Beschryvinge van de Noordtsche landen, die gelegen zijn onder den kouden Noordt-Pool, als Denemarcken, Sweeden, Noorweghen, Finlandt, Laplandt, Godtlandt, Poolen, Pruyssen, Ys-Landt, &c.

Waer in verhaelt werdt de verscheydenheyt der coopmanschappen, en kleedinge der inwoonderen. Mitsgaders: eenighe ureemdigheden die men aldaer te lande vindt, soo van beesten, voogelen, vissen, en zee-monsters

Beschrijvingh van de Noordt-kaep.

DE Noordt-kaep in ’t Latijn Oceanus Hyperborius, ofte Mare Septentrionale ghenoemt, begint (ghelijck men gemeenlijck acht) van Yslandt af, en sich tusschen Biarmen en der Pigmeen lant, of Nova Sembla uytstreckkende, wort Mare Glaciale, of Ys-zee, en Mare Petzorcke, en in een inham de Witte Zee geheeten, ende loopt door de enghte van de Weygats tot in de Scythische Zee. Dese Noordt-zee bespoelt de Landen van Finmarcken, Schrick-Finlant, Laplant en Biarmen, tot aen de Sinum Oranicum, Golfo de Mesena, of Mare Album, dat is de Witte Zee, daer s. Nicolaus een Solufki gelegen zijn. Hier scheyt Europa en Asia sich van malkander, met een rechte streeck van de Springhbron van ’t water Tanais, tot in de Zee Petzorcke.

Aen d’oever van Laplant en Biarmen leggen eenighe Eylanden, die gelijck vestingen, de strandt beset houden, tot aen de Witte Zee. Onder dese Eylanden sijn Trompsont, Surroy, Inget, Helmsey, Wardhuys, Kilduyn, Stappen en de Noordtkaep.