|
| |
| | | |
Sociale hygiëne
Beroepsziekten
Diseases of Occupation by Thomas Oliver Methuen. Londen 1908.
Handbuch der Arbeiterkrankheiten, herausgegeben von Th. Weyl. Gustav Fischer. Jena 1908.
Hygiène Industrielle par Leclerc de Pulligny, etc. Ballière et Fils. Paris 1908.
Handleiding tot de kennis der Beroepsziekten, door L. Heyermans. W.L. en J. Brusse. Rotterdam 1908.
Degelijke kennis van beroepsziekten is de onmisbare grondslag voor een doeltreffende bedrijfshygiëne. Er zijn natuurlijk eenige algemeene regelen van de gezondheidsleer, die ook bij het werken in fabriek of ambacht toegepast moesten worden. Flinke ruimte, veel versche lucht, geen stof inademen, behoorlijke afwisseling van de lichaamshouding, en zóo meer kunnen steeds den arbeider aanbevolen worden. Doch daargelaten dat ‘het werk vóor gaat’, en dat fabriekslokalen aan de eischen van het bedrijf allereerst aangepast zijn: met dergelijke algemeene regelen is de fabriekshygiëne niet klaar. Elke soort arbeid heeft zijn eigenaardige bezwaren voor 't behoud eener goede gezondheid, maar bij enkele wordt het een zeer wezenlijk gevaar. Wat is dat gevaar? waar schuilt het? en hoe groot is het? Dat wenscht de hygiënist te weten om middelen ertegen te beramen. Want de zoogenaamde voorzichtigheid - de persoonlijke hygiëne - is dikwijls onvoldoende en dan nog uiterst moeilijk den arbeider in te prenten. En zeer vaak zijn er algemeene maatregelen te nemen,
| | | | die even doeltreffend als goed doorvoerbaar zijn. Het komt er echter in de allereerste plaats op aan ze te kennen. In het zoeken daarnaar is een groote achterstand. Want het eischte studie en toewijding. Wie waren daarvoor bestemd en geschikt? En bovendien was het terrein zoo uitgebreid en zoo onbewerkt.
De sociale beweging, die onder zooveel meer den strijd tegen de gezondheidsgevaren van den wetgever eischte en verkreeg, gaf een eersten en krachtigen stoot. In alle moderne landen werd aan fabrieksinspecteurs de macht gegeven om hygiënische voorschriften op te stellen en door te voeren. En van hen stamt de vraag aan de geneeskunde om voorlichting over beroepsziekten. Sedert ongeveer 1850 werd systematisch de aandacht gevestigd op ziekteverschijnselen, die, door den arbeid ontstaan, te voorkomen zouden zijn door betere voorzorgen. De phosphornekrose ging vooraan, dan kwamen kwik- en loodvergiftiging; arsenikum en verfstoffen, allerlei gevaarlijke gassen als chloor en fluor, werden in hun noodlottige werking gevolgd. Toch was de kennis der beroepsziekten nog zeer onvoldoende. Enkele patienten waren in klinieken behandeld, en hun geval was vrij uitvoerig onderzocht en beschreven. Er waren specialisten onder de medici, die het onderwerp vervolgden en nader bestudeerden.
Maar zooals het onderzoek een uitzondering was, werd ook de beroepsziekte zelf als een soort zeldzaamheid beschouwd. Zoolang dit het geval bleef; zoolang de leer der beroepsziekten opgebouwd werd uit deels reeds zeer oude mededeelingen van spaarzame en onvolledige onderzoekingen, die van het eene boek weer in het andere overgeschreven werden; zoolang kon de practische hygiënist op die gegevens geen maatregelen ter verbetering ontwerpen. Wat moest er veranderen? De zuiver medische en physiologische belangstelling in eenig geval: dat b.v. witte phosphorus de kaakbeenderen verwoest had; chloor tanden en mondslijmvliezen vernietigde; lood, oogen, nieren en strekspieren aantastte, moest veranderen in de hygiënische belangstelling voor een groep arbeiders die aan zoo'n gevaar bloot staan. Zoodra die belangstelling er was opende zich het gebied der beroepsziekten als een terrein van onderzoek zóo ruim en zóo veelbelovend dat het verwondering moet wekken hoe niet meer geneeskundigen zich hiertoe aange- | | | | trokken gevoelen. Zooals de sociale hygiëne wetenschappelijk zich niet van de gezondheidsleer onderscheidt, maar toch door de nieuwe kracht, welke in haar werkt, een eigen bestaan voert, zoo zal ook een sociale geneeskunde geen wetenschappelijk onderscheiden karakter aannemen, doch zich uit eigen kracht ontwikkelen tot een zelfstandig en rijk bestaan.
De kracht die uitgaat van de groote en nijvere klasse der arbeiders, om zich te verheffen tot een hooger peil van gezondheid en welvaart, en die daarom is de jongste en sterkste drang onzer samenleving naar verdergaande ontwikkeling, zal zich ongetwijfeld in de geneeskunde steeds duidelijker uiten. Dat blijkt onmiddellijk in Duitschland, waar de sociale verzekering een reeds in vereeniging en tijdschrift georganiseerde ‘sociale medizin’ deed ontstaan. In ons land riep de ongevallenverzekering een nieuwe belangstelling voor een ongevallengeneeskunde in 't leven. Ook de strijd tegen de tuberculose en de Groene-kruis-beweging laten zien wat in wording is.
Van die sociale geneeskunde zal een der velerlei takken een leer der beroepsziekten zijn; een leer die aangeeft hoe groot de gevaren zijn die den arbeid omringen, waar zij schuilen, en wel met de duidelijke bedoeling om aan de sociale hygiëne tot taak te stellen die gevaren zooveel mogelijk weg te nemen, of anders zoo krachtig mogelijk te bestrijden.
Dat een dergelijke kennis van beroepsziekten reeds ijverig wordt nagestreefd blijkt uit het feit dat in 1908 in vier landen handboeken verschenen, die het onderwerp uitvoerig uiteenzetten.
Waar het jongste dier vier een Nederlandsche uitgave is, kan de beteekenis daarvan niet beter in 't licht gesteld worden dan door in 't kort nategaan hoe het bij ons met de bestrijding der beroepsziekten gesteld is.
* * *
Wie voor ongeveer twintig jaar in ons land iets wilde weten van de gezondheidstoestand der arbeiders, en over de vraag of ook hier de beroepsziekten waarover in buitenlandsche litteratuur sprake was, zich voordeden, kon allicht tot de conclusie komen, dat òf die litteratuur sterk overdreef, dan wel de vaderlandsche omstandigheden buitengewoon gunstig
| | | | waren. Een dergelijk optimisme was echter op niets gegrond. Zooals op zoo menig ander gebied van volksleven, verkeerde men in onbekendheid met de feiten. Dat bleek het duidelijkst bij de twee groote enquêtes van 1887 en 1890. Over de vraag naar de gezondheidstoestand der arbeidersbevolking werd toen het geneeskundig staatstoezicht geraadpleegd. Aan die tak van staatsdienst was ook het bezoeken der fabrieken opgedragen. Het bleek echter dat de geneeskundige inspecteurs aan deze taak weinig aandacht besteed hadden.
Ten onrechte is men daarover zeer verontwaardigd geweest, want de eigenlijke schuldigen waren de practiseerende medici, en de akademische geneeskundigen, die zich om beroepsziekten zoo goed als niet bekommerden en er dan ook bitter weinig van wisten. Die onbekendheid viel echter niet samen met het afwezig zijn van gezondheidsgevaren. Het tegendeel bleek èn uit enquête-verhooren èn uit de onderzoekingen die 't geneeskundig staatstoezicht onmiddellijk begon in te stellen, b.v. naar vlasarbeiders en loodvergiftiging.
Wie zou verwacht hebben dat deze stoot krachtig genoeg was om tot een inhalen van den achterstand te leiden, vergist zich echter. Meende het geneeskundig staatstoezicht de fabrieksinspectie niet doeltreffend te kunnen uitoefenen, dan met behulp van technici, sedert 1890 zou die taak uitsluitend aan technici, - de inspecteurs van den arbeid - opgedragen worden, die wederom zich te beklagen hadden over gemis aan hulp van de zijde der medici. Herhaaldelijk komt in hun verslagen de mededeeling voor, dat zij van beroepsziekten niets te weten konden komen.
Kennis van de bestaande beroepsziekten komt dan ook slechts zeer gebrekkig en langzaam aan het licht. De practiseerende medici, die toch de feiten onder oogen kregen, herkenden ze niet of deelden ze althans niet mede. Geneeskundigen die zich de taak stelden dit verwaarloosde gebied te gaan bewerken deden zich niet op. En toch aan ijver of goede wil ontbrak het niet. Wat ontbrak was kennis en samenwerking. In 1896 kwamen feiten omtrent phosphornekrose; in 1900 omtrent loodvergiftiging. Daarna is over caissonziekte, mijnwormziekte en over de sterfte der steenhouwers een en ander bestudeerd.
| | | |
Maar alles bleef fragmentarisch.
Daarom vooral mag de verschijning van 't handboek van den heer Heijermans toegejuicht worden. In hem toont zich een ijverig, krachtig en strijdbaar persoon, die zooveel mogelijk gegevens verzamelde om velen op te wekken tot deelname aan den strijd tegen de beroepsziekten. Zijn gedocumenteerd optreden vormt een begin tot het vormen van een keurbende die betere kennis zal verspreiden, en daardoor weer het ontstaan van een juist inzicht zal bevorderen. Er is geen twijfel aan of er zijn in ons land vele medici, die den weg der sociale geneeskunde willen opgaan en die zullen medewerken ook tot een nauwkeuriger studie der beroepsziekten. Voor hen is dit boek een krachtige opwekking.
* * *
In de leer der beroepsziekten is duidelijk het zuiver medische en het hygiënische deel te onderscheiden. De geneeskundige leer constateert dat onder gegeven omstandigheden zich bij een arbeider in eenig beroep ziekteverschijnselen voordoen, die nauwkeurig omschreven worden. De bedoeling daarvan is duidelijk deze dat een practiseerend arts het ziektebeeld herkent en dus door een juiste diagnose weet wat hij ter genezing moet aanwenden. En om tot een juiste methode van genezing te geraken moet de physiologische oorzaak der abnormale verschijnselen zoo mogelijk opgespoord worden, dan wel empirisch de uitwerking van geneesmiddelen worden nagegaan. Het is duidelijk dat deze wetenschap zich slechts dan krachtig kan ontwikkelen, indien alle beroepsziekten ook als zoodanig herkend en behandeld worden. Hoe meer ervaring wordt opgedaan, hoe zekerder de practiseerende arts de oorzaak der ziekte van zijn patiënt zal kunnen vaststellen.
Dat in verschillende landen het nut eener zorgvuldige bestudeering der ziekteverschijnselen ingezien wordt, blijkt wel uit de vestiging van een instituut te Milaan en uit de aanwijzing door de Oostenrijksche ziekenkassen van een specialist uitsluitend voor dat doel.
Men begreep dat èn van bekende beroepsziekten de verschijnselen ingewikkelder zijn dan eerst gedacht werd, èn
| | | | dat nog tal van andere beroepskwalen op duidelijker onderscheiding wachten. De commissie's die in Engeland en Frankrijk bestudeerden hoe de beroepsziekten tot de verzekering gebracht konden worden, hebben in hunne rapporten aangetoond hoe uitgebreid het gebied was, en hoeveel nog te onderzoeken viel.
Het hygiënische deel van de leer der beroepsziekten heeft een andere taak. Wanneer eenmaal de aanwezigheid van een gezondheidsgevaar in eenig beroep vaststaat, dient uitgemaakt hoever dat gevaar zijn gevolgen uitstrekt ook onder de schijnbaar gezonden. Dan toch kan aan den wetgever bewezen worden hoe noodig het is in te grijpen. Dan ook kan met kans op resultaat opgezocht worden waar, - dat is bij welk onderdeel der werkzaamheden - en op welke wijze de schadelijke invloed zich doet gevoelen.
Op de Bazelsche vergadering der Internationale Vereeniging voor wettelijke bescherming der arbeiders in 1904 is vrij uitvoerig vastgesteld wat voor de wettelijke bestrijding der beroepsziekten noodig is. Want de hulp van den wetgever en van allerlei sociale instellingen is hierbij in te roepen.
Allereerst dient de aangifte van beroepsziekten zoowel door den behandelenden arts als door den werkgever verplicht te zijn, zooals ook bijna overal met ongevallen geschiedt. Daarnaast dient ook aangifte te gebeuren van allerlei soort giftige stoffen in eenig bedrijf gebruikt. Verder moet de behandelende geneesheer onafhankelijk zijn van den ondernemer, op dat niet uit vrees voor onkosten door voorzorgsmaatregelen de beroepsziekten verzwegen worden, terwijl een medisch ambtenaar de aangifte zal behooren te controleeren, door periodiek onderzoek op de fabrieken.
Om het den artsen mogelijk te maken beroepsziekten te herkennen, moet de kennis daarvan aan de universiteiten in speciale college's onderwezen worden.
Ten slotte zullen de ziekenkassen - ook in 't belang hunner leden - een nauwkeurige statistiek van ziekte en sterfte hunner leden moeten voeren. Al deze maatregelen zijn niet alleen wenschelijk, zij zijn strikt noodig om tot een kennis van beroepsziekten te komen, die voor de bedrijfshygiëne als een betrouwbaren grondslag zal dienen.
| | | |
Van de invoering is te verwachten: zoowel een betere - op meer ervaring berustende - geneeskundige behandeling der patienten, alsook doeltreffender, recht op het doel afgaande maatregelen ter voorkoming. Het behoeft wel geen betoog, dat een ziekte- en invaliditeitsverzekering het grootste belang erbij heeft dat dit gaat geschieden, en dan ook zeer bevorderlijk aan dat doel zijn zal, zooals reeds in Duitschland op treffende wijze is bewezen.
* * *
In Engeland bestaat reeds sedert meerdere jaren de verplichte aangifte van een vijftal beroepsziekten. Verder is de fabrieksinspectie daar van zeer vroeg af gesteund door een groot aantal z.g. ‘certifying surgeons’, dat zijn plaatselijk practiseerende artsen die met keuringen belast zijn. In die inspectie waren verder artsen als inspecteurs, later als specialisten. Een ‘Dangerous-Trades-Committee’ had gedurende lange jaren opdracht gezondheids-gevaarlijke industriën te onderzoeken. Ten slotte is onder leiding van den tegenwoordigen Chiefinspector de medicus Arthur Whitelegge voortdurend de enquête ook door de inspectie-ambtenaren voortgezet.
Houdt men nu in 't oog dat Engeland het land is der geconcentreerde industrieën, b.v. van katoenindustrie in Lancashire wolindustrie in Yorkshire, verder de aardewerkindustrie, messen- en slijperij fabrikage etc. dan wordt het begrijpelijk dat daar te lande een ruime ervaring van beroepsziekten werd opgedaan.
Prof. Thomas Oliver, hoofd van een groot ziekenhuis, die aan vele regeeringsonderzoekingen deel nam, en met eere den naam van sociaal-geneeskundige verdient waar hij b.v. de voorzitter der Engelsche vereeniging voor arbeidersbescherming is, was de aangewezen man om in een helder en toch beknopt boek een overzicht van de beroepsziekten te geven dat met de jongste ervaring rekening houdt.
Zonder overlading met cijfers en medische bijzonderheden worden in zijn boek de hoofdzaken scherp naar voren gebracht, en aldoor voelt men daarachter den geest van den schrijver, die van zijn bijna boeiend verhaal een aanmaning weet te maken om mee te werken tot verbetering der gezondheidstoestanden.
| | | |
Geheel anders is het beeld dat het Duitsche handboek te zien geeft. Het is niet een enkel beeld want de uitgave geschiedde onder leiding van den bekenden samensteller van 't groote handboek over Hygiëne Dr. Th. Weyl, maar alle onderdeelen zijn door specialisten bewerkt. Een verzameling brochures over bijzondere beroepen is het geworden, die zeer ongelijksoortig zijn. Het zou geen moeite kosten bij de onderscheiden medewerkers tegenspraak te ontdekken. Maar geest en wetenschappelijke opvatting der bewerkers zijn ook zeer verschillend. Door Dr. Weyl wordt in de inleiding betoogd, dat de Duitsche sociale verzekering, door de statistische gegevens en door de macht der organisatie krachtig medewerkte aan de kennis der beroepsziekten en tot bestrijding ervan. Inderdaad is deze sociale verzekering als een enkele Duitsche draad door de bundel overigens ongelijke brochures geregen. Wat zij n.l. gemeen hebben is de wetenschappelijke degelijkheid, blijkende uit een bewonderingwekkende doorwerking van litteratuur, en een even nauwkeurige hanteering van statistische cijfers.
Daardoor is het Duitsche boek niet beeldend, geen werk voor belangstellende leeken als dat van Oliver, geen opwekker tot krachtige actie. Het is een ‘nachschlage’ boek, vol documenten, ten gebruike van deskundigen, die er bij eenige taak een wegwijzer in zullen vinden.
Het Fransche boek heeft ook een eigen karakter, omdat het een beeld brengt van allergelukkigste samenwerking. 't Is dan ook geen eigenlijk handboek over beroepsziekten, maar omvat de kennis daarvan in 't geheel eener ‘industrieele hygiëne.
Twee technische hygiënisten van naam, die beide actief deelnamen aan de doorvoering der hygiënische fabriekswetgeving, en twee medici, ervaren in beroepsziekten, (nog voor éen onderwerp door een specialist gesteund) hebben samengewerkt tot het maken van een wetenschappelijk werk van hooge waarde.
Niet zoo sober beeldend als Oliver, en niet zoo magazijnachtig kennis ophoopend als in Weyl's boek geschiedde, toont het Fransche boek deze twee uitnemende eigenschappen van 1o. alle nieuwste gegevens over 't onderwerp dat behandeld
| | | | wordt op te nemen, 2o. die nieuwste ervaringen te keuren, te ordenen, en te gebruiken in een bewonderenswaardig, weloverdacht en in zijn geheel beeldend systeem.
Het is merkwaardig op te merken hoe in deze uitgave, als onderdeel van een uitgebreide ‘Traité d'Hygiène’ onder leiding van medici, de samenwerking tusschen de practische hygiënisten en de specialisten-medici heeft plaats gehad. De eersten hebben behandeld wat heet de ‘hygiène industrielle générale’ d.w.z. zij hebben zich rekenschap gegeven van de taak die zij als practisch hygiënist te vervullen hebben. Zij begrenzen die taak door b.v. duidelijk te maken hoe de beroepshygiëne de aanvulling behoeft van andere deelen der sociale hygiëne die zich met voeding en woning bemoeien.
Aan hen echter de taak om door statistisch demographische studie de gevaarlijke beroepen op te sporen, om aan te toonen welke technische middelen ter beschikking staan, en om ten slotte te beschrijven hoe de wetgeving verbeterend kan ingrijpen. Aan de medici komt dan de beurt tot het beschrijven van de ‘hygiène industrielle spéciale,’ om beroep voor beroep nategaan hoe en met welke gevolgen de schadelijke invloeden werken. Bij hen vindt zoowel de practiseerende arts, maar vooral ook de practische hygiënist in een bijzonder geval raad. Doet zich een ernstige beroepsziekte ergens voor, dan helpt de nauwkeurige kennis der verschijnselen en oorzaken hem op 't spoor van de gevarenbron, opdat daar maatregelen kunnen worden aangewezen.
De drie buitenlandsche boeken zijn door deze eigenaardige karakters geen herhalingen van elkaar, al zijn uiteraard de behandelde feiten dikwijls dezelfde. Zij vullen elkaar aan in de voorstelling van de rol die beroepsziekten voor de sociale hygiëne spelen.
* * *
Heijerman's handboek kan de vergelijking met de buitenlandsche uitgaven doorstaan. Door de eerbiedwaardige hoeveelheid litteratuur, die de schrijver voor zijn doel doorplozen heeft, wordt rekening gehouden met de jongste onderzoekingen. Verder blijkt hij geheel op de hoogte te zijn van wat in ons
| | | | land is onderzocht en dat, hoe fragmentarisch ook, van groot belang voor dit boek is omdat het oude vooroordeel tegen ‘buitenlandsche gegevens, die voor ons land niet gelden’ ermee zijn kracht verliest. Bovendien heeft de auteur zelf in ons land fabrieken bezocht en veel fotografiën verzameld, die de aantrekkelijkheid van het boek vergrooten, doordat zij de nieuwsgierigheid der vele ‘doorbladeraars’ prikkelen.
Dit maakt het te aangenamer de uitgave hartelijk te begroeten. Vooral omdat het een daad is die bij een practiseerend arts van buitengewonen ijver en toewijding getuigt voor het propageeren eener meer sociaal-voelende geneeskunde.
En ook, omdat ijver en toewijding alleen niet voldoende waren, maar de kennis van feiten zoover als die bij 't huidig onderzoek gaat, op gemakkelijk overzichtelijke manier ter beschikking gesteld moest worden.
Het is dan ook betrekkelijk onbelangrijk kritische opmerkingen over detailpunten te gaan neerschrijven, die de waarde dezer Nederlandsche uitgave niet zouden verminderen.
Slechts een kwestie, van meer algemeen belang die in het boek aangeroerd wordt en er een zekere strekking aan geeft, zij nog besproken, waar daarmee het onderwerp dezer kroniek, hoe n.l. de kennis der beroepsziekten moet bijdragen ter bevordering van de gezondheidstoestand der arbeiders, kan worden besloten.
* * *
Heyermans bepleit in zijn boek het versterken van de medische krachten bij de arbeidsinspectie. Zijn inleider prof. Saltet acht dit zoo belangrijk, dat hij in zijn korte en weinig zeggende inleiding, die eigenlijk slechts een aanbeveling is, er tot tweemaal toe op terugkomt. Meer algemeen gesteld gaat de vraag over samenwerking tusschen de technische en de medische hygiënisten. Een dergelijke samenwerking is inderdaad dringend noodig, en daarom juist dient alle strijd tusschen beide categoriën zooveel mogelijk vermeden te worden. Dit kan alleen door een goed en scherp begrip van ieders taak te doen post vatten, zoodat wederzijdsche inmenging niet kan voorkomen. Wat nu is in ons land het meest noodige? De ervaring van het vroegere geneeskundige staats- | | | | toezicht en ook van de latere arbeidsinspectie heeft geleerd, dat in ons land slechts een oordeel over de gezondheidstoestanden van eenig beroep te verkrijgen was, door op een gegeven oogenblik een groot aantal arbeiders uit dat beroep aan een medisch onderzoek te onderwerpen. Dat is een zeer omslachtig en een zeer gebrekkig middel. De toepassing daarvan is alleen aantebevelen uit nood, omdat geen ander middel ter beschikking stond. Daaraan nu moet een einde komen. Dan eerst wordt het mogelijk nategaan waar de wezenlijke gezondheidsgevaren schuilen, en juist dàar krachtiger integrijpen dan tot op heden mogelijk was.
Het middel van onderzoek eener menigte arbeiders eischt van zelfsprekend de hulp van een medicus, doch in onmiddellijke samenwerking met den technischen hygiënist, opdat deze van den beginne af kan aanwijzen van welke technische procede's of van welke soort werkzaamheden de gevaarlijkheid proefondervindelijk uitgemaakt moet worden. De betere middelen om tot een juiste hygiënische kennis der beroepsziekten te geraken, - en die tevens tot betere medische studie ervan in staat stellen zijn hiervoor reeds genoemd. Om die intevoeren is de hulp der medici nog meer van noode. En die hulp is alleen bereikbaar indien meer dan tot op heden in ons land het geval was, de arts niet direct technisch hygiënist wil zijn, doch voor alles sociaal geneeskundige. De arts moet niet van uit een kennis, die nog grootendeels te verwerven is, aan den technischen hygiënist willen aanwijzen wat naar zijn oordeel te verbeteren is. Hij moet niet medische autoriteit willen spelen, doch hij moet de samenwerking met den technicus allereerst zoeken in een samenonderzoeken, een tesamen bevorderen van een kennis, die de grondslag zal zijn eenerzijds voor diepergaande medische studie, anderzijds van een krachtig zoeken der technische hygiënisten naar middelen ter verbetering.
Uit het boek van Heijermans blijkt duidelijk dat hij dien weg gaarne wil inslaan, en ongetwijfeld zal zijn werk er veel toe bijdragen dat practiseerende geneesheeren meer dan tot op heden aandacht wijden aan beroepsziekten en de sociale beteekenis van betrekkelijk weinig ernstige ziekteverschijnselen zullen inzien.
| | | |
Mocht de aangifte - en de verzekering - van beroepsziekten binnen niet al te langen tijd wettelijk geregeld, en een algemeene ziekteverzekering ingevoerd worden, dan ontstaat de mogelijkheid om tot een betere kennis der beroepsziekten in Nederland te geraken en daardoor het vooruitzicht den strijd over de geheele lijn - hopen wij in eendrachtige samenwerking van sociale medici en technici - met kracht te voeren.
Is. P. de Vooys. |
|
|