Rubens beoordeeld.
Al wat den grooten meester betreft, boezemt den Vlaming belangstelling in. Niet alleen heeft deze eerbied voor den kunstenaar, maar ook voor den mensch; want Rubens leven was vrij van smetten, vrij van ongeoorloofde betrekkingen; hij was een katholiek burger, die 's morgens trouw ter Misse ging en niet oversloeg zijne congregatie te bezoeken.
Zijne huishouding was op een hoofschen voet ingericht; maar, zegt Busken-Huet, de gulle gastheer en prinselijke kunstminnaar was tegelijk zulk een goed financier, dat toen hij betrekkelijk onverwachts, en vóór zijn tijd, door den dood werd weggenomen, alleen de vendutie zijner verzameling schilderijen, marmers, ivoren en goud- of zilverwerken, eene som opbracht, die in onze dagen gelijk zou staan met een millioen.
Man van den ezel, was hij een ware werkezel; van den ochtend tot den avond bezig, arbeidend (gelijk hij het noemde) voor zijn brood. Maar de kamergeleerde met het penseel was tegelijk een geoefend ruiter en had vier of vijf verrukkelijk schoone paarden op stal.
De geschiedenis meldt niet of zijne echtvriendinnen, bij al het andere waarin zij als goede moeders en goede chatelaines uitmuntten, ook de kunst van praten en breien verstonden. Wat hem betreft, hij kon rijden en omzien. Onder het schilderen liet hij zich voorlezen; en voor zijne teugellooze verbeelding, die met al de rijken der natuur ook een aantal wereldrijken, de geheele geschiedenis en twee of meer godenleeren omvatte, zocht hij voedsel in de schijnbaar droge kwartijnen van Seneca en Plutarchus.
Hij verstond zeven talen en sprak en schreef er vier. Maar hij wist ook in alle vier, wanneer het pas gaf, te zwijgen: en niet slechts voor eene poos, maar levenslang. Aan polemiseeren deed hij niet. ‘Onderscheid u,’ was een zijner lijfspreuken, ‘onderscheid u en het wemelt van benijders; overtref u zelven en gij zult hen doen verstommen.’
Om in de literatuur voorbeelden te vinden, die de vrijpostigheid van zijn schildertrant evenaren, moet men aan Shakespeare, Molière, Byron of Heine denken. Geen onbewolkter, geen zonniger bestaan dan het zijne, of het moest dat van Goethe wezen. Onafhankelijk als Michel-Angelo, populair als Rafaël, veelzijdig als Da vinci, voorspoedig als Titiaan, kaders als die van Tintoretto, lustig invullend met kleuren als die van Veronèse heeft het zondagskind, Rubens, eene zestigjarige loopbaan mogen vervullen, zoo genoegelijk en zoo schitterend, als op aarde aan slechts enkele uitverkorenen ten deel valt.