Verschillende edelgesteenten.
Is de diamant helder wit, geel, rooskleurig (gelijk de Mogel) en ook blauw, de hyacinth is even hard als hij, doch nu eens wijnrood, dan violetrood, of wel rozerood; de saffier is lichtblauw of donkerblauw, en wordt ook wel eens lazuursteen genoemd. De spinel is groen, blauwrood, rood of heldergeel; de chrysoberyl is goudgroen en ros; doch hij heeft weinig glans, terwijl de zirkon, met eene donkerroode kleur, zeer vurig blinkt.
De smaragd is gewoonlijk grasgroen, soms blauwachtig of geelachtig groen. Alle zoogenoemde indische smaragden, zegt een artikel, zijn daar groene diamanten, chrysolieten en toermalynen. De beryl of aquamarin, ook eene soort van smaragd, is blauwgroen, zeegroen, heldergroen of blauw, ook wel eens geel, doch hij is niet doorschijnend. De topaas is heldergeel, soms rood, bïauw of withelder.
De toermalijn is bruin of zwart van kleur. De siberiet, een steen in dezelfde soort, is perzikbloedrood. De karbonkel, granaat of pyrope behooren tot de granaatsteenen en zijn rood, met blauwen schijn of soms bloedrood met geeligen glans. Geslepen gloeit de karbonkel als eene vuurkool. De chrysoliet is glinsterend en als olijfgroen gekleurd.
De turkoos is doorschijnend groenblauw en glanzend; de echte steen mag niet verward worden met de stukken mammoethstanden, die men soms in de kopererts, in Siberië, vindt en wier groene kleur in de open lucht vergaat. Zelfs de Bucharen maken soms turkoozen na, door de tanden van den mammoeth te kleuren.
De opaal, in de middeleeuwen waise (weeskind) genaamd, is melkwit met prachrige kleurspiegelingen. De ondoorschijnende noemt men half-opaal; deze is soms met zwarte, gele en bruine plekken en streepen doorteekend.
Verder komen de halve edelgesteenten en onder deze telt men de hemelsblauwe lazuursteen, de groene malachiet, de blauwe, groene en gele vloeispaat de waterheldere maansteen of labrador, de roode of rooskleurige rhodoniet, de barusteen en ten slotte de bergkristallen.