III.
Mevrouw Van Egeren had het ontzettend nieuws vernomen. Half bewusteloos liet zij aan anderen de zorg over om voor alles te zorgen. Zij wilde van niets hooren, de slag, die haar midden van het zuiverste geluk trof, was zoo onverwacht, zoo verpletterend geweest, dat zij daaronder schier bezweek. Er hielpen thans nog geen troostredenen; niets dan rust had de dokter haar voorgeschreven, zelfs de tegenwoordigheid van den kleinen Frits scheen haar onverdraaglijk. Het knaapje werd verwaarloosd, en schreiend vroeg het telkens naar zijn vader en waarom moe ziek was.
Het lijk was onder een toeloop van nieuwsgierigen en belangstellenden naar de woning, die eens door den levenslustigen notaris bewoond werd, vervoerd.
De verontwaardiging der dorpelingen was algemeen; want notaris Van Egeren genoot de algemeene achting en vriendschap. De vraag, wie de moordenaar zijn kon, hield natuurlijk alle gemoederen bezig.
Een naam zweefde op aller tong; aan gene zijde van het dennenbosch stond eene armoedige woning, een hut, die bewoond werd door een slecht befaamde stroopersfamilie; het hoofd daarvan, in de wandeling Jan Haas genaamd, ofschoon zijn familienaam anders luidde, had juist de gevangenis verlaten, waar hij een jaar moest doorbrengen om voor zijn stroopersliefhebberij te boeten.
Een dochter van hem diende in het dorp en gedroeg zich zoo fatsoenlijk, dat men in haar onmogelijk een dochter van den beruchten Jan Haas kon herkennen.
De jenever dan ook was de oorzaak van Jans zedelijken val; vroeger had hij een nette boerderij gehad. Zijne eerste vrouw was een zeer net, flink meisje geweest, dat hem een aardigen bruidschat aanbracht.
Na eenige jaren echter was alles verteerd geweest; de arme vrouw stierf van verdriet en kon haar beide kinderen niets anders nalaten dan de herinnering aan haar werkzaam, maar te kort leven; Daatje nam zoo goed en kwaad ze kon de ontredderde huishouding van haar vader ter hand, maar toen deze met eene zeer arme vrouw uit eene soort van zigeunerfamilie hertrouwde, verliet zij de ouderlijke woning en vond een goeden dienst.
Haar broeder Herman zocht zijn geluk in de naaste stad en dank zijn vlijt was hij nu een gezeten timmerman, die reeds een vrij talrijk huishouden te zijnen laste had.
Van den vader hoorde men niet veel goeds meer, hij zonk dieper en dieper en trok zich eindelijk met zijne nieuwe vrouw in de boschhut terug.
Op hem vielen de verdenkingen en nog dienzelfden morgen werd hij onder luid gejouw en te midden eener van verontwaardiging sidderende menigte naar de gevangenis gebracht. Bewijsstukken zijner schuld vond men niet dan in een hoek zijner armoedige hut eenige bebloede lappen en een paar enveloppen, waarmee zijne jongste kinderen speelden, en waarop het adres stond van den baron.
Dit scheen genoeg, het stond bij iedereen vast, dat Jan Haas en niemand anders den notaris vermoord en het geld ergens in 't bosch kon verborgen hebben.
De dokter vooral, die vroeger al eens onaangenaamheden met den strooper had gehad, zeide met meer voortvarendheid dan doorzicht, dat deze alleen den moord op zijn geweten kon hebben. Daatje was bitter bedroefd, doch ook zij vreesde het ergste. De arme mevrouw Van Egeren, wier ouders overgekomen waren, bekommerde zich niet over het gerecht. Of Haas schuldig was, of niet, haar dierbaren Willem kon niemand meer het leven terugschenken.
Één gedachte hield allen echter bezig: waar was het paard van den notaris gebleven?
Men onderzocht de sporen, doch de regen, die kort na het vinden van 't lijk in stroomen neder viel, belette die te volgen.
Eenige dagen later vond men in een naburig grensdorp een doodgestoken paard.
Had Jan Haas dien dag, - want hij kwam eerst tegen den middag in zijne woning terug en wilde zijne afwezigheid niet uitleggen -, zijn schat over de grenzen gebracht en het paard toen doodgestoken, of had hij medeplichtigen?
Een lang proces moest deze punten ophelderen, doch de beschuldigde bewaarde een hardnekkig zwijgen.
‘Ben ik schuldig,’ zeide hij, ‘dan moet men mij straffen, ben ik het niet, zoo kan het gerecht mij toch voor mijn leven een vrije woning geven. Ik ken de gevangenis; als men er jenever had, zou ik er beter zijn dan in mijn krot.’
Deze woorden versterkten het vermoeden aan zijn schuld meer en meer; zelfs zijn zoon en dochter twijfelden er niet aan of hun vader had de vreeselijke misdaad bedreven.
Zoo werd dan na een lange, voorloopige gevangenis de zaak van Jan Haas behandeld en de bewijzen voor zijn schuld schenen zoo overtuigend, dat hij tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld werd.
Het was een zware slag voor zijne kinderen, de beide oudsten namelijk, - Daatje, die spoedig in 't huwelijk zou treden, zag zich door haar bruidegom verlaten; want zijn familie, die toch niet gaarne had, dat hij met de stroo persdochter verkeering hield, drong zoo sterk bij hem aan, dat hij het kind van een tuchthuisboef niet meer aan hen durfde opdringen.
De zoon verloor vele van zijne klanten, verhuisde naar een andere plaats, had veel schade in zijn affaire en ging hard achteruit. Wat vrouw Haas met hare kinderen betreft, deze verdwenen over de grenzen en men hoorde niet meer van hen spreken.
Mevrouw Van Egeren vertrok met haar kind naar hare ouders, diep bedroefd en met geschokte gezondheid, wel is waar, doch dank haar oprechte godsvrucht vrij kalm en onderworpen aan den wil Gods.
't Notarishuis werd door den nieuwen notaris betrokken en de erfgenamen van den baron lieten het kasteeltje sloopen.
Martha kreeg een legaat, waarmede zij slechts half tevreden was; ook de dokter en zijn vrouw zochten zoo spoedig ze konden een nieuwe woonplaats op, daar er te akelige herinneringen voor hen verbonden waren aan dit dorp, en zoo raakte de moord, op den armen notaris gepleegd, langzamerhand in het rijk der legende.
Menigeen was bang, wanneer het donker werd, door het dennenbosch te gaan; er gingen zelfs praatjes rond dat men daar 's middernachts spookachtige gestalten had zien dwalen.
Doch de jaren gingen er over heen, en brachten nieuwe zorgen, nieuwe belangen, nieuwe onderwerpen voor dorpspraatjes aan, en wie dacht vijf en twintig jaren na het gebeurde nog aan den zoo wreed gestoorden verjaardag van Fritsje?
(Wordt vervolgd.)