De Belgische Illustratie. Jaargang 13
(1880-1881)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 380]
| |
schillende bouwmeesters en van verschillende eeuwen. Aan de verfraaiing van dit paleis, in 1564 door Catharina de Medicis begonnen, hebben bijna alle latere vorsten mede gearbeid. De drie kolossale vleugels, door het aangrenzend paleis du Louvre ingesloten, vormden hiermede eene uitgestrekte binnenplaats, de place du Caroussel geheeten, naar de feestspelen, welke Lodewijk XIV er liet uitvoeren. Vooral Napoleon I, die hier gaarne revue over zijne troepen hield, heeft veel tot den in- en uitwendigen luister der Tuilerieën bijgedragen.
eene beerenfamilie in de berlijnsche diergaarde.
In één nacht zou dit ontzagwekkend gevaarte in de vlammen opgaan; zoo had het de Commune besloten. Doch deze uitkomst was niet dan door veel en vlug arbeiden te verkrijgen. De snel ontbrandbare vloeistoffen moesten kwistig worden uitgegoten over de muren, om het vernielend element van zaal tot zaal, van vleugel tot vleugel, sneller voortgang te verschaffen. De goede wil om deze taak uit te voeren ontbrak niet, en gedienstige handen waren er in overvloed. Victor Benot, Boudin en nog een derde bandiet werden met de uitvoering belast. Ieder dezer opperbrandmeesters koos een tiental mannen uit de gefedereerd en, en de arbeid nam een aanvang. Met teer en petroleum gewapend, doorliepen zij de talrijke galerijen en zalen. Behangsels en gordijnen werden zorgvuldig met deze vloeistoffen bestreken. Het theater en de oude kapel van | |
[pagina 381]
| |
het paleis kregen ook hunne beurt. Vooral het lichte hout- en papierwerk der tooneel-machinen en het orgel en het altaar der kapel zouden den vlammen een gemakkelijk te verteren voedsel geven.
het toilet.
In de groote vestibule, bij de escalier d'honneur en de salle des Maréchaux werden drie vaten met buskruit neêrgezet. De andere sloeg men open, en strooide met schoppen den inhoud over de vloeren der zalen. Het is werkelijk een wonder, dat die deugnieten zelf niet in de lucht gesprongen zijn, dewijl zij dit werk zoo roekeloos uitvoerden. Vaten petroleum werden stuk geslagen, en de inhoud liep vrijelijk over trappen en gangen. Nog werden eenige tonnen terpentijn leeg gegoten in die zalen, waar het geconfisqueerde ameublement van den president Thiers lag opgestapeld. Als ijverige plichtbetrachters liepen Benot en Boudin rond, den ijver hunner werklieden prijzende, en hier en daar nog wat aanwijzende en helpende, waar dit noodig bleek. Het was intusschen nacht geworden; vier uren waren er aan deze voorbereidende werkzaamheden besteed; want de appartementen waren talrijk in de Tuilerieën. Het plan, dat men nu volgen ging, was zeer eenvoudig. Aan de uiteinden der twee vleugels en aan de hoeken van het hoofdgebouw zou men den brand het eerst ontsteken; de vlammen zouden dan van weerszijden elkander te gemoet komen, en de ontploffing van | |
[pagina 382]
| |
het middelste gedeelte, de salle des Maréchaux, zon de algeheele vernieling van het paleis voltooien. Mannen, gewapend met lange stokken, aan welker uiteinde eene brandende pit was vastgehecht, begonnen nu het gebouw in alle richtingen te doorkruisen. De eerste vlammen stegen op uit het Pavillon de Flore, dat den uitersten hoek vormde aan de rechterzijde van het front, en juist tegenover de Pont Royal gelegen was. Het knetteren der vlammen, het gerinkel der springende glasruiten, de rook en de walm verschrikten de geëmployeerden, die als trouwe dienaren der vroegere meesters, hun post nog niet hadden verlaten, en nog in het gebouw aanwezig waren. Nog altijd hadden zij de hoop gevoed, dat de tijdige aankomst van het leger de verwoesting van het paleis voorkomen zou. Bij de helle flikkering der eerste vlammen ging er een algemeene kreet van ontzetting uit die lieden op. Zij stormen naar de hoofddeur, om een anders wissen dood te ontvluchten; doch vreeselijk is hunne ontsteltenis: de gefedereerden staan daar met gekruiste bajonetten, en verbieden den doorgang aan ieder, die het wachtwoord niet kent. Zij kennen dat woord niet; de vrees van levend te worden verbrand teekent zich op het gelaat dier ongelukkigen; elk oogenblik kan hun dood veroorzaken, want zij hebben in de verschillende zalen de ontplofbare stoffen gezien, die het geheele gebouw in de lucht kunnen werpen; wanhoopskreten, smeekingen en bedreigingen, niets baat hun; de soldaten der Commune zijn doof voor dit alles, en lachen met hunne doodelijke ontsteltenis. Eindelijk toch worden zij verlost; een officier verschijnt, en gebiedt zijn mannen die lieden door te laten: haastig vluchten zij weg, en sidderend van angst durven zij zelfs geen blik werpen op het toneel, dat het uitgestrekt paleis nu aanbood. Op verschillende punten waren de vlammen uitgebroken. Van buiten lekten zij de muren, en kropen voort van venster tot venster, van binnen golfde de vuurzee van zaal tot zaal, en telkens, als de stroomen petroleum nieuw voedsel gaven, sloeg de brand verwoed naar buiten, en verhief zich de vuurgloed ver boven de hooge daken. Herhaalde ontploffingen onderbraken het vreeselijk geweld der vlammen, die als van vermoeienis zuchtten en loeiden; dan werden brandende planken, als schitterende vuurpijlen hoog in de lucht geslingerd, dan kraakten de balken en stortten de muren met donderend geraas ineen. Geheel Parijs was door den gloed verlicht. Aan de overzijde der Seine waren duizenden toeschouwers samengevloeid. De breede waterspiegel weerkaatste de vlammen, en scheen den ontzettenden omvang van den brand als te verdubbelen. Langen tijd duurde dit vreeselijk, doch grootsche schouwspel. Op eenigen afstand van het gebouw stond Bergeret, van zijne vrienden omgeven. Van voldoening wreef hij zich de handen; met wellust zag hij dat toneel van verwoesting aan. Het was een heerlijke nacht voor de mannen der Commune. Het knetteren der vlammen klonk hun als de heerlijkste muziek in de ooren, en de gedachte aan de vernieling van dat ‘vorstenhol’ bracht hen in verrukking. Een officier nadert generaal Bergeret, en noodigt hem vriendelijk uit met de vrienden een eenvoudig souper te gaan gebruiken, dat hij had doen gereed maken ergens in de nabijheid, van waar men een goed gezicht op den brand had. Dra zitten de vrienden aan den welvoorzienen disch; de arbeid had hun honger en dorst gegeven. De eene vleeschschotel verdwijnt na den anderen. Zij drinken en klinken op den ondergang van alle koningen. op het welzijn der algemeene republiek, en zoo hoog stijgt hunne vervoering, dat Bergeret eindelijk tot de vaste overtuiging komt en beweert, dat hij met zijne gezellen de waardigste vertegenwoordigers zijn der ‘grande nation,’ en de eenige erfgenamen ‘der reuzen van 93.’ Na het souper stelt de generaal voor, op het terras der Tuilerieën een sigaar te gaan rooken om dan nog beter het ‘prachtig vuurwerk’ te genieten. Er gingen allerlei bon mots en kwinkslagen onder de vrienden rond: ‘Daar brandde nu het nest, de vogel zou er nooit meer op komen.’ Een ander vond, dat nooit eene illuminatie aan het hof zoo schitterend was geweest als deze. Een derde vergeleek vleiende den generaal Bergeret met Nero, en vond dat deze laatste wel gelijk had toen hij Rome liet in brand steken; want grooter genot dan zulk een vuurwerk was niet uit te denken. Het was omstreeks kwart over eenen. Op dit oogenblik vloog de groote koepel boven de salle des Maréchaux, door de ontploffing van de vaten buskruit opgeheven, met donderend geweld eenige voeten in de lucht. Stukken vuur vliegen naar alle zijden in het rond, en werpen de glinsterende vonken verre over de stad. Tegelijk stort het machtig gevaarte weêr neêr in den vuurgloed, waar de vlammen in allerlei prachtige kleuren uit opstijgen. Voor een oogenblik staan de tallooze toeschouwers als van schrik aan den grond genageld; maar de Parijzenaar verloochent zijn karakter nooit; door het buitengewoon grootsche van het schouwspel aangegrepen, klapt de menigte van voldoening in de handen onder den kreet van: ‘Leve de Commune!’ Bergeret herhaalde het in verrukking: ‘Leve de Commune!’ Tegen den morgen was van de Tuilerieën nog slechts een smeulende puinhoop over. De generaal had zijn taak volbracht. Hij meende nu genoeg voor de Commune gedaan te hebben, vertrok, en deed niet meer van zich hooren. Wij weten alleen van hem dat hij zich in de volgende dagen schuil wist te houden, dat hij op een gunstig oogenblik naar België ontsnapte, later naar Amerika overgestoken en bij verstek veroordeeld is.
(Wordt vervolgd.) |
|