als op zich zelf staande zin, wellicht wetenschappelijk aanvechtbaar, maar zou zeer zeker buiten de gemelde kritiek vallen, indien de eropvolgende toelichting eveneens ware vermeld.
| | | |
De zaak is deze:
Het vrije-concurrentie-systeem onder de kapitalistische warenproductie legde de macht op de waren-markt in handen van den economisch-sterkste, en verwekte tengevolge daarvan in langzamen groei de bedrijfscentralisatie, die in trust en kartel wordt opgevoerd naar het monopolie. Reeds nu mag daartoe worden geconcludeerd, omdat de ontwikkeling dezer reuzenbedrijven thans in vollen gang is en b.v. de Standard-Oiltrust van Rockefeller in monopoliseerende macht de Amerikaansche wetgeving in verweer wist te roepen.
Liep, in de opkomst van de kapitalistische productie-wijze, de concurrentie hoofdzakelijk tusschen de enkelingen, het systeem zelf vorderde metterdaad de samenwerking van enkele zwakkeren tegen een sterken eenling, was de oorzaak van het ontstaan van firma's en vennootschappen, later van syndicaten, nog later van trusts en kartels. Het vrije-concurrentiestelsel werkt alzoo sterk centraliseerend, doet langzamerhand het individualistisch karakter der kapitalistische productie verdwijnen en plaats maken voor het karakter van gemeenschappelijk werken in de voortbrenging der onderhoudsmiddelen voor alle menschen.
Maar met deze langzaam-groeiende gemeenschappelijke voortbrenging houdt geen gelijken tred een meer gelijkmatige verdeeling der geproduceerde onderhoudsmiddelen. Want de énorme winsten der gecentraliseerde bedrijven komen hoofdzakelijk ten goede aan de aandeelhouders dier bedrijven, terwijl de groote produceerende arbeiders-massa slechts een heel klein gedeelte der voordeelen erlangt in ruil voor de verkochte arbeidskracht.
Begint alzoo een socialistisch element door te dringen in de tot standkoming der voortbrenging, de verdeeling van het voortgebrachte handhaaft het kapitalistisch karakter, dat het betrekkelijk klein getal bezitters de voordeelen van den gemeenschappelijken arbeid verzekert, en het betrekkelijk groot getal proletariërs van deze voordeelen uitsluit.
Terecht merkt de heer Mr. S.J. Visser in zijn studie ‘Evolutionair en Partiëel Socialisme’ dan ook op, dat de economische evolutie onmiskenbaar leidt tot een kapìtalistischsocialistische productiewijze.
| | | |
Uitteraard raakt een gemonopoliseerd bedrijf de belangen van alle consumenten, dat is dus de belangen der gemeenschap, en worden soms conflicten veroorzaakt tusschen zulk een bedrijf en het rechtsorgaan dier gemeenschap, dat is de staat. Het kapitalistisch belang der machthebbers in het bedrijf tracht op allerlei wijzen steeds de voordeelen te vergrooten en kent geen winst-grenzen, exploiteert de behoeften der gemeenschap steeds op stijgende manier en vindt ten slotte die gemeenschap vijandig tegenover zich, waardoor een naasting van zulk een bedrijf, op welke wijze dan ook, een gebiedende noodzakelijkheid wordt.
Doet nu de gemeenschap niet blijken, dat zij op andere wijze de overname der groot-bedrijven begeert, en blijft het economische proces zich ontwikkelen in eigen groei, dan ligt het voor de hand, dat de staat, als het orgaan der gemeenschap, voor de naasting zorgt, en zich verder met de productie gaat belasten. Dan wordt dus ingevoerd het zoogenaamd staatssocialisme.
Er zijn menschen - men kan ze evolutionair-collectivisten noemen, een naam die vrijwel het wezen dekt - die dit staatssocialisme een schakel achten in den keten der economische evolutie, die voeren moet tot het democratisch socialisme, zooals dat o.a. door Marx is gedacht. En theoretisch valt voor deze ontwikkeling wel wat te zeggen.
Evenwel is deze schakel niet een beslist-noodige, kan de overgang van het kapitalisme naar het socialisme op sneller manier worden bereikt. En waar deze mogelijkheid bestaat kan men een keuze doen, kan men het verloop via den staatssocialistischen weg verwerpelijk achten, zonder daarmede wetenschappelijk een flater te begaan.
Deze keuze kan worden gedaan op grond van ethische motieven.
Staats-exploitatie van een bedrijf, ontwikkeld uit de tegenwoordige toestanden, zal, wat de wijze van voortbrenging betreft, socialistisch zijn, maar wat de verdeeling der producten aangaat, kapitalistisch En in dit dualistisch karakter van het staats-socialisme ligt het gevaar voor de strijdende klasse der proletariërs.
Om in dit verband nog even het m.i. zeer juiste inzicht
| | | | van het Kamerlid J.H. Schaper te citeeren: ‘Socialistisch is staatsexploitatie (van spoorwegen) alleen technisch en materiëel, maar ideëel, proletarisch en revolutionair is zij dat allerminst’.
De strijd voor het socialisme, het democratisch socialisme, wordt méér gevoerd over de verdeeling der producten dan om de wijze van voortbrenging, omdat de kapitalistische knechting van het proletariaat meer met het eerste verband houdt. In het licht van dezen strijd is het dualistisch karakter der staatsexploitatie dan ook meer overhellend naar de zijde van het kapitalisme dan naar de zijde van het socialisme en zou men dan ook beter doen, door niet te spreken van staatssocialisme maar van staatskapitalisme.
De gemeenschap-bedwingende macht der huidige bezitters keert onder het staatssocialisme onder anderen vorm terug en de tegenwoordige geweldige verschillen tusschen loon-inkomen en bezit zullen worden gemetamorphoseerd in geweldige verschillen in salarisatie. In wezen blijft echter de toestand onder staatssocialistisch régime voor den arbeider dezelfde als onder het onvervalscht kapitalistisch stelsel, blijft de uitbuiting voortduren. De strijd tegen het kapitalisme zou dan eenvoudig worden de strijd tegen het staats-socialisme, om te komen tot het democratisch socialisme.
Maakt het kapitalisme dus plaats voor het staatssocialisme, dan kan dit voor den socialist geven een kleine verheuging, omdat zijn wensch dan dichter bij de vervulling komt, maar zijn strijd is niettemin onveranderd gebleven.
Toch wel iets anders in karakter.
De klasse der bezitters, die thans staat tegenover de klasse der bezitloozen, heeft nu nog den staat als gemeenschapsorgaan naast zich, maar wanneer eenmaal het staatssocialisme heerscht zal de bezittende klasse met den staat een waarlijke eenheid worden, dàn groot-machtig om de bezitloozen te behandelen naar willekeur. De voortgezette klassenstrijd zal dan worden een zuiver politieke strijd om economische belangen, scherper gevoerd naarmate het eind-stadium, de catastrophe nadert, of wel, plotseling beëind door de gewelddadige revolutie.
Is het onder de huidige toestanden nog denkbaar, dat de staat regelend en arbitraal optreedt, wanneer de strijd tusschen
| | | | de maatschappelijke klassen tot scherpe conflicten voert, onder het staatssocialisme is deze buffer verdwenen en de kans op een plotselinge en gewelddadige revolutie vergroot.
Ligt eenerzijds voor den arbeider in het staatssocialisme het gevaar van een voortgezette, dat is heviger uitbuiting, anderzijds moest de evolutionist erin vinden het groote gevaar voor de gewelddadige revolutie.
Momenteel heeft de propaganda voor het socialisme nog niet bewerkt, dat een aanmerkelijk groot deel der gemeenschap den eisch stelt van de socialisatie der productie-middelen, maar wanneer in de komende tijden het aantal derzulken kon groeien tot de volstrekte meerderheid, en het staatsbewind worden gedemocratiseerd in socialistischen zin, dan werd de schakel van het staatssocialisme in de economische evolutie overbodig, en kon, stuk voor stuk, ieder groot-bedrijf zuiver socialistisch worden geëxploiteerd door een daartoe bestemd en uit de vakvereenigingen gegroeid gemeenschapsorgaan, dat naast den staat als rechtsorgaan, als bedrijfsorganisatie zou kunnen optreden.
Met geen absolute zekerheid valt thans vast te stellen de economische evolutie, maar op grond van het historisch verloop tot heden, kan zeker wel worden bepaald, dat:
1o. òf het staatssocialisme zal zijn het naastvolgend stadium der bedrijfsontwikkeling;
2o. òf het democratisch socialisme de kapitalistische productiewijze zal vervangen.
Bij deze twee mogelijkheden kiest ieder socialist, van welke wijsgeerige richting overigens, vóór den regelrechten overgang naar de socialistische productie en tegen het staatssocialisme, dat onder anderen naam het kapitalisme bestendigt.
Toch kan, bij den tegenwoordigen stand der bedrijven, gedeeltelijk het staatssocialisme worden aanvaard. Een gemonopoliseerd bedrijf kan tot een dusdanige brandschatting der consumenten komen, dat het directe gemeenschapsbelang de naasting gebiedend eischt en dat de staatsexploitatie, bij wijze van overgang naar het democratisch socialisme, altijd nog iets beter werkt dan het kapitalistisch systeem onder den druk van het ten hoogste opgevoerd winstbejag. Vandaar dat sommige socialisten, theoretisch tegen het staatssocialisme gekant, het
| | | | soms practisch helpen mogelijk maken. Maar in dat geval is het voor hen de keuze van het minst-slechte uit twee slechte stelsels.
Bij deze concessie aan het staatssocialisme worde evenwel omzichtigheid betracht, en eerst bij uiterste noodzaak ga men tot medewerking aan de invoering over. En bij de dan noodig geworden medewerking stelle men zijn eischen, die het democratisch karakter der staatsexploitatie zooveel mogelijk waarborgen.
Dit is een standpunt van practische politiek.
Edoch, het gevaar van staatssocialisme blijft.
Gorcum, 13-2-'09. |
|
|