De Beweging. Jaargang 4
(1908)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |||||||
Arbeidswetgeving en Vakbeweging in Nederland
| |||||||
[pagina 49]
| |||||||
De voorstelling dat de arbeidersbeweging zich ontwikkelt langs de drie wegen van, parlementaire actie, - ekonomische of vakstrijd, en coöperatie schijnt even eenvoudig als dat zij algemeen bekend is. Die eenvoudigheid bestaat echter slechts voor 't oppervlakkig oordeel. Stellig heeft de laatste halve eeuw de juistheid der voorstelling aangetoond, namelijk in dezen zin dat een gezonde en goed geleide arbeidersbeweging geen dezer drie terreinen zonder schade kan verwaarloozen. Maar evenzeer is gebleken, dat het bewaren of verkrijgen van eenheid in de drie deelen der arbeidersbeweging niet zoo gemakkelijk gaat en dat een enkel vast beginsel voor die samenwerking ontbreekt. Wel wordt meer en meer erkend dat er een richting bestaat naar een toekomstige eenheid, doordat voor elk stukje arbeidersbeweging de vervanging van het kapitalisme door het socialisme doel behoort te zijn, doch daarmede is nog niet voor de tegenwoordige beweging een duidelijke aanwijzing verkregen hoe èn de vakbeweging èn de arbeidswetgeving èn de coöperatie te ontwikkelen zijn, zonder tegelijk een daarvan te schaden. Tal van onderscheidene opvattingen zijn mogelijk, en ter aanpassing aan historische en plaatselijke omstandigheden zeer verschillende handelwijzen geboden. Welk beleid noodig is om in Nederland de vakvereenigingen tot bloei te brengen, onder andere door hen te doen ijveren voor betere sociale wetgeving, is daarom geen uitgemaakte zaak, doch een vraag die zorgvuldige overweging verdient. Allereerst om nategaan wat de tegenwoordige stand der vakbeweging is, en waaraan zij behoefte heeft, doch niet minder om te onderzoeken in welken vorm eenige arbeidswet aan de arbeiders het meest ten nutte strekt. Want het komt er niet op aan dat de vakbeweging aan parlementaire actie doet zonder meer, doch juist in 't bijzonder dat zij zich daarbij beperkt en concentreert tot wat met kans op goeden uitslag in 't belang der arbeiders kan verkregen worden. En evenmin is het voldoende om in 't vage eenige eischen op 't gebied der arbeidswetgeving te stellen, doch is het strikt gebiedend voor een duidelijke, door eenige groep arbeiders gewenschte, wettelijke regeling op te komen. In die richting zijn de twee bewegingen voor huisindustrie en tienurendag inderdaad gegaan, maar - en dit is het ge- | |||||||
[pagina 50]
| |||||||
vaar, waarop gewezen wordt - ze zijn in die richting niet. ver genoeg gegaan, ze hebben te vroeg halt gemaakt. Dit dient nader uiteengezet te worden.
* * *
Hoe staat het met de vakbeweging in Nederland? en wat is er voor een goede ontwikkeling der vakorganisatie noodig? Dat zijn vragen voor onze arbeidersklasse van groot belang. Want dit staat toch wel vast dat een degelijke vakvereeniging even heilzaam als onmisbaar is. Arbeiders die naar verheffing van hun levenspeil streven en eenig recht opeischen om zonder honger te lijden over 't eigen lot mee te mogen spreken, kunnen alleen in de vakvereeniging steun vinden. De losse arbeider heeft niets te zeggen; doch met de vereenigde arbeiders moet rekening gehouden worden. Maar ook buiten de arbeidersklasse moet een degelijke vakorganisatie gewenscht worden; en wel door de ondernemers omdat een ontevreden personeel onhoudbare toestanden schept; en door alle buitenstaanders vanwege de moreele verbeteringen en de meerdere orde die 't gevolg der vakorganisatie zijn. Daarom is het bij eenig optreden der vakbeweging van belang, te vragen, of die actie haar zal versterken. Tot voor een paar jaar zag het er met de Nederlandsche vakorganisatie allertreurigst uit: zwakte en verdeeldheid prikkelden tot revolutionnaire gezindheid en grootdoenerij, of wekten onverschilligheid en mismoedigheid bij de menigte. Daarin is een begin van verbetering gekomen, doch ook niet meer dan een begin. Want de vakbeweging is nog steeds zeer verdeeld en verspilt een groot deel van haar kracht aan onderlingen strijd. Mede daardoor is het er nog verre van dat de ondernemers de vakorganisatie erkennen of waardeeren. Hoe daarin verbetering te brengen? Het antwoord daarop is alleen te geven door na te gaan welke oorzaken in ons land de ontwikkeling eener krachtige vakbeweging hebben tegengehouden. Met enkele groote trekken dient dit hier aangeduid te worden. De allereerste vakvereenigingen in ons land waren gekenmerkt door zoodanige zwakte en gemis aan strijdlust, dat de kring hunner werkzaamheden zich zeer eng beperkte | |||||||
[pagina 51]
| |||||||
tot de plaats der vestiging en tot onderlinge steun en gezelligheid. Het gevoel van solidariteit tusschen alle loonarbeiders, onmisbaar voor het opbouwen eener algemeene samenwerkende organisatie over het geheele land, ontbrak bij de ambachtslieden en werklui van 't klein bedrijf die zich het eerst aaneensloten. Daardoor kon het besef eener zuivere arbeidersbeweging niet in de vakvereenigingen ontstaan, en waren het meer algemeene bonden, zooals de Internationale, het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond, De Socialistenbond, Patrimonium en Roomsch-Katholieke Volksbond, die de arbeiders in een grootere organisatie te samen brachten. Die bonden waren van politieken aard. Geen strijd tegen de patroons, maar een streven naar erkenning van het arbeidersbelang door den Staat, kwam op den voorgrond. En waar toch van uit deze bonden langzamerhand getracht werd naar een vakorganisatie die tegenover de ondernemers het arbeidersbelang zou vertegenwoordigen, moest de politiek daarin een overheerschenden invloed verkrijgen. Dat was de kwaal, die een lang lijdensproces zou veroorzaken. Geen wonder dat als remedie tegen die ziekte voortdurend werd verkondigd: ‘de vakvereeniging mag niet aan politiek doen.’ En toch hoe verderfelijk onjuist. Want de kwaal was niet dat de vakbeweging hare belangen ook op staatkundig terrein voorstond. Dat te verzuimen is struisvogelpolitiek, is wanbegrip of onkunde. De kwaal ontstond door een onjuiste verhouding van de politieke en de ekonomische taak der vereeniging. Het socialisme dat het allereerst een ekonomische actie tegenover de ondernemers bepleitte, zag daarin een voortzetting en uitbreiding van zijn maatschappelijke beweging. Ja zelfs de eenige en voornaamste richting voor zijn werkzaamheid, toen de parlementaire bemoeiingen teleurstelling brachten. Het kwam zoover dat de S.D.A.P. die den parlementairen strijd opnam, waar de Socialistenbond dien liet vallen, uit de toen reeds algemeen georganiseerde vakbeweging werd verbannen. Door te veel verkeerde poltieke bemoeiing teleurgesteld werd ook de juiste en noodige verdediging van 't arbeidersbelang in regeeringskringen opgegeven. Toch was toen door het besef van solidariteit, dat 't socialisme had gebracht, een centrale en plaatselijke leiding opgebouwd in het N.A.S.'en in de P.A.S.'en. | |||||||
[pagina 52]
| |||||||
Werd echter al de parlementaire politiek uitgebannen, de meer verderfelijke anti-parlementaire, dat is direct revolutionnaire, politiek bleef. Geen wonder dat de christelijke arbeiders niet verlokt werden door de schijn-leuze dat de vakbeweging open stond voor iedere politieke en godsdienstige gezindheid. Zij waren overtuigd in Patrimonium en Roomsch Katholieke Volksbond op betere wijze de verderfelijke politiek te vermijden. En evenzoo de werkliedenverbonders. Toch deden zij niet minder aan politiek maar op indirecte wijze. Zij trachtten naar invloed op de regeering zonder eigen vertegenwoordiging, maar met vertrouwen op de politieke partijen, die hen zoo duidelijk hunne goede gezindheid toonden. Zij trachtten naar dien invloed maar zonder of met uiterst klein resultaat. Woorden en beloften kregen zij in overvloed in ruil voor hun bereidwilligheid om geen klassenstrijd te mengen in den stembusstrijd. En toch heeft die klassenstrijd, onerkend, Patrimonium en R.K. Volksbond genoodzaakt de organisatie voor dien strijd, dat is de vakactie, te ontwerpen. Dr. Arriens en Ds. TalmaGa naar voetnoot1) hebben onder heftige tegenkanting hunner partijgenooten de christelijke vakvereenigingen ten doop gehouden. Maar onder voorwaarde dat de politiek in volledig vertrouwen aan de christelijke partijen overgelaten werd; daar mocht van erkenning van klassenstrijd, evenmin van 't voeren van dien strijd sprake zijn. Zoo zou over de geheele lijn der vakbeweging absolute onthouding van arbeiderspolitiek regel geweest zijnGa naar voetnoot2) ware het niet dat de S.D.A.P. zich had voorgesteld in het parlement het algemeene arbeidersbelang te gaan verdedigen. Uitgebannen uit de socialistische - naar 't anarchisme neigende - vakorganisatie, moest zij daarmee op gespannen voet staan. Een verwoedde strijd in de meest weerzinwekkende vormen brak los tusschen de arbeiders, die elkaar in geest en bedoeling het naast stonden. En 't gevolg was dat de z.g. ‘neutrale’ vakorganisatie, inplaats van te groeien, geregeld | |||||||
[pagina 53]
| |||||||
afbrokkelde, terwijl toch de vakstrijd slag op slag oplaaide, in de havens, in groote fabrieken, in de bouwbedrijven, maar geen leiding meer kon vinden. Genoodzaakt tot isolatie, omdat de N.A.S. leidingGa naar voetnoot1) allerverderfelijkst bleek, doch steeds onder de leuze: ‘geen politiek’, gingen de vakbonden zich oefenen in den zuiveren vakstrijd. Gezond konden zij echter niet zijn, doordat innerlijke verdeeldheid der leden, steeds weer over de vraag of hun belangen al dan niet op politiek terreinGa naar voetnoot2) zouden verdedigd worden, tijd, geld en kracht verspilden, terwijl 't vereenigingsleven onverdragelijk werd. Ten slotte heeft de S.D.A.P. de overwinning behaald. Eerst bezweken de plaatselijke secretariaten voor de onder haar leiding opgezette bestuurdersbonden, en ten slotte vereenigden zich om het model van vakorganisatie, de A.N. Diamantbewerksbond, eenige andere grootere bonden, tot het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen, dat het restant N.A.S. in de nationale en internationale vertegenwoordiging opzijde kon zetten. Is daarmede nu gezegd dat de S.D.A.P. de niet christelijke vakbeweging onder haar leiding bracht en dus spande voor het karretje van haar politiek? Het is juist zoo belangrijk voor de vakbeweging dat dit niet gebeurde. Maar evenmin heeft het N.V.V. aan de S.D.A.P. den rug toegedraaid, nadat het die partij was gelukt de anarchistische bezwering op te heffen. Het N.V.V. streeft met inzicht naar genezing der oude politieke ziekte, door te zoeken naar een juiste verhouding tusschen de politieke en de ekonomische taak der vakbeweging. Een formule daarvoor zou moeilijk te vinden zijn, en trouwens ook niets zeggen. Het komt niet op woorden maar op daden aan. De ekonomische taak der vakbeweging wordt door het N.V.V. met even kalme als vaste hand geleid. Systematische organisatie en propaganda, verwerping van groot-praterij en directe dagelijksche leiding door de bekwaamste vakarbeiders | |||||||
[pagina 54]
| |||||||
voor hun werk gesalarieerd en vrijgemaakt. Daarmede is een sprekend voorbeeld gesteld dat door de ‘vrije’ organisatie's evenzeer als door de christelijke vakvereenigingen gevolgd moet worden op straffe van ondergang. Doch destemeer komt het erop aan dat het N.V.V. de politieke taak, die juist de andere organisatie's van zijn leiding afkeerig maakt, even juist en krachtig vervult. Zonder schroom heeft het N.V.V. daarbij richting gekozen. Niet als in Engeland de vakbeweging deed, tracht het naar een eigen parlementaire vertegenwoordiging. Voor alles wat op politiek gebied in 't algemeene arbeidersbelang te verdedigen is, wordt de hulp ingeroepen van de S.D.A.P. Andere politieke partijen, b.v. de vrijzinnig-democratische, zijn er buiten gelaten. Ongetwijfeld zullen de andere vakorganisaties daarin aanstoot vinden, om van de andere politieke partijen niet te spreken. Toch getuigt ook deze keuze van een juist inzicht. De S.D.A.P. is onder alle politieke partijen de eenige die in behartiging van het arbeidersbelang een algemeen belang ziet en het daarom met alle kracht moet voorstaan. Maar die partij is tevens socialistisch! Moet dat op den koop meegenomen worden? Dat zou van een enge opvatting getuigen. Een algemeene vakorganisatie moet op ekonomisch gebied zuiver realistisch blijven, doch zoodra zij op politiek gebied het arbeidersbelang vertegenwoordigt, zal zij onmogelijk kunnen buiten eenig vergezicht. En dan doet zich de vervanging van het kapitalisme door het socialisme, d.i. de socialiseering der voortbrenging, van zelf als einddoel op. Zelfs voor de zoo nuchtere Engelsche vakbeweging was dit het geval. Is echter het contact met de S.D.A.P. ook practisch? Vooropgesteld zij dat hier van niet meer dan een contact sprake is. De leiding van de politieke partij wordt alleen erkend voor duidelijk aangewezen doeleinden. Aan pogingen van uit enkele kringen der S.D.A.P. om de vakbeweging meer te beïnvloeden, en b.v. voor een algemeene werkstakingstaktiek te bewerken, werd energiek weerstand geboden. De vakbeweging is tot haar schade reeds veel te veel revolutionnair geweest. Integendeel zal de vakbeweging de S.D.A.P. met meer kracht maken tot een arbeiderspartij, door haar inhoud geven van te behartigen belangen. | |||||||
[pagina 55]
| |||||||
Is echter de keuze practisch voor eventueel noodzakelijke samenwerking en federatie van alle vakvereenigingen? Het is reeds duidelijk gebleken dat zoo'n samenwerking in den vakstrijd niet wordt afgewezen mits zonder wijziging in de taktiek. Die vakstrijd zelf zal daartoe op den duur dwingen. En op politiek gebied zijn de andere vakorganisatie's toch niet tot gelijkgerechtigde samenwerking in staat. Hun rechten op politiek gebied hebben zij opgegeven of aan anderen toevertrouwd. Mits de politieke actie van het N.V.V. wezenlijk een groot arbeidersbelang betreft, zullen andere politieke partijen eerder tot medewerking gedwongen worden, juist op deze wijze dan wanneer een algemeene samenwerking aan de actie moest voorafgaan. Want de niet socialistische, dat is bijna steeds anti-socialistische, vakbeweging kan onmogelijk anti-socialistischen strijd voeren, indien niet de behartiging van het arbeidersbelang zonder meer op concurreerende wijze wordt ter hand genomen. Het is daarom voor de geheele vakbeweging van groot belang, dat de politieke actie van het N.V.V. goed geleid wordt en het tot resultaten kan brengen.
* * *
De tienurendag-beweging is de duidelijkste uiting van de politieke werkzaamheid der vakorganisatie. Daarmede is uitgesproken, dat ingrijpende arbeidswetgeving een belang voor de arbeiders is, en niet inplaats van-, doch naast de ekonomische actie moet staan. Tevens is tot verkrijging daarvan het initiatief uitgegaan van het N.V.V. dat zich voor dit doel met de S.D.A.P. verbond. Alzoo is de daad die het nut van de nieuwe taktiek moet aantoonen en de juistheid van het inzicht der leiders bewijzen. Is daarmee - zooals b.v. 't Sociaal Weekblad, en christelijke vakbladen betoogden - voor ieder duidelijk geworden, dat het N.V.V. bevordering van 't socialistisch partijbelang verkiest boven het spoedig verkrijgen van een tien-uren-wet? Want zoo redeneerden zij: voor een tienurendag, afschaffing van nachtarbeid en verbod van kinderarbeid beneden 14 jaar zijn veel meer strijders te werven dan alleen de sociaal-demokraten. Inplaats van deze allen tot samengaan | |||||||
[pagina 56]
| |||||||
overtehalen, worden zij door het N.V.V. afgestooten. Dat een dergelijk betoog onjuist is, kan het best blijken uit de andere beweging voor arbeidswetgeving, nl. die tot bestrijding van de huisindustrie. Deze beweging is uitgegaan van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond, dat er aanvankelijk in slaagde om niet alleen alle soorten van vakvereenigingen, maar ook tal van andere belangstellenden bijeentebrengen in de ‘Vereeniging voor Nederlandsche Tentoonstelling van Huisindustrie’. Reeds spoedig bleek dat de vakorganisatie's eropgesteld waren de leiding der beweging in handen te houden, en dat zij daarin ook geslaagd zijn. Wat heeft nu deze federatieve samenwerking van vakorganisatie's na bijna twee jaar arbeid opgeleverd? Om dat te beoordeelen is het noodig in 't kort aantegeven, waarom het gaat. In Duitschland en Engeland bestond sedert enkele jaren een degelijk en breed opgezette strijd der vakorganisaties tegen huisindustrie of in 't Engelsch scherper aangeduid door het woord ‘sweating’. Zij vonden daarbij een zeer deskundige steun van sociaalpolitici, die 't onderwerp tot in details hadden bestudeerd. In de huisindustrie werd zoowel de vakbeweging als de arbeidswetgeving ontgaan, en ten koste van de allerergerlijkste demoraliseering en uitputting van talrijke gezinnen, werd er een grens gesteld aan de loonsverhooging in de fabrieken, doordat prijsverhooging der producten onmogelijk werd in de concurrentie met de huisindustrie. Daar was dus een algemeen kwaad. Tentoonstellingen te Berlijn en Londen bleken in staat om het publiek te ontroeren en de regeeringen te bewegen tot wettelijke maatregelen. Die voorbeelden wekten op tot navolging voor ons land. De hoofdzaak is echter niet de tentoonstelling, maar wel de strijd tegen sweating, dat is tegen den gezinsarbeid op het uiterst lage loonpeil. Geen wonder dat de beweging in ons land werd aangevangen onder de leuze: ‘afschaffing der huisindustrie’. Doch deze leuze was uit het buitenland overgebracht en niet gegroeid uit den Nederlandschen vakstrijd. Slechts in een paar industriën, het kleermakers- en naaistersbedrijf, en de sigarenfabrikage kon er sprake van zijn. In de diamantindustrie had de vakbewe- | |||||||
[pagina 57]
| |||||||
ging reeds gezegevierd. Het moest er dus om gaan die leuze tot een werkelijkheid te maken. Inplaats daarvan is echter op aandrang van machtige leden der vereeniging de geheele leuze vervallen, en niet eens vervangen door een eenvoudigere en duidelijkere, b.v. strijd tegen de ellende der huisindustrie. Daarmede had de beweging ter wille van een algemeen e samenwerking de hoofdzaak prijs gegeven. Toen is om een betrekkelijk onbeduidende redenGa naar voetnoot1) de afscheiding van de protestantsch christelijke deelnemers - Patrimonium - gevolgd, en dus de algeheele samenwerking prijs gegeven. Er blijft dus alleen over het organiseeren van een tentoonstelling en een congres om kennis van de Nederlandsche huisindustrie te verspreiden. Voor dat doel is een alleringewikkeldste organisatie ontworpen, wier inganghouding veel geld, tijd en moeite vergt, zonder ook maar bij benadering te bereiken wat een eenvoudige enquete commissie zou vermogen. De groote opzet moet onvermijdelijk op een teleurstelling uitloopen, daar de Nederlandsche huisindustrie te weinig producten voortbrengt, die sterk sprekend op het publiek kunnen werken. Dat is het gevaar, waarop niet nadrukkelijk genoeg kan worden gewezen. De algemeene samenwerking heeft niet meer kracht, doch in tegendeel verslapping gebracht, en is tot op heden niet in staat gebleken de vakorganisatie tot steun en voordeel te strekken, terwijl de bereiking van het doel zeer is verschoven.
* * *
Met de tienurendag-beweging is het geheel anders gegaan. S.D.A.P. en N.V.V. riepen een congres bijeen, waaraan ieder kon deelnemen, maar waarbij geen stukje van 't plan werd opgeofferd om toch aan schroomvallige voorstanders de medewerking mogelijk te maken. En toch wat ging er van | |||||||
[pagina 58]
| |||||||
dat initiatief een krachtige stoot uit. Terecht, want in de geformuleerde eischen van arbeidswetgeving was juist en kort gezegd wat er in ons land noodig is. Tienurendag, afschaffing van onnoodigen nachtarbeid, verbod van kinderarbeid beneden 14 jaar, kortere arbeidstijd voor de jeugdige arbeiders. Nieuw zijn die eischen in 't geheel niet. Zij liggen - en lagen - reeds jaren in de ontwikkelingslijn der arbeidswetgeving. Maar het ging er ook om dat de vakbeweging zich het bevorderen van die arbeidswetgeving tot taak stelde. Had zij b.v. den socialistischen achturendag gevraagd, dan was daarmede geheel iets anders uitgedrukt geworden,Ga naar voetnoot1) n.l. dat zij propaganda voor 't socialisme wenschte te maken. Juist doordat de eischen geen andere zijn dan wat de ontwikkeling der arbeidswetgeving aanwijst, moeten ook andere voorstanders dier wetgeving tot actieve medewerking opgewekt worden. Dat bleek ook het geval. Het werkliedenverbond en de Katholieke vakvereenigingen volgden spoedig. Schroomvallig volgde de Vrijzinnig-demokratische Bond en dat Patrimonium bleef zwijgen zal dat verbond niet tot voordeel strekken. Wanneer het had kunnen gelukken in de Tweede Kamer de motie-Schaper over den tienurendag in behandeling te krijgen, zou ongetwijfeld gebleken zijn dat de wijze waarop de vakbeweging het bevorderen der arbeidswetgeving is aangevangen, indruk heeft gemaakt. Juist het verschuiven van de behandeling dier motie wijst er op dat vele afgevaardigden liever nog wat wachten met hun stem te bepalen. Het N.V.V. heeft niet willen wachten. Hoe zou echter nu de beweging verder gevoerd worden? Hier is het dat onze kritiek op de leiding moet aanvangen. Van een krachtigen aandrang om tot spoedige behandeling der motie-Schaper over te gaan, is niets gebleken. Gezocht is om buiten het parlement de beweging te versterken, te doen ‘aanzwellen.’ Daartegen is op zichzelf niets te zeggen, mits niet vergeten worde dat in de Kamer het pleit te beslissen is, en dat dus de agitatie nimmer | |||||||
[pagina 59]
| |||||||
gedreven worde op een wijze en met middelen, die de parlementaire behandeling onnoodig belemmeren. Daarmede nu is niet voldoende rekening gehouden. Alvorens dit aan te toonen, dient iets gezegd te worden over de beteekenis der buiten-parlementaire agitatie. Herhaald zij dat de tienurendag-beweging voor de vakvereenigingen door de daad moet bewijzen hoe de politieke taak ter bevordering van arbeidswetgeving te beperken en te begrenzen is ten opzichte van het steunen van partijpolitiek. Nu is er geen twijfel mogelijk of bij de aanstaande verkiezingen zal door de S.D.A.P. naast den eisch van algemeen kiesrecht, ook dien van een wettelijken tienurendag gesteld worden. Doch evenmin is er twijfel mogelijk dat het karakter van 't politiek optreden van het N.V.V. verandert, indien de tienurenbeweging in de allereerste plaats dienstbaar gemaakt wordt aan de verkiezingscampagne der S.D.A.P. in 1909. Hierbij valt wel te onderscheiden. Want van zelfsprekend zal het den candidaten der S.D.A.P. ten goede komen indien die partij zich voor de tienurendag bijzonder verdienstelijk maakt. Een dergelijk succes zal haar toekomen, en voor de tienurenbeweging gunstig werken. Het omgekeerde is echter het geval indien door het drijven van kleine - op ‘leuzen’ rustende - politiek, de actie voor arbeidswetgeving afgetrokken wordt van den gang die in 't belang van het te bereiken doel wordt voorgeschreven. 't Gevaar hiervoor is bij elke agitatie aanwezig, wanneer het niet geldt om op een beslissend moment door een groote arbeiders-demonstratie hun wil duidelijk te maken, doch wanneer eenige stemming onder hen moet worden gewekt.
* * *
Op Hemelvaartsdag 28 Mei j.l. is in het Paleis van Volksvlijt te Amsterdam een groote demonstratieve vergadering voor den tienurendag belegd. Daar is geen discussie gehouden, doch voorlichting verschaft, dat is stemming gemaakt. De richting waarin dit pogen zich bewoog, wordt uitgedrukt door de volgende motie:
‘De vergadering, gehouden op 28 Mei 1908 in het | |||||||
[pagina 60]
| |||||||
Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam, vertegenwoordigende meer dan 70.000 georganiseerde arbeiders; gezien de adviezen, der H.H. Inspecteurs van den arbeid, uitgebracht aan den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel; gezien de resultaten der enquête, gehouden door het Ned. Verbond van Vakvereenigingen naar de toestanden onder de arbeiders in Nederland, en gepubliceerd in het boek “Arbeidersleven”; betreurt het dat een vorige regeering zoo buitengewoon eenzijdig is geweest om inlichtingen te vragen aangaande bezwaren doch niet aangaande de voordeelen, verbonden aan den wettelijk geregelden 10-urigen arbeidsdag; protesteert ten sterkste tegen de bekrompen en arbeidersvijandelijke wijze, waarop de meeste inspecteurs van den arbeid deze inlichtingen hebben gegeven; constateert, dat uit de gepubliceerde feiten gebleken is, dat de arbeidstijden voor volwassen mannen en vrouwen schandelijk lang zijn; dat de nachtarbeid, zelfs in bedrijven waarin deze niet beslist noodzakelijk is, toch te groote afmetingen heeft aangenomen; dat de kinderarbeid zoo algemeen is, dat hij zijn sloopenden invloed doet gevoelen onder alle lagen der arbeidersklasse; dat hierdoor de toestand der arbeiders zoowat alles te wenschen overlaat en er zeer groote schade wordt toegebracht aan gezondheid, zedelijkheid en aan het geheele geestelijk en stoffelijk leven der arbeiders, en noodigt mitsdien de regeering uit, zoo spoedig mogelijk een wetsontwerp in te dienen, waarbij wordt bepaald:
en gaat over tot de orde van den dag.’ Om de onjuistheid van een dergelijk optreden te doorzien | |||||||
[pagina 61]
| |||||||
is het noodig eene toelichting te geven. Want de motie heeft geen beteekenis door de herhaling en motiveering van de eischen, reeds een vorig jaar geformuleerd. Dat was alles bekend, en dat de vergadering zich hiervóor uitsprak lag voor de hand. De beteekenis der motie ligt in het eerste deel, dat zich richt tegen minister Veegens en ‘de meeste’ der inspecteurs van den arbeid. Minister Veegens staat bekend als een warm en bekwaam voorstander van arbeidswetgeving. En de inspecteurs van den arbeid hebben in de 18 jaren dat zij voor de handhaving der arbeidswetgeving hadden te waken steeds in hunne verslagen blijk gegeven dat ze verder ontwikkeling dier wetgeving noodig en wenschelijk oordeelen; kwam het tegendeel sporadisch voor, dan was het uitzondering. Welk ernstig feit kan er gebeurd zijn, dat 70.000 georganiseerde vakarbeiders op den drempel van hun eerste arbeiderspolitiek protesteeren, niet tegen de dreigende conservatieve coälitie, niet tegen werkgeverspolitiek, maar tegen een afgetreden minister en tegen ambtenaren, aan wie in den lande nooit groote invloed is toegekend.Ga naar voetnoot1) Nu is juist daarom dat protest een klap op het water, omdat zoo'n ernstig feit niet aanwezig is. Wat is het geval? Minister Veegens had naar aanleiding der motie Schaper aan de inspecteurs van den arbeid inlichtingen gevraagd, natuurlijk over zulke punten als waarvoor hij inlichtingen wenschte. Wie de meeningen van Mr. Veegens kent weet dat bij hem over de wenschelijkheid van een 10-urigen arbeidsdag geen twijfel bestaat, en dat het besef der voordeelen tot een soort kernovertuiging is gerijpt. Het moest er bij hem als minister om gaan te weten wat voor wetsvoorstel hij door de Kamer aangenomen kon krijgen, dus wat hij voorloopig kon toezeggen, maar vooral ook met wat voor technische moeilijkheden hij als wetgever te maken kon krijgen. Dergelijke moeilijkheden heeten met een ander woord: ‘bezwaren’.Ga naar voetnoot2) Daarover nu vroeg hij inlichtingen. | |||||||
[pagina 62]
| |||||||
Klaarblijkelijk door een of andere onbescheidenheidGa naar voetnoot1) is dit aan andere personen bekend geworden, daar het kamerlid Schaper om publiceering der inspecteursbrieven heeft gevraagd, waarop zeer begrijpelijk een weigerend antwoord is gegeven. Door aanhouden is ten slotte toch door den minister aan het verzoek voldaan, maar gedeeltelijk. Gepubliceerd is een ‘Beknopt, systematisch gerangschikt uittreksel uit adviezen betreffende de vraag in welke bedrijven beperking van den arbeidsduur overwegende bezwaren zou ontmoeten, en welke die bezwaren in elk dier bedrijfstakken zijn.’ Dit weinig aantrekkelijke geschrift is zoodanig samengesteld, dat het niets is dan een mengelmoes van materiaal, en er met geen mogelijkheid uit opgemaakt kan worden, noch een vijandige nòch een sympathieke gezindheid ten opzichte van den tienurigen arbeidsdag. Tal van tegenstrijdigheden worden niet opgelost De hoofdindruk dien men ervan krijgt is deze, dat de inspecteurs eigenlijk niet geweten hebben wat zij op zoo'n vage vraag moesten antwoorden. De een heeft zich een rigoureuse tienurenwet gedacht, als van een enkel artikel, waarin staat: niemand mag meer dan tien uur werken. Daartegenin wordt gepleit toch vooral te denken aan uitzonderingen en overgangsbepalingen. Een ander heeft gedacht dat de minister weten wou wat onder de ondernemers al zoo wordt beweerd om te verklaren dat zij hun arbeidsdag niet verkorten. En daartusschen gebruikt een enkele de gelegenheid om te zeggen dat hij niet veel voelt voor wettelijke verkorting; een ander echter werpt er een warm pleidooi in. Een scherp geformuleerd oordeel, staat er ook, is alleen mogelijk als in hoofdtrekken een wetsontwerp is samengesteld. Conclusie's zijn uit het geschrift niet op te maken, dan alleen dat het hier gaat om technische kwestie's, die op de een of andere manier opgelost moeten worden, niet om beginselen. Op de publicatie van dat geschrift is een felle aanval gevolgd in Het Volk en in De Vakbeweging, die duidelijk ten doel had om een tegenstelling te geven tusschen minister en arbeidsinspecteurs, met hun z.g. afwijzend bekrompen en arbeidersvijandig advies, en de N.V.V.-S D, A.P. combinatie | |||||||
[pagina 63]
| |||||||
met een eigen rapport, n.l. het boek Arbeidersleven, samengesteld uit inlichtingen door vakvereenigingen verzameld. Uit die tegenstelling moeten de arbeiders leeren dat zelfs van een minister Veegens en van de arbeidsinspecteurs niets te verwachten is, zoodat zij uitsluitend op eigen kracht zijn aangewezen. Daarin schijnt een voortreffelijk agitatiemiddel verkregen te zijn. Doch wat zal ervan overblijven indien in de kalmere sfeer van de Tweede Kamer, waar argumenten overtuigend moeten zijn, en den tegenstander geen argument heel gelaten mag worden, zal blijken dat ten eerste die geheele agitatie is uitgegaan van een onbescheidenheid, ten tweede uit de stukken en bekende gegevens wordt aangetoond, dat de bedoelingen van minister en ambtenaren tegengesteld waren aan die hen zijn toegeschreven; ten derde de gegevens door de vakvereenigingen verzameld niet in strijd zijn maar overeenkomen met die der inspectieambtenaren, en ten slotte, wat het allervoornaamste is, de vakactie door de technische moeilijkheden uit principieele oppositie te verklaren, op het beslissend moment voor die wezenlijke technische moeilijkheden geen oplossing zal kunnen geven. Wat zal - of zou kunnen - gebeuren, is bekend uit de actie tegen het arbeidscontract. De leiders van die beweging dachten te kunnen volstaan met een negatieve afwijzende houding en scherpe agitatie tegen de voorstanders. Het gevolg was dat de arbeiders-vertegenwoordigende Kamerleden toen het erop aankwam wezenlijk hervormend integrijpen, geen voeling met het arbeidersbelang meer hadden. Misverstand onder de leiders, en doodloopen der actie waren het eindresultaat. * * *
Het voeren eener zuivere arbeiderspolitiek door de vakbeweging is geen gemakkelijke taak, juist omdat het zoo moeilijk is de grens te trekken aan de zijde der agitatorische partijpolitiek. Wat is er te doen om niet in deze fout te vervallen? Daarvoor is het volstrekt niet noodig om het contact met een enkele partij, b.v. de S.D.A.P. op te geven. De beweging tegen de huisindustrie leert zelfs dat een poging om vele | |||||||
[pagina 64]
| |||||||
politiek verschillend denkenden bijeen te brengen en te houden de actie verslapt en het hoofddoel in gevaar kan brengen, afgezien van de kans dat elk oogenblik door een of ander klein geschil de combinatie uit elkaar spat en veel moeizaam werk daarbij verloren gaat. Wat wel noodig is, zoowel voor de vakbeweging als ook en vooral voor de arbeidswetgeving, is het duidelijk formuleeren wat gewenscht wordt, omdat danook met zooveel mogelijk gegevens en argumenten te verdedigen. Zoo kwam het beste en vruchtbaarste deel der Engelsche arbeidswet, de tienurendag voor de textielindustrie, tot stand. Begonnen is men reeds dien weg te gaan. Maar veel te vroeg werden van de geformuleerde eischen leuzen gemaakt. Geen leuzen maar plannen, zoo gedetailleerd mogelijk uitgewerkt, hadden moeten zijn samengesteld. Daarop stuiten tendenzieuse bezwaren af, en technische bezwaren daartegen kunnen bijtijds worden opgelost. Maar leuzen wekken contra-leuzen, en worden door de zuivere moeilijkheden eener goede regeling zoo krachteloos, dat zij ineenvallen. Een ontwerp-arbeidswet dat een regeling geeft waarin de eischen zijn vervat, een voorstel om de ellenden der huisindustrie wettelijk aan te pakken. Die samen te stellen is de taak van leiders der politieke actie van de vakbeweging. Maken zij daarvoor halt, dan wordt de nieuwe taktiek door allerlei gevaren bedreigd, die ik heb trachten aan te wijzen. |
|