Nuttige wenken en opmerkingen over land- en tuinbouw.
Groenteteelt.
Geen planten koopen, maor zaad. II. In mijn vorig artikel over dit onderwerp, opgenomen in nummer 40 van de Illustratie, zegde ik aan het slot, dat ik overtuigend hoopte te bewijzen dat het koopen van groenteplanten minder verkieselijk is dan het koopen van groentezaad. Ik wil trachten die bewering thans te staven, die bewijzen te leveren.
Vooreerst wijs ik dan op het groote verschil dat er in de meeste gevallen zal blijken te bestaan tusschen de grondsoorten, waarop de planten uit zaad zijn gewonnen en die waarop ze later zullen moeten doorgroeien. Ik zal mij duidelijker uitdrukken; want velen begrijpen misschien den zin dezer woorden niet. Gij zijt dan eigenaar of huurder van een hof, lezer, die geheel bestaat uit lichten zandgrond en die tamelijk van mist is voorzien. Het is uwe gewoonte steeds groenteplanten te koopen bij de hoveniers in uwen omtrek, die planten voor den verkoop kweeken. Ik neem nu vooreerst eens aan, dat gij bij die hoveniers persoonlijk uwe planten gaat plukken - zoo als in eenige streken de gewoonte is - en dat gij krachtige, gezonde planten goedkoop plukken kunt. Gij weet echter zoo goed als ik, lezer, dat de hoven der hoveniers door herhaalde zware bemistingen zoo overvloedig van plantenvoedsel voorzien zijn, dat alles, wat zij er op zaaien, dadelijk goed is opgeschoten. Zie maar eens in het vroege voorjaar, als die hoven worden omgespit, hoe zwart en vettig de aarde er uitziet Lijkt wel of ze uit vergane miststoffen bestaat en toch bij elke spitting ontvangt elk bed weder eene ruime bemisting van goede mistsoorten. Let vervolgens maar eens op, als wij verder in de lente komen of tot den zomer genaderd zijn, hoe welig bijv, spinazie, raapstelen en dunsel in die hoven groeien en hoe spoedig een krop salaad, eene radijs, eene bloemkool voor den verkoop geschikt zijn. Men ziet die planten als het ware grooter worden; onafgebroken groeien zij door, zoo 't weder maar eenigzins meêvalt.
de houtbereidingsmachine van rené
Ook de groenteplanten, door den hovenier voor den handel gezaaid, deelen in die algemeene snelheid van wasdom. Dank zij den vruchtbaren grond, wassen zij malsch op en staan op het oogenblik, dat gij ze komt plukken, in volle kracht te velde. Maar nu komt er een keerpunt in haar leven. Gij plant die planten in uwen zandigen, in vergelijking met den hoveniershof, schralen grond. Gij neemt ze van den rijken disch weg en plaatst ze aan eene tafel, waar - altijd vergelijkender wijs gesproken - schraalhans keukenmeester was. Zij genoten tot dusverre het vette der aarde in letterlijken zin en zullen zich van nu af met het meer magere moeten zien te behelpen. Wat wonder dan ook dat de gekochte groenteplanten in den regel traag doorgroeien, lang kwijnen en niet zelden, zoo het weder tegenvalt, door gebrek aan het noodige voedsel sterven? ln een volgend artikel hierover meer.