De wederwaardigheden van kapitein Boycott.
De oude veemgerichten der Middeleeuwen, waarvan alleen fantastische ridderromans nog de herinnering levendig hielden, schijnen thans in Ierland weêr te herleven in den vorm van de geheime rechtbanken der Landleague, die, onder voorwendsel van den wil van het iersche volk uit te voeren, dit volk eene bijna even harde dwingelandij oplegt, als het van den ‘landlord met den ijzeren hiel’ te verduren heeft. Niemand weet waar dit schrikbewind zijn zetel gevestigd heeft; want dat dit het Land League Committee te Dublin zou zijn, wordt sterk betwijfeld. Dat de geheimzinnige tribunaal echter bestaat, ondervinden zoowel de pachters, die bedreigd, als de landlords, die geboycotteerd worden.
Boycotteeren is misschien wel het nieuwste woord, dat in den laatsten tijd geboren is; het kan nauwelijks een paar maanden, oud zijn, maar de snelheid, waarmeê dit nieuwe woord in de cosmopolitische taal der dagbladen het burgerrecht verkregen heeft, is niet zonder beteekenis: ze getuigt van het herhaalde voorkomen van het verschijnsel, door het woord boycotteeren aangeduid.
Ieder kent den oorsprong van het engelsche woord boycotting, dat bestemd is om den naam van kapitein Boycott tot in het verste nageslacht te vereeuwigen. Kapitein Boycott was, zoo als men weet, het eerste slachtoffer van het dwangstelsel, dat de League op aanhoudend ruimer schaal toepast. Toch was Boycott geen landlord; hij heeft zich den haat der ontevredenen alleen op den hals gehaald door te handelen voor rekening van den grondeigenaar lord Erne, wiens agent hij is. Wèl moet hij het erg verdorven hebben, althans in de oogen der Ieren, daar dezen niets meer of minder besloten hadden, dan den man met zijn geheele gezin te laten doodhongeren. De misnoegde veldarbeiders, werklieden, knechten en schaapherders staakten, door de League gesteund, al den arbeid op de uitgestrekte hoeve van Boycott te Lough-Mark, en zij die nog genegen waren iets voor hem te verrichten, werden daarin door de bedreigingen der League of van landbouwers, die deel van dat genootschap uitmaakten, met geweld verhinderd.
Al de gewassen, die op de hoeve te veld stonden, hadden dus hunne waarde voor den eigenaar verloren, daar niemand van zins was, door ze te oogsten, zich zelven aan levensgevaar bloot te stellen. Op de talrijke bunders aardappelland lagen de aardappelen letterlijk te verrotten. Ook van de overige vruchten kon niets binnen gehaald worden, en kapitein Boycott, die meer dan 5000 pond sterling in zijne hoeve gestoken had, werd met volslagen ondergang bedreigd. Daarenboven werd zijne woning onophoudelijk door zijne vijanden belegerd, zoo dat hij zich niet daarbuiten vertoonen kon, zonder dat van alle kanten geweren op hem gericht werden. Levensmiddelen waren nergens voor hem te bekomen. Niemand van degenen, die hem vroeger geleverd hadden, durfde hem de minste levensbehoefte meer bezorgen. Daar er te Lough-Mark geen brood voor hem te bekomen was, poogde hij het zich te Ballinrobe te verschaffen; maar ook daar waagde het niemand hem brood te leveren, zoo dat hij genoodzaakt was het uit Galway te ontbieden. Wat hem vandaar door tusschenkomst van een lid zijner familie gegeven werd, kon hij nog slechts ontvangen, wanneer de policie zelve het hem thuis bracht; want wanneer het aan andere boden toevertrouwd werd, zagen deze zich op den openbaren weg aangevallen en van al de levensmiddelen, die zij bij zich droegen, beroofd. Even zoo ging het met brieven en andere zaken, die Boycott per post gezonden werden; weldra zag de administratie der posterij en der telegra phie zich genoodzaakt hem te melden, dat zij niets meer aan zijn adres kon bestellen, uit vrees van de boden in gevaar te brengen.
De overheid bleek machteloos om aan dien onhoudbaren toestand een einde te maken en drie weken lang verkeerde kapitein Boycott met zijn gezin in aanhoudenden doodsangst. Van alle zijden belegerd, van levensmiddelen beroofd, van de gemeenschap met de buitenwereld afgesloten, zag hij niets anders dan hongerdood voor oogen, wanneer hij niet onder het wapen van een sluipmoordenaar viel, iets dat volstrekt niet onwaarschijnlijk was.
Eindelijk kwam eene militaire expeditie uit Ulster met een vijftigtal personen, die vrijwillig aangeboden hadden den oogst van kapitein Boycott binnen te balen, hem uit dien moeielijken toestand verlossen. Slechts met groote moeite konden de soldaten door de vijandelijke menigte heendringen, die van alle zijden het kasteel insloot en die dichter werd naarmate zij het woonhuis naderden. In de laan gekomen, die naar het kasteel leidde, gingen de officieren, die over het geleide bevel voerden, de kommandant der brigade van Ulster en de magistraten van het dorp, die daar de redders hadden afgewacht, vooruit naar het gebouw, waar kapitein Boycott hen aan de deur te gemoet kwam, met een geweer met dubbelen loop gewapend. Zijne vrouw, zijne dochter en zijne vrienden, die even als hij van top tot teen gewapend waren, vergezelden hem.
Men kan zich voorstellen met welke vreugde de redders ontvangen werden. Na de gebruikelijke plichtplegingen trokken de leden der expeditie weêr terug naar de tenten, die door de troepen, welke de beide vorige nachten onder de muren van het kasteel overnacht hadden, waren opgeslagen. Uit vrees van hetzelfde lot als kapitein Boycott te moeten ondergaan, hadden zij de hand gelegd op alle levensmiddelen, die zij op hun weg gevonden hadden, zoo als eenden, kiekens en kalkoenen, terwijl zij de takken der boomen tot brandhout bezigden. Zij hadden namelijk niet gedacht, dat het beleg reeds zulke schrikbarende verhoudingen had aangenomen, en hadden zich derhalve niet in genoegzame mate van proviand voorzien. Het scheelde dan ook maar weinig, of zoowel de officieren als de soldaten hadden niets te eten gehad.
Na eene poos rust genomen en den inwendigen mensch versterkt te hebben, zette men zich aan het werk om de te veld staande aardappelen te rooien. Onder bedekking der militairen en door de soldaten geholpen, gelukte het den vrienden van kapitein Boycott dien moeielijken arbeid binnen zeventien dagen ten einde te brengen. Onze eerste gravure geeft een denkbeeld van het tooneel dat deze door de gewapende macht beschermde landelijke bezigheid opleverde. Zij stelt de hoeve van kapitein Boycott voor, op het oogenblik dat de arbeiders aan het schaften zijn. Hoewel die vrijwilligers niets te vreezen hadden, daar de militairen, die hun kamp op de hoeve hadden opgeslagen, hen voor allen aanval vrijwaarden, moesten zij toch veel vermoeienis, koude en nattigheid uitstaan; doch voortdurend bleef de voortreffelijkste geest onder hen heerschen.
Vrijdag 26 november waren de aardappelen gerooid, het koren was binnen gehaald en gcdorscht, in één woord, het werk was afgeloopen en daags daarna verlieten de arbeiders zoo wel als hunne beschermers onder luide dankbetuigingen, handdrukken en zegevierend gezang de hoeve. Kapitein Boycott las hun een formeel dankadres voor, en gaf onder de toejuichingen der aanwezigen elk zijner helpers op het hartelijkst de hand. De tocht naar Ballinrobe ging thans zon der hindernissen, daar de bevolking den stoet ongehinderd liet voorbij gaan en bij het aanbreken van den volgenden dag, nog voor de bevolking der stad op de been was, bevond de stoet zich reeds weêr op weg naar Claremorris.
Zonder ander ongeval dan het vallen van een paard kwam de expeditie in laatst genoemde plaats aan, van waar de verschillende arbeiders allen onder geleide naar hunne woning teruggebracht werden. Nog voor de stoet Claremorris bereikt had, was kapitein Boycott de expeditie onder een militair geleide achterop gekomen. Onze tweede gravure toont aan op welke manier hij die reis gemaakt heeft. Hij was met de zijnen in een wagen gezeten en voerde een geliefkoosde papegaai, die hij aan het gevaar wilde onttrekken van ook geboycotteerd te worden, met zich meê. Onder algemeene toejuichingen werd hij door de expeditie ontvangen en opnieuw drukte hij zoo wel den arbeiders als den soldaten de hand.
Kapitein Boycott reisde per spoortrein naar Dublin, waar hij eenige dagen in een logement vertoefde, om zich vervolgens naar Engeland in te schepen, waar hij eindelijk na zoo veel wederwaardigheden rust kon vinden. Kwamen hij en zijn gezin er aldus zonder kleerscheuren af, en werden er ook voor zijne tarwe, zijn haver, zijne aardappelen en verdere veldvruchten, die behouden te Dublin aankwamen, hooge prijzen betaald, de boycotting zal hem toch lang heugen; want de groote verliezen, die hij geleden heeft, hebben den man tot een bijna volslagen ondergang gebracht.
Zoo als de lezer weet, is het geval van kapitein Boycott niet het eenige van dien aard, dat in de laatste dagen in Ierland heeft plaats gehad. Nog aanhoudend worden verschillende grondeigenaars geboycotteerd, en het is te hopen dat het engelsche gouvernement weldra door afdoende maatregelen aan die vreeselijke beweging een einde maakt.