verklaring hem van wege den koning eene zekere hoeveelheid juweelen werd ter hand gesteld, op afkorting van de som.
De spaansche agenten waren er verder in gelukt, Lopez in een veel belangrijker komplot te wikkelen, namelijk in eenen aanslag tegen de koningin zelve. De doktor zou geantwoord hebben, dat hij te veel weldaden van de koningin ontvangen had om zich met dergelijk plan in te laten; doch hij gaf de samenzwering niet aan, omdat hij vreesde alsdan zijne wraak tegen Antonio niet te kunnen voldoen.
Wat de koningin betreft, Lopez waarschuwde deze echter in zeer onduidelijke bewoordingen; hij raadde haar aan tegen zekere ontwerpen op hare hoede te zijn; doch Elisabeth gaf er voor zoo veel acht op dat zij gestoord werd over het gemis van etiquette, waarmee Lopez in dit geval was te werk gegaan.
Gansch die samenzwering komt ons voor als op zeer losse schroeven rustende; overigens, de geschiedenis van de dagen der bloedige Elisabeth is doorzaaid met allerlei intrigues, valsche aantijgingen, valsche brieven, leugen- en lastertaal: waarom zou ook dit komplotje niet tot iets dergelijks behooren?
Het Argus-oog van zekere hovelingen had echter meenen te ontdekken dat er iets gesmeed werd en eindelijk viel aan Essex, die de zaak het hevigste doordreef, een brief in handen, waardoor twee personen uit Antonio's gevolg werden beticht, en een dezer was juist te gast bij Lopez. Van den gast viel men weldra op den gastheer.
De twee gevangenen beschuldigden inderdaad Lopez van medeplichtigheid, doch de koningin hechtte daaraan geen geloof en zelfs kreeg Essex eene duchtige les omdat hij den man had willen beschuldigen en zijne schuld niet kon bewijzen. Eene huiszoeking had inderdaad niets opgeleverd; geen snipper papier dat aanleiding tot de beschuldiging geven kon, werd door Essex in Lopez' huis gevonden.
Ongelukkig voor Lopez dreigde men hem op de pijnbank te zullen leggen, indien hij niet sprak; nu bekende hij dan ook kennis van de twee komplotten te hebben gehad, doch later verklaarde hij zulks alléén te hebben gezegd om aan de vreesselijke marteling te ontkomen.
De rechtbank, die Lopez oordeelen moest, was voorgezeten door zijnen vijand Essex; de beschuldiger wees er op dat hij een Jood, dus tot alles in staat was; de rechters noemden hem den lagen, den listigen, den gierigen, den omkoopbaren, den verdorven Jood. Hij werd dan ook ter dood veroordeeld, doch de koningin weigerde geruimen tijd het vonnis te onderteekenen. Slechts zeven weken later gaf zij op Essex's aandringen toe en Lopez werd te Tyburn opgehangen.
Aan den voet der galg wilde de veroordeelde spreken, doch het volk antwoordde met bitteren spot en men riep brullend in het rond: ‘hij is een Jood.’
Met den besten wil der wereld kunnen wij in dien Lopez den Shylock niet weervinden. Lopez kan Shakespeare aan eene Jodenfiguur hebben doen denken, doch dat Lopez voor Shylock als het ware geposeerd heeft, dat deze zijn model is geweest, nooit!
Shylock is eene volledige creatie, die al de hoedanigheden, slechte en goede, in zich bevat die den Jood van voorheen en nu nog kenmerken, en die algeheele vereeniging vindt men nooit in één enkel individu; Shylock is gansch die natie, in één greep saamgevat en dit op zoo machtige wijze als alleen een geniale geest gelijk Shakespeare was, doen kan. Van dat oogenblik, en in tegenwoordigheid van die reuzenschepping, wordt de figuur van een Lopez onbeduidend en zakt zelfs naar ons inzien, als model, teenemaal weg.