In de ‘Zeitgedichte’ voelt men dadelijk dat de, wel nog nog altijd voorname, taal, meer dan vroegere van denzelfden dichter, voeling met het dagelijksche leven houdt. De voorwerpen van dat leven worden erin genoemd. De toon heeft minder van zingen dan van spreken. De deugden: klaarheid, nauwkeurigheid, zijn bijna die van het proza.
Vooral in deze ‘Zeitgedichte’ ziet men de blijken van een veranderd gemoed: een bekeering die bijna een opzet is. Tyrannisch, ook tegenover zichzelf, dwong George zich tot een standhouden dat hem pijnlijk viel.
Maar terwijl in deze eerste van zeven reeksen de onmiddelijke schok met de wereld van zijn tijd gebeurde, spiegelde die strijd zich in tal van begeleidende beelden af. ‘Gestalten’ noemt hij die. En eerst na deze begint het eigenlijke leven, het uitstroomende en niet het in verzet gesloten wezen van den kunstenaar.
Bij deze gedichten, ‘Gezeiten’ genoemd, zijn de schoonste die hij ooit geschreven heeft: ‘Wenn dich meine wünsche umschwärmen,’ ‘Für heute lass uns nur von sternendingen reden,’ ‘Stern der dies jahr mir regiere,’ ‘Betrübt als führten sie zum totenanger,’ ‘Du sagst dass fels und mauer freudig sich umwalden,’ ‘Trübe seele - so fragtest du - ’ en ‘Der Spiegel.’ Het meest stellige wat hij heeft, zijn liefde-verlangen en leed, is hierin uitgesproken, meer nog beeldgeworden zóó, dat geen adem van den innerlijken gloed verloren ging en geen sprankel ervan onzichtbaar bleef.
Het meest stellige wat hij heeft. En uit dit bezit verklaart zich zijn gaan tot de werkelijkheid. Hij die de wereld van zijn tijd verdoemt, heeft tevens het geloof van zijn verlangen zoowel als den moed van zijn leed: hij zal niet ophouden te gaan zien of hij de beantwoording van zijn liefde vinden kan.
Wanneer de ‘Zeitgedichte’ een kruis zijn waarvan de eene balk wereldverachting heet, dan ligt deze zeker boven, maar het is ook waar dat toekomst-verwachting de naam van de onderliggende is.
George heeft daarom goed gedaan de ‘Zeitgedichte’ in dit boek optenemen en vooraan te stellen. Zij zijn er het sterke geraamte van.
In de vierde reeks: ‘Maximin’, blijkt op welke wijze de