Berigten van het Historisch Gezelschap te Utrecht. Deel 1
(1846-1848)–Anoniem [tijdschrift] Berigten van het Historisch Gezelschap te Utrecht–
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Algemeene Geschiedenis der Nederlanden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Over de benoemingen tot den Raad van State, bij de komst van den aartshertog Matthias.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
te Antwerpen aanstonds eens; zoodat er met gemeen overleg eene voordragt ontworpen werd uit de volgende personen, bestaande:
De beide laatsten als secretarissen; waarbij tevens bepaald werd, dat de stadhouders der provincie in dezen nieuwen raad van state zouden zitting hebben. Met die opgave in de hand, en bovendien voorzien van een schriftelijk advies des prinsen, rapporteerde de commissie in de vergadering van den 20. Dec. 1577. Reeds den volgenden morgen kwam men tot een besluit; doch hoezeer men op de gedane voordragt en het advies van Zijne Excellentie gedelibereerd had, viel de benoeming volgender wijze uit:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Voorts Asseliers en Sille met 12 en 7 stemmen, tot secretarissen, mits zich ontdoende van alle andere ambten en bedieningen. Bondam, IV. 209. 210. De heer Groen, Archives, VI. 272, geeft eene andere, in kleinigheden eenigzins verschillende lijst, als resultaat der keuze van 21 December. Ook daaruit blijkt, dat de zoo even genoemde personen werkelijk benoemd werden, en voorts, dat men, wel is waar, eenige acht had geslagen op Maroiles, Aldegonde, Steenbeke en Liesfelt, die de prins had doen voorstellen; doch dat er vóór den eerste slechts acht, vóór den tweede slechts zeven, en vóór den derde en vierde niet meer dan zes stemmen gevallen waren. De gouverneur van Antwerpen, heer van Liedekercke en Heule, had ééne stem bekomen, Grobbendonc vier, en Hembyse zes. Behalve deze teleurstelling, leverde die zelfde benoeming ook nog eene tweede op, aangezien Sasbout, Pieter de Beveren, Havrech en Champagny, allen leden van den vroegeren raad van state, buiten goedvinden des prinsen waren ingekozen. Bedriegen wij ons niet, dan bewijst deze gansche toedragt van zaken, dat de prins bij de algemeene staten meer ontzien dan bemind was, en geenszins dat algemeen vertrouwen genoot, waarvan de geschiedschrijvers gewagen; teregt schreef dan ook een brusselsch berigtgever aan den prins van Oranje: Die ghenade en vreede sy met uwer voerstel. ghenaede, die u becrachtighe wille met wijshede en voersichtichijt; opdat, die nu uit noot u vrintschap versoeken Uwer Excell. niet te seer en doen ontwapenen; daerom houdet vast dat Uwe Excell. heeft ende noch verkrigen cont; want die uwe vrinden schynen te syne, die souden haest een oorsaeke vinden, om haer eygen profijt, ofte om haer heerelicke hoochijt, van uwen viant te woerden, en soe door den ouden haet U Exc. met alle vrunden onderdrukken. - En wat verder: Daerom sijt voersichtich op allen, die noch governeren, maer op die ghemeente mochdi vast betrauwen, die u bewaren souden ghelick den appel haerder ooghen, sunder- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
linge die van Brussel, die nacht en dach nae U Exc. verlangenGa naar voetnoot(1). Het is waar, Maroiles, Aldegonde, Steenbeke en Liesfelt werden den 29. December insgelijks benoemd; maar die benoeming bewijst, naar ons inzien, nog geenszins voor dien altijd toenemenden invloed des prinsen, waardoor zijne vrienden als van zelve in den raad van state kwamen. Evenwel zegt de heer Groen: on ne sait trop par quelle voie il parvint à ce but. Welnu dan, dien weg meenen wij gevonden te hebben, en wel in de eerste plaats door de aanwijzingen, die ons de Archives aan de hand deden. Wij stellen dus, dat de prins van Oranje, die in Brussel eene bezetting had onder den kolonel van den Tempel, zijne oogmerken, met behulp der brusselsche volkspartij, behendiglijk bereikt heeft. Deze volkspartij, die door de zoogenoemde Achttienen vertegenwoordigd werd, beminde hem als den appel harer oogen, en werd aangevoerd door Cornelis van der Straten, bevelhebber der burgerij, en als zoodanig de ziel van tachtig vaandels. Zoo wel van der Straten, als Heze, de bekende overste der staten benden, gingen aan den leiband van Joh. van der Linden, abt van St. Geertrui, en deze wederom stond met den prins in onafgebroken briefwisseling, eene briefwis- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
seling, die slechts voor een zeer klein gedeelte in de Archives V. 445. V. 465. V. 480 voorkomt. Die stukken evenwel zijn voor ons tegenwoordig oogmerk voldoendeGa naar voetnoot(1), want ook daaruit laat het zich vermoeden, dat de prins, steeds corresponderende met de abten van St. Geertrui en Maroiles, hun insgelijks over de inrigting van den raad van state zal geschreven hebben, wel wetende, dat beide deze listige prelaten de heeren staten generaal volkomen in bedwang hadden, en voor de Achttienen lieten beven. Dan wij behoeven bij geene gissingen en gevolgtrekkingen, hoe gegrond ook, stil te staan, en kunnen, met een' onuitgegeven brief, niet alleen het bekende toelichten, maar tevens onze stelling tot eene hooge mate van waarschijnlijkheid opvoeren. Deze brief is van den prinsGa naar voetnoot(2), gedagteekend uit Antwerpen 25 Dec. 1577, en loopt bepaaldelijk over de keuze van den 21sten, waarmede Zijn Excell. in geenen deele te vreden was; verre van daar, hij beschouwt die handeling der algemeene staten als aanleiding gevende tot soupcons et mescontement qui sont les commenchemens de desordre, en die desordre had hij met Heze, door wien de vorige staatsraad was vastgezet, met van der Straten en met de mannen van achttienen volkomen in zijne hand. Met de commissie schreef de prins, meen ik, te Antwerpen een' anderen voet beraamd te hebben; hij had personen aangewezen, que nous estimions estre douez de prudence pour | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bien conseiller et recogneue pour bons patriotes, en die personen, zegt hij, zouden aangenaam geweest zijn aan al het volk. Nu daarentegen had men zijne vrienden op zijde geschoven, en, behalve den raadsheer de Beveren, nog andere personen aangesteld, qui font ouverture a toute deffiance que pourroient avoir les estatz de Hollande et Zelande et moy avecques eulx. Zoo zeer zelfs, dat de prins, wel verre van aan eenigen persoonlijken invloed op de algemeene staten te denken, zich veeleer voorstelde, dat er eene trame perilleuse had plaats gegrepen. Hij verlangt derhalve, dat er nog eenige personen, van zijne zijde, tot den raad van state benoemd zullen worden; want anders zou de nieuw gekozen raad, zelfs met de beste bedoelingen en verrigtingen, geen genoegen kunnen geven in Holland en Zeeland. De prins betoogt verder, dat niet Holland en Zeeland tegen de pacificatie gehandeld hadden, maar dat veeleer de laatste benoemingen der algemeene staten een' inbreuk maakten op het verdrag, aangezien men, de handhaving der catholyke religie tot voorwendsel nemende, geweigerd had, de recevoir ung des nostres au conseil de son Alteze. Die ung des nostres was Marnix, waar het voornamelijk om te doen viel. Daar het bovendien onbetwistbaar moest wezen, of Holland en Zeeland hadden regt, om in den raad van state vertegenwoordigd te worden, begreep Zijne Excellentie, dat men, op geene goede gronden, den heer van Aldegonde kon afwijzen; eensdeels, omdat de staten generaal zelven hem naar Brussel geroepen hadden, ten einde zich van zijnen raad te bedienen, en anderdeels, omdat het bezwaar, tegen Marnix met eenigen grond te maken, ook gelden zou ten aanzien van alle anderen, die voor Holland of Zeeland konden opkomen. Zoo men derhalve den heer van St. Aldegonde voorbijging, dan bleef er ouverture de deffiance. De prins verlangt dus, dat de abt van St. Geertrui zich aan de zaak zal laten gelegen zijn, en de vergadering van haar besluit doe terugkomen, om zich vervolgens stiptelijk te houden aan het voorstel, met de commissie te Antwerpen in der minne beraamd. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Op dit schrijven volgde aanstonds de reeds besprokene benoeming van Maroiles, Aldegonde, Steenbeke en Liesfelt, en in zoo verre triumpheerde de prins, maar niet anders dan door tusschenkomst van St. Geertrui, die dus de voie was par a quelle il parvint a ce but. De prins kwam derhalve waar hij wezen wilde, door medewerking van Johan van der Linden, denzelfden prelaat, die den vorigen raad van state had doen aanhouden, en slechts een' wenk had te geven, om de volkeren, zoo als men te Brussel spreekt, in volle beweging te brengenGa naar voetnoot(1). Maar, hoezeer de prins slaagde, bereikte hij slechts gedeeltelijk zijn oogmerk; want bij het besluit ten voordeele van Marnix c.s. verstond men tevens, om Sasbout, van Beveren, Havrech en Champagny in den raad van state te handhaven. Wat meer is, de staten benoemden zelfs Champagny tot hoofd der finantien, en zulks ter vervanging van Barlaymont. Om evenwel zoo verre te komen als men gekomen was, schijnt de abt van St. Geertrui, met verwerping der hoofdelijke keuze, eene herstemming, en wel provinciegewijs te hebben voorgeslagen, waar echter eenige afgevaardigden zeer tegen waren, bewerende volkomen gezind te zijn, om misslagen te verbeteren, maar geenszins nog gemagtigd te wezen, om op een vroeger besluit terug te komen. Het gevolg was, dat men de zaken moest plooijen, en er, behalve de leden van den ouden staatsraad, nog een paar Walen behendiglijk werden ingestoken. De benoemingen waren toen als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Mechelen en Vriesland namen genoegen met de schikking der meerderheidGa naar voetnoot(1), en over de secretarissen, die echter in dienst kwamen, werd geen woord meer gesproken. Die secretarissen, gelijk wij hier boven gezien hebben, waren door 's prinsen voorstel in aanmerking gekomen, doch Champagny, als bestuurder der geldmiddelen, beviel hem maar half; Sasbout, Beveren en Havrech bevielen hem in 't geheel niet, en even weinig de vrienden uit Rijssel en Orchies, te meer nog, daar de waalsche partij, door deze wijze van doen, en ondanks de benoeming van Marnix en anderen, evenwel de overhand behieldGa naar voetnoot(2). Voorzeker, de prins heeft naderhand gelegenheid gevonden, om zijne vijanden te verwijderen, maar daarom nog was zijn persoonlijke invloed bij de algemeene staten van 1577 nog geenszins zoo | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
groot, als de heer Groen, ter aangehaalde plaatse, veronderstelt. Men denke slechts aan de moeite, die het inhad, om als Ruwaard van Brahand bevestigd en als algemeen stedehouder van Matthias benoemd te worden, en in waarheid, zoo Maroiles en St. Geertrui, zoo de goede mannen van Brussel het niet krachtig begeerd hadden, de heeren staten generaal zouden het niet gedaan hebben.
Monsieur le prelat. Jay receu hier bien tard voz lettres du XXIIIme du present, quy faict que je ny ay peu respondre sitost que vous le desirez et que la matiere semble bien le requerir. Je vous remerchie de la continuation de vostre bonne amitie et des ouvertures que vous mescripvez, quon vous a faictes, esquelles toutesfois je trouve quelques difficultez: car ayons ung tel ennemy sur les bras que nous avons, quy oultre les grandz forces qu'il assamble, pour le plus grand avantaige quil peult esperer cest de nous veoir desjoingz et desuniz. De nostre part nous nous debvons daultant plus esvertuer a nous tenir bien uniz en voluntez et en courraiges; or il ny a rien en ce temps et ne peult avoir, quy donne tant doccasion de soupeons et mescontentement (qui sont les commenchemens de desordre) que de suivre ce que par aulcuns a esté nouvellement practicqué a Bruxelles sil avoit lieu, et me samble que estans dernierement icy assamblez, nous avions prins vng bon pied touchant ceulx, quy doibvent assister au conseil de son Alteze, choisissans que nous estimions estre douez de prudence pour bien conseillier et recogneuz pour bons patriotes, pour lever toute soupcon et deffiance et donner tout contentement au peuple. Mais ceulx quy les veuillent repoulser, pour en substituer d'aultres que vous nommez en voz lettres, et dadvantaige du conseillier Bevres, du quel vous ne parlez poinct, font ouverture a toute deffiance que pourront avoir Messieurs les Estatz de Hollande et Zelande et moy avecqnes eulx, quon ne nous ourdisse tousiours quelque trame perilleuse, comme on a faict par cydevant au conseil du Sr. Don Jehan; pour a quoy obvier ny a moyen plus convenable que quelcun des nostres est admis au Conseil de son Alteze; car sy tous les nostres en sont rejectez encoires que le reste de la compaignie addressa tous ses conseils a sy bonne fin quel ny auroit rien a reprendre quant ilz seroient bien examinez; sy est ce que pour cela on ne pourroit empescher pluisieurs, et nommement ceulx de Hollande et Zelande, de penser quelque chose de maulvaix, qui ne pourroit a la longue quangendrer beaucoup de maulx et inconveniens, et non seullement les subjectz de ces pays auroyent juste occasion de ce faire, mais aussy noz voizins lesquelz comme il est vray semble regardent de prez a toutes noz actions, nauront pas grande occasion de sasseurer de nous quant ilz entendront que l'on ne veult recepvoir aulcun des nostres au conseil de son Alteze, tellement que par | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
une telle conduicte daffaires nen peult arriver que division en ces pays, et pour le regard de noz voisins et amys qualienation de volontez, joinct que desja on leur a aulcunement refroidiz; Je vous laisse a penser que pourroyent faire ceulx qui ouvertement nous vouldroyent nuyre, quant mesmes telz inconveniens nous sont amenez par les nostres, qui pour le moings ne se peuvent excuser que leur conseil et intention ne soit trop partial en cest endroict; car quant a ce quon vous allegue la paix de Gand tant s'en fault que de nostre part nous y centrevenions, quau contraire ceulx qui prennent ce fondament vont tout au contraire de lade pacification. Car pour raison de la promesse qui a este faicte dentretenir la religion catholicque romaine et ny contrevenir jusques aux estatz generaulx, nous ne pouvons estre accusez d'y avoir contrevenu, ny aussy recepvoir vng des nostres au conseil de son Alteze nest pas allé allencontre, mais ne nous vouloir recepvoir est manifestement contraire au second article de la pacification de Gand, quy est tel. Et suivant ce promectent lesde Estatz de Brabant et ensemble le de Sr. Prince estatz de Hollande et Zelande, avecq leurs associez dentretenir doresenavant en bonne foy et sans dissimulation et par les habitans des des pays faire entretenir ferme et inviolable paix et amitie, et par ainsy assister lung laultre en tout temps et a toutes occurrences, dadvis, conşeil et de faict, et y employer corps et biens, etc. Or il est certain que nous rejecter du conseil est clairement contrevenir a cest article, auquel expressement il est diet, que nous debvons assister lung laultre dadvis et du conseil, car en quel lieu pouvons nous mieulx assister de conseil qu'au conseil de son Alteze; quant aussy a ce quon vous diet que ceulx d'Hollande et Zelande ne prennent aultre que de leur religion, ceulx qui disent telles choses sont tresmal informez. Car nous navons faict aulcune difficulté den recepvoir d'aultres et leur commectre les principalles charges es villes de consequence, comme de Leyden et aultres, voire quant nous les avons cognuz estre, bons patriotes; quant a Monsieur de Ste. Aldegonde il ny a aulcune raison de le refuser; quant il ny auroit aultre chose sinon que messieurs des Estatz luy ont escript plusieurs fois et sollicite expressement de venir a Bruxelles, pour leur ayder de son bon conseil et advis, nonobstant les excuses par luy proposées en plaine assamblee. Maintenant ne samble pas beaucoup raisonnable aprèa lavoir appelle, de le rejecter pour des raisons sy mal fondees. Car encoires que nous en nommerions vng aultre, comme il est necessaire en avoir quelcung pour les raisons susdis, les mesmes raisons sur lesquelles on se fonde pour rejecter mons. de Se. Aldegonde serviroient aussy pour rejecter tout aultre, et pourtant louverture de diffiance demeureroit tousjours. Cela faict que je ne puis aulcunement changer de ladvis que nous avons prins ensemble, voyant combien il est vtile et le. contraire dommaigiable, que sy vous considerez bien ce quon doibt aux Estats de Hollande et Zelande quy ont tant travaille par cydevant pour le bien du pays, et quy a present ont | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
leur part aux charges et contributions comme les aultres, on ne peult moint faire que de les gratifier en cela, veu mesmes les inconveniens qui aultrement en peuvent arriver. De ma part monsieur, le prelat comme j'ay tousjours cognu que vous avez marché d'ung bon pied pour la delivrance bien et repos de ce pays, aussy tant que je puis, je vous prie de vous employer a ce que ceste maulvaise ouverture ne soit poinct faicte quy pourra amener après soi pluisieurs maulx, et au contraire, sy on suyt le conseil que les aultres Srs et moy avons prins, par resolution commune, jespère que ce sera pour le bien du pays et pourtant mieulx entretenir la bonne union et intelligence quy doibt estre necessairement entretenu entre nous. Et a tant apres m'estre recommandé affectueusement a vostre bonne grace, je prieray Dieu vous donner Monsieur le prelat en santé, bonne et longue vie. Escript en Anvers ce XXVme jour de Decemb. 1577. A Monsieur Mons. le Prelat de St. Gertruyde. Vostre bien bon amy a vous fère service (signe) GUILLE. DE NASSAU. |
|