[Nummer 41]
Voor mijnheer en mevrouw.
Bedienden, die langen tijd in een zelfde dienst geweest zijn, spreken dikwijls niet alleen van ‘onzen mijnheer’ en ‘onze mevrouw;’ maar ook van ‘ons huis, onzen hof en onze hooiende twee livreiknechts van onze plaat schijnen die - overigens zeer vergeeflijke - verwarring van het mijn en dijn nog verder uit te strekken; want zij zien er blijkbaar niets kwaads in, de geschenken, door de bewoners der aan het kasteel behoorende pachthoeve voor mijnheer en mevrouw gebracht, allergenadigst in ontvangst te nemen. Beiden hebben de pose, die hun heer bij het verleenen eener audiëntie aan zijn onderhoorigen aanneemt, goed afgeloerd, en weten de zelfde deftigheid en afdalende minzaamheid ten toon te spreiden als een prins op een Iever. De een heeft zich als een echt grand seigneur met over elkaar geslagen beenen in een armstoel neêrgevlijd, en tracht indruk te maken door een ernstig gelaat, terwijl de ander met bestudeerde losheid op den schoorsteenmantel leunt en door zijn fiere houding de bewondering der bezoeksters tracht af te dwingen.
voor mijnheer en mevrouw. naar g. caïn.
Of deze laatsten zich echter door het komediespel laten verschalken, zouden wij in ernst betwijfelen. De vrije oogopslag der eene en de ingehouden glimlach der andere pleiten te sterk voor het tegendeel.