| |
| |
| |
Inhoudsopgave.
Aerssens, F., 106, 163, 176, 177, 211, 231, 243, 244. |
Afrekening met Engeland over de secoursen, 134 sqq. |
Amsterdam, gebeurde aldaar in 1578, 163. |
Arenberg, graaf van, 135. |
Arminius, J., 227. |
Bassigny, graaf van, 106. |
Berk, v., burgemeester, 234, 236. |
Boersese, heer van, 105. |
Breda, 173. |
Brielle, beëedigen van het krijgsvolk aldaar, 64, 137. Droefheid van O. over het bezetten, 64. |
Buzanval, 141. |
Caron, N., ambassadeur, 225, 227, 255, 260, 262. |
Confessie (Twisten over art. 16 der), 198. Revisie, 56. |
Contraremonstranten, plakaten tegen hen, 32, 182. O. tegenstand tegen hen, 68, 117. Vergadering te Utrecht, 119. Hunne pogingen om pr. Maurits souverein te maken, 219, 220. |
Dankaerts, Jan, 161. |
Geschenken, 125, 133, 135, 136, 169. |
Grotius, aangemoedigd door Oldenbarnevelt, om de Holl. bezending mede uit te maken, 25. Polst de Engelsche geestelijkheid, 224, 259. Verslag, 225. Octrooi op zijn boek de pietate ordinum Holl., 150. Verzoek van O. ten aanzien der souvereiniteit voor prins Willem, 109, 166. |
Haarlem, advies v., 63, 294. Publicatie tegen d. hoog. raad, 123. |
| |
| |
Holland, souvereiniteit der grafelijkheid, 184. |
Hollandsche bezending tegen de afdanking der waardgelders, 16. Geloofsbrieven voor die bezending, 21. Feitelijkheden door haar gebezigd, 22. Weigert betaling aan de Holl. bezetting te Utrecht, 24. Brieven van O. aan die bezending, 26. |
Jeannin, 146. |
Jus patronatus, 240, 252. |
Kerkordeningen (politieke), van 1583 en 1591, 195, 201, 206, 239. Van Zeeland, Utrecht en Groningen, 195. |
Krijgsvolk, zijne weigering in de religiegeschillen, 10, 300. Patenten daar voor, 108. Gebruik der steden om het aan te nemen, 193. Scheldnamen, 194. Diensten door hen bewezen, 185 sqq. Hun eed, 137, 308. |
Kuilenburg, graaf van, 84, 118, 173. |
Laan, van der, 178. |
Langerack, ambassadeur, 103, 109 sqq. |
Ledenberg, 27. |
Leeuwarden, zaken te, 93. Commissie der staten generaal derwaarts, 94, 285. |
Leycester, 135. |
Libellen, 158. |
Maurits, Prins, beschuldiging van O. over de souvereiniteit, 165. Pogingen tot vermindering van zijne magt, 168. Geheime vergadering over de souvereiniteit voor hem, 213. Gesprekken van Valk en Kinschot daarover, 214. Openingen deswege gedaan in Engeland, 216. O's weigering om zulks aan hem te openen, 217. Gesprek met hem en graaf Willem over de souvereiniteit, 218. Ongezindheid om met O. daarover te spreken, 222. O's omgang met hem, 89. Advies van O. wegens het vertrekken van Z.E. naar Delft, 122, 273, 277. O's bemoeijingen om hem gouverneur te maken, 11. O's gezindheid jegens Z.E., 109, 166. Gesprek met hem in Aug. 1617, 109. |
Myle, van der, 108, 170. |
| |
| |
Neyen, (pater), poging tot omkooping van Aerssens, 106, 211, 231. Teruggave zijner geschenken, 137. O's kennis aan zijne pogingen, 211, 231, 243. Paspoort, 143. Conceptacte van vrijheid dezer landen, 144. |
Nijmegen, verandering der regering te, 82. O's voorstaan der afgezette regering, 83. Pogingen om den prins vande reis naar Nijmegen aftetrekken, 186, 288, 289. Oordeel over het verzetten der regering, 87, 289. Redenen om zich daarmede te bemoeijen, 88, 292. Brieven van Holland aan Gelderland, 90, 291. |
Oldenbarnevelt verlangt te zien de commissie zijner regters en betwist hunne bevoegdheid, 7, 183. Bemoeijingen tot aanneming der Waardgelders in Holland en Utrecht, 9, 146, 296, 305. Poogt hen ten laste der generaliteit te brengen, 147, 306. Draagt kennis van het besluit der staten van Utrecht tot afdanking der waardgelders, 13. Bemoeijingen tot die afdanking in Holland en Utrecht, 13, 336, 307. Draagt kennis van de bijeenkomst bij Uitenbogaard tot de afdanking, 16, 210. Moedigt de Groot aan tot de bezending naar Utrecht, 25. Brieven aan die bezending, 26. Brief van 7 Oct. 1617, 27. Droefheid over het bezetten van den Briel, 64. Advies tot verzekering der overige steden, 65. Redenen om zich met de staten van Utrecht te bemoeijen, 294. Advies aan Ledenberg over het toelaten der Contraremonstranten te Utrecht, 27. Advies nopens het bewaren van Utrecht, 30, 31. Advies tot vermeerdering der ridderschap aldaar, 69. Verstand van goede patriotten, 71. Oordeel over Jr. Frederik van Zuylen van Nyevelt, 72. Advies aan Leyden, 122, 273, 277. Aandeel aan de placaten tegen de Contraremonstranten, 32, 182. Voorstaan van de Remonstranten, 34, 116. Voorstaan der tolerantie, 38, 52, 115, 241. Gevoelen in het stuk der zaligheid, 54. Zeggen nopens zijne of Uitenbogaarts bekeering, 55. Tegenstand tegen de Contraremonstranten, 68, 117. Bemoeijingen met A. Vencator te Alkmaar, 209. Gesprekken
|
| |
| |
met Arminius, 227. Adviesen aan de Remonstranten, 228. Schelden der predikanten, 250. Begunstigen der papisten, 40. Beloften over de oefening der Roomsche religie, 66. Gesprek met de predikanten over de redenen des oorlogs, 42. Gevoelen over de kerkelijke ordonnantiën, 42. Meening over het verschil tusschen de staten en den koning van Spanje, 48, 189. Oordeel over de nationale synode, 239. Gesprek met Taurinus, 252. Verhindering van het houden eener prov. synode, 57, 120, 244. Adviesen in Frankrijk en Engeland tegen een nationale synode, 59. Schrijven aan Caron, 225, 227. Handel met Caron, 255, 260, 262. Voorstaan van Vorstius, 153, 253. Remonstrantie, 156. Verwijt aan die van Amsterdam wegens het gebeurde in 1571, 163. Tegenstand tegen eene Westind. Comp., 72. Bemoeijingen tegen de O.I. Comp., 76. Voorslag om te 's Hage eenige personen van het bed te ligten, 81. Gevoelen over de qualiteiten van een procureur-generaal, 82. Communicatien met den graaf van Bassigny, 106. Gezegden over het verlaten van Oostende door Spinola, 106, 214. Bezitten van Spaansche pistoletten, 124, 134. Ontvangen van gelden van Spinola, 125. Geschenk van den koning van Frankrijk, 126, 133 sqq. Kennis aan de pogingen van pater Neyen, 211, 231, 243. Gezegden in tegenwoordigheid van burgemeester Berk, 234, 236. Pogingen tot vredehandeling, 179, 235. Instructie aan Langerack, 103, 109 sq. Verklaring over de magt van het land in 1587, 140. Verklaring aan Buzanval, 141. Last ter reductie der interessen van gelden ten laste der generaliteit, 155. Genegenheid voor den prins van Oranje (Philips Willem), 174. Correspondentie met Brussel, 178. Gunstig oordeel over den koning van Spanje nopens Portugal, 180, 236. Bemoeijingen om den prins gouverneur te maken, 11. Verzoek aan Grotius ten aanzien der souvereiniteit van prins Willem, 109, 166. Goede gezindheid voor Z.E., 109, 166. Gesprek met Z.E. in Aug. 1617, 109 sqq. Voorstel tot verandering der re- |
| |
| |
gering, 109, 166,
218. Handelingen mot Jeannin, 146. Onderhandelingen in Engeland, 159. Beschuldiging tegen Z.E. over de souvereiniteit, 165. Pogingen tot vermindering der magt van Z.E., 168. Handelingen met den marquis van Rhony, 175. Weigering aan Z.E., 217. Gesprek met Z.E. en graaf Willem, 218. Voorstaan van de afgezette regering van Nijmegen, 83. Voorstaan van den graaf van Kuilenburg, 84, 118, 173. Pogingen om Z.E. van zijne reis naar Nijmegen aftetrekken, 186, 288. Oordeel over het verzetten der regering door Z.E., 87, 289. Redenen om zich daarmede te bemoeijen, 88, 292. Omgang met Z.E., 89. Verhindering van ondersteuning van Wesel in 1614, 97, 98. Verhindering om het leger te veld te brengen, 99. Verblijf op het huis te Teylingen, 107. Verblijf te Vianen, 116. Communicatien te 's Hage met van der Myle, 108. Advies nopens de patenten van het krijgsvolk, 108. Advies over het houden van vreemde soldaten, 114. Ongenegenheid jegens de beschadigde kooplieden, 118. Adviesen over de Fransche soldaten en de synode, 119. Zijne handelingen en die van v.d. Myle in Frankrijk, 170. Politieke loopbaan, 126 sqq. 179. Dienst als advokaat van Holland, 185. Verzoek om ontslag, 186. Voornemen om ontslag te vragen, 114 sqq. Vragen om schrijfmiddelen, 184. Vijanden onder de regters, 208. |
Oostindische Compagnie, 76. |
Oranje, Philips Willem van, 174. |
Ordonnantien, kerkelijke, 42. |
Papisten, begunstigen der, 40, 66. |
Patriotten, 71. |
Pistoletten, Spaansche, 124, 134. |
Place, frans van, 177. |
Privilegien, 150. |
Puriteinen, 250. |
Regters, Oldenbarnevelt verlangt te zien hunne commissic, en betwist hunne bevoegdheid, 7, 183. Zijne vijanden on- |
| |
| |
der hen, 208. Geen voorbeeld van dergelijke procedure, 189. |
Religie, souvereiniteit in de, 42, 149, 199, 247, 250, 262. Regt om verandering daarin te maken, 45, 243. Gezag over haar, 48, 189. Presentatie gedaan in 1595 en 1602, nopens haar, 196. Objectien tegen de souvereiniteit daarin, 196. |
Remonstranten, O's voorstaan van hen, 24, 116. Hunne voorgangers tijdens prins Willem, 36. Invoering hunner gevoelens voor hun onderzock, 48, 181. Twisten, 53, 115. Adviesen aan hen, om zich tot de staten te wenden, 228. Hunne remonstrantie, 229. De vijf artikelen van hen, 254. |
Remonstrantie der remonstranten, 229. Van Oldenbarnevelt, 156. |
Resolutie van 4 Augustus 1617, 264, 270. Haar opening aan Z.E., 265, 267, 268. |
Rhony, marquis van, 175. |
Ridderschap, 69. |
Rosaeus, 39. |
Scheldnamen van het krijgsvolk, 194. Der Remonstranten en Contraremonstranten, 55. |
Schutters van Leiden, 80. |
Schutterijen, verandering van haar eed, 293. |
Synode nationaal, protest der drie provincien tegen haar, 49, 122, 281, 283. Verhindering van het houden daarvan, 57, 120, 244. Adviesen van Frankrijk en Engeland daartegen, 59. Overstemming in de staten daarover, 120, 251, 254. Brief van den koning van Engeland voor haar, 253. O's advicsen te Utrecht daarover, 119. O's oordeel over die van 1581 en 1586, 239. Houden daarvan, 50, 121, 230, 243, 248. |
Steden, verbindtenis van acht, 63, 139, 270, 275, 276. Verzekering, 65. Oneenigheid tusschen de steden van Holland, 271. Procuratie op de gedeputeerden van 14 Mei 1618, 61, 164, Uitzetten der burgers, 78. |
| |
| |
Spinola, 106, 214, 125. |
Taurinus, predikant, 252. |
Teilingen, huis te, 107. |
Uitenbogaart, bijeenkomst bij hem tot afdanking der waardgelders, 16, 210. Draagt kennis van de Hollandsche bezending naar Utrecht, 20. Bekeering, 55. Gesprekken met hem over de opdragt der souvereiniteit, 221. Zijne bemocijingen over Wezel, 102. |
Unie van Utrecht, 46. Sommige punten niet algemeen aangenomen, 191. |
Utrecht, bezwaren van, 30, 31. Houden van Z.E. buiten Utrecht, 91, 293. Gebeurde in 1610, 301, |
Veneator, A., 209. |
Vianen, 116. |
Villebon, vrouwe van, 69. |
Vorstius, 153, 253. |
Waardgelders, besluit tot hunne aanneming, 8. In Holland en Utrecht, 9, 146, 296, 305. Pogingen om hen tot last der generaliteit te brengen, 147, 306, 307. Woerden daarmede bezet, 148. alsmede Schoonhoven, 148, 298. Hunne betaling aldaar, 148, 309. Hunne afdanking te Utrecht in Junij 1618, 13. Gezegden van v.d. Laan over het casseren, 178. |
Weegschaal (de), 59. Beletten der publicatie van het plakaat tegen dat blad, 60, 157. |
Wesel, 97, 98, 101. |
Westindische Compagnie, 72 |
Zuylen van nyevelt, Jr. Frederik van, 72. |
|
|