De Belgische Illustratie. Jaargang 14(1881-1882)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Waarom zij henengaan. Aan eene moeder. Waarom zij henengaan?... Och, staak dat spraakloos peizen, En van het leege steeltje, o moeder, hef uw oog Naar boven, naar de poort der eeuwge vreugdpaleizen, Wier voorhang troostend blauwt aan 's hemels blijden boog. Ach, zoo zij vlug en vroeg van de aarde henensnellen, Als vlindertjes een poos gewiegeld op den wind, Dan haasten zij zich om aan God te gaan vertellen Hoezeer uw moederhart op aarde hen bemint. Dan haasten zij zich om aan de englen te verhalen Van tranen, die hun oogje op aarde u schreien zag; Om, ver van smart en leed, uit 's hemels blijde zalen Uw ziel te troosten met hun kalmen vredelach. Dan haasten zij zich om een plaatse te bereiden, Waar moeder eenmaal rust, bevrijd van zorg en smart; Een troon vol heerlijkheid, waar zij, na 't korte scheiden, Voor eeuwig spelen aan uw jublend moederhart. O hoe zij naar dien troon onwelkbre bloemen dragen, Symbool van liefde en dank die in hun zieltje leeft! O hoe zij uitzien of het uur nog niet komt dagen Dat gij van de aarde naar hun open armpjes zweeft! Zij lazen in uw blik zoo menig, menigmalen Hoe 't grootst geluk op aard 't geluk is van een kind; En hoorden soms uw mond aandoenelijk verhalen Dat meest van allen God de kindekes bemint! Ach, doet hun henengaan dan tranen u ontvlieten, En bloedt uw moederhart van bittre scheidenspijn, Wees, moeder, toch getroost: indien ze u vroeg verlieten, 't Was om in eeuwigheid een kind te kunnen zijn! G. Jonckbloet. Vorige Volgende