suyveren dit vet, gelijk oock de visch self, met op het vuur te koken, en verkopen ’t om Leer daer mee te smeeren, of in de lampen te branden, dewijl daer een geduerige nacht is. Men vindt dan voor eerst een ghedrocht, ront van gedaente, in de Noorweeghsche tael Swamvisck genoemt, een dier dat gulsiger is dan alle andere Zee-gedrochten, en met gestadige roof naeuwelijks versaet wort. Men seght dat het geen onderscheydelijcke maegh heeft, in voegen dat het al ’t geen ’t welck het eet, in de dickheydt van sijn lichaem verandert, en niets anders schijnt dan een klomp vet dat te samen gehoopt is. Dese visch streckt sich boven mate uyt, en als hy sich niet meer kan uytstrecken, so werpt hy de visschen lichtelijck tot de mont uyt, om dat hy, ghelijck oock de andere visschen, geen hals heeft. Sijn mont streckt sich uyt tot aen sijn buyck. Dit beest is dan soo dick, dat het, in gevaer zijnde, sijn vleesch, vet, en huyt, gelijck d’ Egel, op sijn hooft verdubbelt, en met na sich te trecken, sijn hooft weg schuylt. Het doet dit oock niet sonder sijn schade, om dat het voor de vyandelijcke beesten bevreest, sich schoon van honger gedruckt, niet openbaert, maer sich met sijn eygen vleesch onderhout, en liever verkiest ten deel selfs te verteeren, dan van de beesten, aen de selve tot een roof streckende, verslonden te werden. Het doet echter groote naerstigheydt, om sich self te bergen, als ’t gevaer weg genomen is. Daer is noch een ander Zee-monster Cahab genoemt, dat ten opsicht van de grootheyt sijns lichaems, kleyne voeten heeft. Het heeft echter een lange voet, die het in plaets van een handt gebruyckt, om sich in alle leden te verweeren, en de kruyden afknaeght. Sijn voeten zijn meest van kraeck-beenen, en van gedaente als de voeten van een Koe of Kalf. Dit heeft in ’t water swemmende, ademt en begeeft sich in de lucht, als het ademen sal, en werpt het water op in de hooghte, gelijck de Dolphijn en Walvisch. Men vindt noch een ander Zee-gedrocht Circhos genoemt, ’t welck het voorgaende gelijckt, en een schelp-achtige huydt heeft, sacht, en ten deel swart, en ten deel root is, met twee spleten in yeder voet, die drie teenen maken. De rechter voet van dit beest is seer kleyn, maer de slinke voet is groot en lang: en dieshalven, als het gaet, soo draeght het sijn geheel lichaem op sijn slincke voet, en sleept de rechte naer Als de lucht klaer is, soo gaet het los en vry; maer als het hart waeyt, en de Hemel met wolken betrocken is, soo leunt het tegen de steenen, en onbeweeghelijck daer aen rustende, is soo vast daer aen gehecht, dat het nauwelijks daer af ghescheurt kan worden. Seecker dit is een wonderlijcke natuur, die by klaer weer gesont, en by onweer swack bevonden wort.
Na dat ick eenige tijdt langh in dese gewesten geweest was, om de wonderen te sien, en te hooren, resolveerden ick weder te vertrecken, en ick nam mijn af scheyt van alle goede bekenden, en insonderheyt van den Priester Ionas genaemt, dese maeckte, toen ick weghvaren sou, drie knoopen in mijn neusdoek, en goede wint aen my beloovende, seyde als ghy in Zee zijt, en teghen de windt hebt, soo maekt de knoopen los, en gedenckt aen my. Toen wy tot aen den twintighsten van September ghezeylt hadden, en Spanjen zagen, kregen wy daer sulck een stilte, dat men in drie dagen geen wint gevoelde. Toen gedacht ick aen de knoopen, ende ick dee de een knoop los. Een uur daer nae begon de wint soetelijk te blasen. Ick maekte daer na ook de tweede en derde knoop los; en de wint begon toen so fel te waeyen, dat wy na verloop van twee dagen in de Rivier van Londen quamen.
EYNDE.