stand is zoo verschillend, dat het waanzin ware aan een echtverbintenis te denken; wat zou het hof, wat de keizerin zeggen?’
‘Catharina is grootmoedig; ik zal mijn hart voor haar uitstorten als voor eene moeder, zij zal den uitverkorene met den tooverstaf van hare genade aanraken en.....’
De deur van het salon ging open. ‘Luitenant Lafont!’ meldde de gepoeierde lakei. Een vergenoegde blos overtoog de fijne trekken van Feodora, toen haar vader last gaf den aangemelde binnen te laten. Eenige oogenblikken daarna verscheen de jonge offieier.
Hoogst eerbiedig, hoewel met ongedwongen houding, begroette hij den vorst en het jonge meisje.
‘Gij komt als geroepen, luitenant,’ nam de vorst het woord op; ‘er was juist van u sprake. Feodora wenschte dat gij de eerste zoudt zijn, die het nieuws vernaamt.’
De jonge soldaat bloosde als een jong meisje.
HET OVERBRENGEN DER RUSSISCHE KROON-INSIGNIËN NAAR MOSKOU.
Kroon van czaar Iwan Alexeiewitsj.
Kroon van czaar Peter den Groote.
Kronen van den czaar en de czaritza, schepter, rijksappel en St-Andreasketen.
‘Prinses Feodora is wel goed,’ zegde hij met een buiging, ‘en het is hoogst vereerend voor mij...’
‘De keizerin is voornemens Feodora uit te huwelijken, en heeft haar den graaf Paninsky tot echtgenoot voorgeslagen.’
Het verbleeken van den jonkman, het sidderen van zijn geheele lichaam waren voor het ervaren oog van den vorst even zoovele bewijzen, dat Feodora de waarheid gezegd had.
‘Inderdaad,’ bracht de officier met moeite uit, ‘dat is een zeer verrassend... een zeer onverwacht nieuws.’
Hij drukte de hand op zijne borst als wilde hij de pijn stillen, die zijn hart als een gloeiend ijzer doorpriemde.
Feodora waagde het niet met mond of met blik het medelijden te kennen te geven, dat zij met hem gevoelde en dat nochtans haar gemoed met vreugde vervulde.
De vorst hield zich als had hij geen vermoeden van hetgeen er in den boezem des jonkmans omging en vervolgde aldus:
‘Ik zou gaarne uw oordeel over Paninsky vernemen, die u door uwe kameraden bekend moet zijn; wilt gij mij naar mijn kabinet vergezellen?’
‘Vergun, dat ik mij verwijder, lieve vader,’ verzocht Feodora. ‘Het is het uur waarop ik gewoon ben mijne bevelen aan den majordomus te geven.’
Na een kus op de hand des vorsten gedrukt en Alexis een vriendelijken afscheidsblik toegeworpen te hebben, verliet zij het salon. De beide mannen bleven alleen.
Alexis verbrak het eerste de stilte. Hij naderde den vorst en zegde op gejaagden, bevenden toon:
‘Gij wildet mijne meening over den jongen graaf Paninsky weten, vorst Orlowitsch? Welnu! ik zal ze u rondborstig zeggen; al zou het de czarin vernemen, die hem gedeeltelijk ter wille zijner familie, gedeeltelijk verblind door zijn innemend uiterlijk, in hare bescherming neemt; al zou het mij mijne betrekking, mijn leven zelfs kosten, het komt er niet op aan: indien ik prinses Feodora behoeden kan voor het ongeluk om de gemalin van Paninsky te worden, breng ik alles blijmoedig ten offer. De jonge graaf is een boezemvriend van luitenant Gregorowitsch, dit zegt genoeg. Maar Gregorowitsch rekent het niet der moeite waardig zijne neigingen voor de wereld te verbergen, terwijl Paninsky daarentegen, aan al zijne schandelijke hartstochten den vrijen teugel vierende, zulks in het geheim en met de noodige omzichtigtigheid doet.’
Vermoeid van het driftige spreken, zweeg Lafont.
‘Gij windt u Onnoodig op, mijn vriend,’ antwoordde de vorst glimlachend; ‘ik zou haast denken, dat er eenig eigenbelang bij uw afkeurend oordeel over Paninsky in het spel is.’
Lafont kleurde.
‘Vorst, ik.....’
‘Gij zijt een rechtschapen jonkman,’ viel Orlowitsch hem in de rede, ‘en uw oordeel stemt met het mijne en dat mijner dochter overeen; Feodora heeft echter nog een bijzonderen grond om Paninsky niet tot echtgenoot te willen: haar hart is niet meer vrij, het heeft een man gekozen, die haar voor de beleedigingen van een woesteling beschuttte, een man die edel genoeg denkt om het onderscheid van stand in het oog te houden en de gastvrijheid van een voor hem geopend huis niet te misbruiken. Kortom, Feodora Orlowitsch, mijne dochter, is u, Alexis Lafont, van ganscher harte genegen.’
Alexis was als versteend; het was hem als hoorde hij de stem des vorsten uit de verte, als kon het slechts een begoocheling zijn, die hem zooveel geluk verkondigde.
‘Mij,’ morde hij met trillende stem, ‘mij, den armen, onbekenden Lafont? Neen, neen, het is slechts een droom, die mij misleidt, een zoete droom.’
‘Herstel u, jonkman, het is de waarheid, die ik u verkondig,’ zegde Orlewitsch ernstig. ‘Dat voorhands aan een echtverbintenis niet te denken valt, zult gij begrijpen; maar ik zal u bij de czarin aanbevelen; Feodora zal voor de verheven gebiedster haar hart blootleggen en Catharina's hand zal de beletselen uit den weg ruimen, die den luitenant Lafont van mijne dochter scheiden. Tot aan dat tijdstip is mijn huis niet voor u gesloten; ik weet dat ik genoegzaam op uw bescheidenheid rekenen kan om niet bevreesd hoeven te zijn, dat gij door een ontijdige openbaarmaking van het tusschen ons besprokene, het vertrouwen zoudt schenden dat ik in u stel.’
‘En dat ik mij waardig zal maken,’ riep de jonkman met vuur uit. ‘Zend mij voor den dienst der czarin in het midden der gelederen van den vijand, opdat ik met mijn bloed de eer koope, die men mij waardig keurt.’
‘Er zal u wel gelegenheid gegeven worden om het vaderland te dienen,’ zegde de vorst ernstig; ‘maar zeg eens, is dan het heilige Rusland uw vaderland? Uw naam klinkt Fransch en indien ik mij niet vergis, hoorde ik u eens van uwe kindsheid spreken, die gij in de nabijheid van Parijs hebt doorgebracht.’
‘Zoo is het ook, mijn vorst,’ antwoordde Lafont; ‘in Frankrijk bracht ik mijne jeugd door aan de zijde van een man, wiens naam ik draag, dien ik liefheb en vereer als een vader en nochtans is Frankrijk het land niet, waaraan mijne ziel hangt, nochtans is die man mijn vader niet.’
‘Gij spreekt in raadsels; verklaar u nader.’
‘Reeds als knaap,’ begon Lafont, ‘boezemde alles, wat Rusland betrof, mij belang in. Naast mijne voorliefde voor den soldatenstand vormde de studie der russische taal, letterkunde en geschiedenis mijne hoofdbezigheid; het plan om soldaat te worden in russischen dienst stond onwankelbaar bij mij vast, en de goede Lafont, dien ik vader noemde, liet mij begaan, daar hij mijn besluit niet vermocht te doen veranderen. Ik was negentien jaar oud, toen ik mijne militaire studiën volbracht had. In het Iyceum was ik met den zoon van den russischen gezant bekend geworden; hij deed voor mij een goed woord bij zijn vader en door tusschenkomst van den invloedrijken man bekwam ik een vaandrigsplaats in een der infanterieregimenten van Hare Majesteit de keizerin. Op den vooravond van mijn scheiden van mijn geliefden pleegvader voerde deze mij in zijne kamer; hier vertrouwde hij mij toe, wat ik reeds lang vermoed had: dat hij slechts mijn pleegvader en zijn mij gegeven naam slechts een geleende was; hij deelde mij mede, dat ik ouderloos op de wereld stond en niet voor mijn vijf en twintigste jaar den naam en den stand mijner ouders vernemen mocht. Maar hij deed mij plechtig beloven, dat ik hem in elke gewichtige omstandigheid, die mijne toekomst betreft, onmiddellijk bericht zou zenden, vooral, voegde hij er bij, wanneer het een huwelijk betrof en daarbij trots of vooroordeel den eenvoudigen burgerlijken officier hinderlijk zijn zou.’
‘Ha! dat is een heele roman,’ sprak de vorst lachend, ‘en wie weet of niet onder het masker van den luitenant Lafont een vermomde prins steekt, wiens verwantschap zich vorst Orlowitsch tot eene eer moet rekenen. In ieder geval zal deze geschiedenis u in de oogen der czarin interessant maken, Catharina houdt van het geheimzinnige. Nu echter,’ voegde hij er opstaande bij, ‘roept mij de dienst. Tot weerziens, mijn jonge vriend; bewaar het stiptste stilzwijgen omtrent uw verloving, tot de dag aanbreekt, waarop wij ze openlijk kunnen bekend maken.’
Hij reikte den jonkman de hand, die Lafont eerbiedig aan zijne lippen bracht.
(Wordt vervolgd.)