|
| |
| | | |
Scheuring of eenheid
door
Is. P. de Vooys.
De sociaal-demokratische arbeiderspartij had voor het buitengewoon congres op 13 en 14 Februari te Deventer een beperkte taak. Met groote beslistheid was aan de afgevaardigden opgedragen een einde te maken aan de schadelijke kritiek van het weekblad De Tribune, orgaan van een groep Marxisten. Die opdracht en de wijze waarop er gevolg aan gegeven werd, zijn voor de positie der Nederlandsche sociaaldemokratie in het politieke leven van een bijzondere beteekenis. Want het ging om geen mindere vraag dan deze: zal de partij éen blijven of scheuren?
Het gevaar voor scheuring was groot. Met meer dan waarschijnlijkheid kon verwacht worden dat de meerderheid de Tribune-kritiek zou uitbannen, zelfs ten koste van afscheiding der Marxisten. En alle Marxisten - ook de bezadigsten als Wibaut en Henri Polak - hadden reeds besloten om uit de partij te treden, indien met geweld aan de kritiek de mond gesnoerd werd.
De afloop van het congres is bekend. De partij ging niet uiteen in Marxisten en Revisionisten, omdat de Marxistengroep zich in tweeën splitste. Dit resultaat is voorbereid in gesloten bijeenkomsten, deels van de toongevende personen der beide richtingen, deels van Marxisten onderling.
Om de beteekenis hiervan te doorzien is het noodig het verloop van het geschil in 't kort te volgen.
* * *
Wat was de kritiek die de Tribune uitoefende?
Door de Marxisten is duidelijk gezegd dat deze abnormaal was en alleen begrepen kon worden uit de vóorgeschiedenis. Reeds sedert jaren had de zoogenaamde Nieuwe Tijdgroep
| | | | onder leiding van v.d. Goes, H. Roland Holst en Gorter bezwaren tegen de taktiek der parlementaire voormannen. Maar de meerderheid toonde zich tevreden met het ontwikkelen eener sociaal-demokratische arbeiderspolitiek, zooals dat vooral onder leiding van Troelstra was geschied. De conflicten die hiervan op de vechtcongressen van Utrecht en Haarlem het gevolg waren en die eindigden met bevestiging der taktiek, brachten weliswaar geen scheuring, doch een toestand van gewapenden vrede. De Marxisten wenschten geen verzoening zoolang van hen geëischt werd een onderwerping aan de taktiek die zij afkeurden, en trokken zich terug in een afwachtende houding. De rol van ongewilde toeschouwers viel hen niet gemakkelijk; zij gevoelden daarin een beknotting van de kritiek, die een consekwent gevolg zou zijn hunner Marxistische theoriën over de kapitalistische maatschappij, en konden niet de meening der meerderheid aanvaarden dat die kritiek zoodra zij gericht werd op de feitelijke uitvoering der taktiek door de parlementaire leiders, een stelselmatige ondermijning van dier werk was. Sterker woelde de ontevredenheid in de jongere aanhangers van 't Marxisme, leerlingen van De Nieuwe Tijd. Juist dat, wat in de leermeesters gewraakt was, gingen zij in het weekblad De Tribune op scherpere wijze tot uitvoering brengen. Alle daden der politieke leiding werden onder handen genomen en gekritiseerd op zoo'n wijze en zoo'n toon van stellige wetenschap, dat ieder en vooral ook de arbeiders het verschil zouden gevoelen tusschen de gebruikelijke taktiek, en de Marxistische die zij voorstonden.
En had de Nieuwe-Tijdgroep zich al, ofschoon in 't gevoel verongelijkt te zijn, gestoord aan de uitspraken der congresmeerderheid, de Tribune-mannen toonden geen neiging tot onderwerping, al gaf b.v. duidelijk die meerderheid in Arnhem (1908) te kennen van hun optreden niet gediend te zijn. Moesten al de Marxisten erkennen dat de Tribune overdreef en ‘in de toon’ zondigde, zij eischten voor die Tribune het recht op, de taktiek, die ook zij verkeerd vonden, te blijven kritiseeren. Het kon echter niet anders of de meerderheid moest zich gaan verweeren. Kritiek op de taktiek in algemeene trekken en op geschikte tijdstippen voorgedragen, moest ernstig opgenomen en weerlegd worden,
| | | | maar kritiek op alle daden voortdurend en in de hitte van den strijd tegen de tegenstanders uit de eigen rangen uitgeoefend en dan in termen die insinueerend en beleedigend zijn, kan geen enkel voorganger verdragen. Die kritiek te weerleggen zou gelijk staan met den voortdurenden politieken strijd te doen verkeeren in een discussie tusschen gelijkgezinden zonder eenig ander dan schadelijk effect naar buiten.
Dat moesten Marxisten als v.d. Goes en Wibaut erkennen, waar de eerste op 't congres zei dat een politieke partij niet meer dan zekere maat van zelfkritiek kan verdragen, en de ander dat die kritiek nooit de gevechtswaarde der partij mocht verminderen, integendeel moest versterken. En zelfs de Tribuneredacteur Wijnkoop gaf toe dat zijn blad een abnormaal verschijnsel was, dat op den duur moest ophouden.
Duidelijk is dus dat de Tribune-kritiek uiting was van een verschillende opvatting over de partij-tactiek. In den meeningenstrijd gedurende jaren was het niet gelukt de minderheid te brengen tot het aanvaarden van 't inzicht der meerderheid. Waar dus geen eenheid ontstaan kon over een zoo belangrijk punt, moest daarom scheuring intreden?
* * *
Is het verschil over de tactiek zoo groot dat het scheuring noodzakelijk maakt? Dat was de vraag die zoowel de Marxisten als de Revisionistische meerderheid zich voorlegden. En het merkwaardige is dat allen zonder onderscheid daarop neen moesten antwoorden. Meer nog. Allen waren zich op 't kritisch moment bewust, dat scheuring aan beide richtingen groote schade zou berokkenen, èn tegenover politieke tegenstanders door de verzwakking aan gevechtswaarde die dan nog aan onderlingen strijd zich zou verspillen, èn ook voor het innerlijke partijkarakter. Toch stonden de richtingen gereed om uiteen te gaan. Hoe is dit te verklaren? Dat persoonlijk wantrouwen, nawerking van onaangename bejegeningen, zelfoverschatting en koppigheid de geschillen onnoodig op de spits gedreven hadden, is bekend. Maar voor een verklaring van zoo ongewoon dilemma is dat alles onvoldoende. Troelstra beproefde het zoeken van steile standpunten onder verscheidene Marxisten te verklaren, doordat zij gebonden
| | | | in eenige maatschappelijke positie de in hen levende ‘klassenstrijdenergie’ niet verbruiken konden en nu op hun studeerkamer zich een felle klassenstrijdmethode uitgedacht hebben. Behalve dat, is op 't congres geen poging gedaan om de ware oorzaken van de scheuring, die niemand wenschte en die toch onvermijdelijk scheen, aan te wijzen.
De meerderheidsrichting verklaarde zich voortdurend onbekend met het onderscheid tusschen de taktiek die de Marxisten wenschten, en die welke wezenlijk toegepast werd. Alle aanvallen op de taktiek waren volgens hen volledig weerlegd, en zij daagden de Marxisten uit om te zeggen wat zij anders gewild zouden hebben. Inderdaad hadden H. Roland Holst op het Arnhemsch en Gorter op het Haarlemsch congres daartoe een vergeefsche poging gedaan. En wat Wijnkoop aanvoerde, dat n.l. de kiesrechtbeweging niet krachtig genoeg gevoerd werd, kon niemand van een wezenlijk verschil overtuigen.
Toch bleven de Marxisten vasthouden dat zij een ander inzicht hadden in de noodzakelijke strijdwijze der partij, en dat de manier waarop de partijvoorgangers hen daarover te woord stonden hetzelfde was als beknotting hunner kritiek. Iets moest daaraan toch ten grondslag leggen. En inderdaad dat verschil van inzicht is aanwezig, zij het ook niet in twee in zich zelf gesloten, duidelijk te formuleeren gedachten.
* * *
Wanneer een geleerde de denkbeelden die in de sociaaldemokratie leven, gaat analyseeren en consekwent uitspinnen is het niet moeilijk om meerdere tegenstrijdige neigingen op te sporen. De gezindheid om hervormingen voor den arbeider te bevorderen is bij logisch doorredeneeren niet vereenigbaar met het aankweeken van een revolutionaire stemming. Maar scherper nog dan deze antithese van reform-revolutie, is die van staatssocialisme en socialistische staatsvijandigheid. In de jongste aflevering van 't Archiv für Sozialwissenschaft und Sozialpolitik tracht Domela Nieuwenhuis aan te toonen dat de sociaal-demokratie staatssocialistisch is, en in de vorige aflevering van De Beweging bepleitte Mr. S.J. Visser daarvan de noodzakelijkheid. Dit neemt niet weg dat de staatsvijandigheid een levend deel der sociaal-democratie steeds was en
| | | | bleef. Het program der S.D.A.P. evenals dat van haar Duitsche zuster noodzaakt deze logische tegenstrijdigheden in een levende eenheid te bewaren. Maar al naar de ontwikkeling der omstandigheden zullen sommige tendenzen meer of minder op den voorgrond komen, wat in staat is om bij een deel der partij het reactieverschijnsel op te roepen van de tegentendenz vóor te staan.
Zoo zijn in bijna alle landen in de sociaal-demokratie twee stroomingen. De éene, de revisionistische, neigt naar staatssocialisme en hervorming, in welke richting zij steun zoekt bij nieuwere maatschappijwetenschap. De andere strooming richt zich meer naar de revolutie die den staat zal moeten vernietigen. Voor dat toekomstige doel een organisatie op te bouwen en den arbeider geschikt te maken, is hoofdzaak. En daarom sluit zij zich aan bij de niet-herziene Marxistische theorie, die den arbeiders moet uiteengezet en ingeprent worden, opdat zij in zijn hoofd zal staan als een kern van revolutie-zin.
Doch het kenmerkende van de sociaal-demokratie is dat zij beide stroomingen in zich tracht te vereenigen. Hoe dat mogelijk is? kan gevraagd worden. Dat moet de werkelijkheid doen zien. Wanneer het leven en de beweging krachtig genoeg zijn om neigingen en leeringen in zich op te nemen, in evenwicht te houden, en door de werkelijkheid voortdurend te doen beinvloeden, dan is de eenheid natuurlijk.
Zooals het den berijder van een fiets mogelijk is door den gang het onevenwichtige van zijn mechanisme te overwinnen, maar hij opzij valt bij stilstand; zoo moet de arbeidersklasse in de sociaal-democratie door eigen vooruitgang het evenwicht bewaren tusschen de staatssocialistische hervormingszin, die een hooger materieel bestaan voor den arbeider en tusschen de revolutionnaire neiging die zijn algeheele ekonomische vrijheid beoogt. Zonder dat evenwicht valt de sociaal-demokratie òf naar de zijde van de vrijzinnig-demokratie, òf naar die van het anarchistisch syndikalisme. Het een geeft de socialistische vrijheidsgedachte op, het ander de kans op geleidelijke lotsverbetering, terwijl in vereeniging de eene richting de andere versterkt door levenden invloed. Op die wijze moet voor de sociaal-demokratie eenheid van onderscheiden neiging
| | | | maar vooral ook krachtige beweging een kenmerkende bestaansvoorwaarde zijn.
Reeds groepeering, maar zeker scheuring kan niet anders doen dan in het revisionistische deel aan het hetvormingsgezind staatssocialisme, - in het marxistisch deel aan de revolutieprediking een overwicht verschaffen.
Waarom was in de S.D.A.P. de scheuring zoo nabij?
Omdat de politieke gesteldheid medebracht een taktiek die de burgerlijke partijen moest beinvloeden ter bewerking van hervormingen en daarmee de revolutiegedachte op den achtergrond drong, zonder toch iets te bereiken, terwijl de Marxistische richting met een scherp maar machteloos intellect vergeefs uitzag naar maatschappelijke stormen als voorboden van nieuwe lente. De dorheid van politiek en intellectueel leven had een stilstand veroorzaakt, die op consekwenties der overtuigingen deed peinzen en sectegeest voortbracht.
Vandaar dat de Tribune-kritiek aan de parlementaire leiding afzakken verweet meer op grond van het stilstandsgevoel dan op feiten, en b.v. Wijnkoop, Gorter c.s. naar revolutionnair optreden wezen als toekomstig noodzakelijk. Vandaar ook dat Troelstra en Schaper de ondervonden bestrijding vergeleken met die van Chr. Cornelissen en den Socialistenbond, ofschoon de Tribune nog niet de syndikalistische uitersten van een Lagardelle in Frankrijk of een Labriola in Italië had bereikt.
* * *
Uit het dilemma van scheuring die niet gewild werd, en eenheid die niet te bereiken viel, was de verlossing moeilijk. Vandaar dat gegrepen werd naar twee middelen, beide van een buitengewoon karakter. Het eerste was: door macht der meerderheid de Tribune op te heffen. Waar de geest van het Marxistisch weekblad niet te veranderen was, werd het uitgebannen. Dat dit gebeurde onder het motief van partijdiscipline kan het feit niet wegnemen, dat tegelijk met een schadelijke kritiek een stuk populaire Marxistische propaganda belemmerd werd. Indien het royement over de Tribuneredacteuren ware uitgesproken omdat zij het partijbelang geschaad hadden, zou dit een voldoende grond zijn geweest.
| | | | Maar zoo is de straf niet geformuleerd en niet bedoeld. Het royement berust op ongehoorzaamheid aan een partij-gebod, dat opheffing van een niet-enkel-schadelijk tijdschrift voorschreef.
Het tweede middel was het oprichten van een partij-orgaan, dat zich tot taak zal moeten stellen het kritiseeren van de gangbare tactiek, van marxistisch standpunt. Want dat, en niet minder, was de eisch der Marxisten: niet een zuiver wetenschappelijk, theoretisch blad, maar een orgaan voor kritiek. De partij die op grond der waarschijnlijkheid van scherpe en schadelijke kritiek leden royeerde, schiep zelf weer de gelegenheid daarvoor, en op ruimer schaal, zonder anderen waarborg tegen misbruik dan de personen der nieuwe redactie.
Maar terwijl dus het eene middel zoowel als het andere buitengewoon en misschien bedenkelijk was, werd het resultaat bereikt dat de partij over een dood punt heen geholpen is.
Want er ontstond een scheiding tusschen de z.g. strijdende en verzoenende Marxisten. Beide groepen zijn aan een proef onderworpen die voor hen beslissend werd; een proef n.l. of hun liefde voor partijeenheid en hun inzicht in 't wezen der sociaal-demokratie de aanvechting van schismatiseerende leerstellige consekwenties kon weerstaan. Beide zijn voor de keuze geplaatst de propaganda van de eigen Marxistische inzichten - niet op te geven - maar te onderschikken aan het samengaan der twee stroomingen.
De ultra's hielden hun individueel recht op kritiek, dat is hun scheuringsrecht, staande, tot het zelfverweer der eenheidzoekende partij hen afsneed.
Maar belangrijker was dat de meerderheid der Marxisten zich schaarde om Van der Goes, H. Roland Holst en Wibaut die door het nieuwe weekblad voor den linkervleugel een concentreerende leiding zullen hebben te geven. De vroegere strijd der richtingen is niet uit, maar georganiseerd, opdat evenwicht van invloed langs dien weg gevonden worde.
Wie twijfelt aan de mogelijkheid daarvan, moge bedenken dat zoo de levenskracht van een lichaam zich vertoont in het beslist uitscheiden van ziektestoffen, die levenskracht tevens het vermogen bezit zeer verschillende elementen te doen opnemen. |
|
|