|
| |
| | | |
De aardbeving. 28 Dec. 1908.
door
Is. P. de Vooys.
Eer 't rijzend licht de zwarte lucht zou kleuren
waarmee een winternacht aan de aard zich klemt,
brak, diep beneden 't donkerst zeeëwater,
het woelend vuur van een verborgen krater
gesteenten, wier gewicht niet houdt of temt
de kracht, die bergen schudt en rots doet scheuren.
De vensteroogen dicht, in 't late slapen,
leunt tegen berg aan zee, de stad en 't dorp,
waar zorgloos 't volk verdroomt leed, lief of lust,
tot schok en kraken rondom schrikt de rust,
en neer stort al 't gebouwde in blinde worp,
als speelgoed van baldadig wilde knapen.
In 't stuivend gruis lekt roode vlammentong,
en roostert puinhoop, duizenden begravend
in slaap geslagen of gemarteld dood
door 't donker monster, dat nog rukt en stoot,
dat muur van kerk of fort nog aldoor havent,
en jaagt op 't land de zee in fellen sprong.
| | | |
Messina, Reggio en veel geroemde streken,
herdacht, of liefgehad als schoone droom
van Siciliaansche zee- en kleure-pracht;
uw droom werd nu omhuld door helsche nacht,
waaruit verrees ondoofbaar wreed fantoom,
en kreten klonken, die elke afstand breken.
Europa, woelend naar een volkenstrijd,
de rust en vree van daadloos slapen moe,
ziet volk en stad in bitter leed verwoesten.
Zal 't klaar geschut, de ellende vreezend, roesten?
Of dekt die meelij stille krater toe
van macht, ontembaar en tot schok bereid?
|
|
|