De eed der zeven handen.
In de Geschiedenis van Dworp, door Leopold Everaert en Jan Bouchery uitgegeven, vinden wij de volgende wetenswaardige rechtspleging:
‘Bij aldien iemand de betaling eener schuld eischt en de schuldenaar overleden is, dan moet de schuldeischer het bewijs leveren van hetgeen hij tegoeds vindt. Is hem zulks onmogelijk, dan moet hij voor het gerecht verschijnen met zes andere personen, van welke zich drij aan zijne rechte en drij aan zijne linke zijde plaatsen. Vervolgens knielt hij neder en zweert op de relikwieën der heiligen, dat zijn eisch gegrond is; zijne getuigen doen daarna op dezelfde wijze, doch twee ua twee: eerst de twee die het dichtst bij hem staan, dan de twee volgende en eindelijk de twee laatste. De eed noemde men die der zeven handen.’